Nr. 19 september - oktober 2006

Redactioneel: Creatief met kindjes

Maatschappelijk relevante kunst, hoe doe je dat? Volstaat het om een paar linkse slogans elegant te verpakken in wat esthetica, of mag er ook een scherper kantje aan zitten? Doorgaans houden we wel van scherpe kantjes. Het gewaagde, gedurfde of bijna obscene is net niet grof, maar toch een beetje, en kan altijd rekenen op applaus. Alleen blijft het wat zure gevoel dat we vooral onszelf feliciterend op de schouder hebben geklopt: weer een rondje superieure ironie voor ruimdenkend links. Maar wat als kunst zich nu eens echt in een moreel wespennest waagde?

 

De wereld als weiland

Het oeuvre van Henry James staat er bol van: naïeve Amerikanen die aan het gewiekste cynisme van de Europeanen ten onder gaan. Als er ooit weer een van James' boeken verfilmd wordt, is de jonge Amerikaanse componist Michael Torke de ideale kandidaat voor de soundtrack. In Torkes Strawberry Fields (een opera in één akte, red.) is de hoofdrol bijvoorbeeld weggelegd voor een demente oude vrouw en een wereldvreemde student die samen van de muziek van Verdi en John Lennon genieten. Torkes stukken stralen een blijmoedig optimisme uit dat in de serieuze muziekpers dikwijls verward wordt met oppervlakkigheid. Hoewel hij wel degelijk een aantal belangrijke voorbeelden uit de muziekgeschiedenis kent en gebruikt, heeft heel veel (vooral Europese) klassieke muziek op zijn werk geen enkele invloed uitgeoefend.

De kunst om nee te zeggen

Aangezien ik tot op heden mijn bezwaren tegen de huidige Vlaamse cultuurpolitiek slechts zeer rudimentair kon uiten in columns en polemieken, zou ik in deze tekst graag uitgebreider mijn opvattingen weergeven. Columns, satire, polemiek behoren allemaal tot het geëigende wapentuig van een beschaafde pennen- en opiniestrijd, maar op zich volstaan ze niet. Ik poog hier verder in te gaan op wat ik elders met andere stijlmiddelen en in andere registers heb geopperd. In deze tekst sta ik driemaal aan de rand van het graf waarin onze democratie wordt neergelaten, een graf waarin ze kunst en cultuur dreigt mee te zuigen, maar ik sta er ook met de vurige hoop, en vooral de dwingende vraag dat een ware democratie en een ware kunstenpolitiek uit die groeve mogen opstaan.

 

I like art, you like art, we all like art

De vraag 'Ken ik u niet van ergens?' kent iedereen wel van ergens. Het is een van de meest banale vragen die een mens tijdens het verleidingsspel kan stellen. Origineel is anders. En laat het nu net die vraag zijn die met veel te grote regelmaat in ons beiden opkomt als we - graag verleid door kunst - naar veel jonge, hedendaagse beeldende kunst kijken. En dat terwijl in de kunstwereld het criterium 'originaliteit' in al zijn vormen tegenwoordig als een van de belangrijkste richtsnoeren lijkt te gelden. Logisch is anders.

 

Liefde, business as usual

Op een landerige middag in april lag ik suffend in de sofa wat doelloos voor me uit te zappen, toen mijn aandacht getrokken werd door The Oprah Winfrey Show op vijfTV. Ik belandde midden in een gesprek dat Oprah had met de Britse popzanger James Blunt. Ze had hem net gevraagd wat het verhaal was achter zijn wereldhit 'Beautiful'. Opvallend openhartig vertelde hij hoe hij in de metro van Londen zijn ex-liefje na lange tijd toevallig had teruggezien. Ze was vergezeld door haar nieuwe vriend. James is toen niet op haar afgestapt, en zij niet op hem, en ze hebben dus geen woord tegen elkaar gezegd. Maar hun blikken hebben elkaar wel gekruist, even, heel even maar, maar voor zijn gevoel leek het alsof dat moment een leven ('a lifetime') had geduurd. Hij was er helemaal kapot van, maar - zoals hij zingt in het bewuste lied - hij bedacht een plan: zij was en bleef echt beautiful, en dat was true.

De brolboetiek van de kunstkritiek

Sinds de late jaren 1960 hebben de kunst en de kunstkritiek ernstige pogingen ondernomen om zichzelf volkomen overbodig te maken. Aan Camiel van Winkel komt de twijfelachtige eer toe dat hij daar met zijn boek Het primaat van de zichtbaarheid (2005) ook echt in is geslaagd. Ik heb zelden een boek gelezen dat zo lukraak met interpretaties goochelt of kennisgebieden door elkaar haspelt zonder zich te bezinnen over zoiets banaals als methodologie. Het is onmogelijk om alle uitschuivers in dit boek aan de kaak te stellen, maar in wat volgt, wil ik duidelijk maken hoe Van Winkel probeert om de kunsttheorie te hervormen zonder coherente premissen te formuleren of zijn begrippen te definiëren. Daarbij gaat hij geregeld zwaar uit de bocht. Het meest tragische is echter de vaststelling dat Van Winkel nergens blijk geeft van enige voeling met beelden, wat natuurlijk een beetje sneu is voor een kunsthistoricus.

 

Karate kid

Foute films zijn leuk omdat ze fout zijn. Vaak zijn het net die films die, als je ze op het juiste moment in je leven te zien krijgt, het meeste indruk op je maken. Zo'n film was voor mij The Karate Kid.

 

Spelen met jezelf

Een kamer in een houten chalet. Twee grote ramen kijken uit op een ondergesneeuwde, Amerikaanse voorstad. Het is ochtend. Links in beeld staat een knaap die zich uitrekt. Ik schat hem een jaar of zeventien. Romeins blond kopje. Zijn witte slip hangt op zijn knieën. Hij heeft witte sokjes aan en draagt een mouwloos wit lijfje dat tot boven zijn buik is opgetrokken. Tussen zijn gladgeschoren piemel en de rand van zijn lijfje bulkt een dikke, zwangere buik. De titel van de foto is Pregnant (2001) en het is het eerste werk van Anthony Goicolea (°1971) dat ik ooit heb gezien. Goicolea is een van de opmerkelijkste figuren in de jonge, Amerikaanse kunst. Zijn universum is een fabelwereld waar dankzij de digitale technologie alles mogelijk wordt. Goicolea gebruikt de magie van de pixels om alledaagse taferelen een bizarre draai te geven die de verbeelding en het libido tart. Het resultaat is tegelijk beklemmend en sexy. Maar voor wie meer achter de mooie plaatjes zoekt, is zijn werk ook een aanzet voor een reflectie over gender-constructies en de steriliteit van een cultuur waar DNA niet langer een noodlot is.

 

Een geschiedenis van de toekomst

Afgelopen lente ging de documentaire Technocalyps van regisseur Frank Theys in première. Daarin worden een aantal toekomstscenario's uitgetekend die zo uit sciencefictionliteratuur geplukt lijken te zijn - maar die door de protagonisten als een nuchtere versie van onze huidige kennis worden gepresenteerd. De ambitieuze documentaire wil op die manier tonen wat de impact zal zijn van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen op hoe we ons menszijn kunnen begrijpen. Maar het blijkt vooral interessant om na te gaan wat ze daarbij niet toont.

 

Dromen als een Turk

Jonge Turk (2005), de jongste roman van de Joods-Turkse schrijver Moris Farhi, is een van de meest verhelderende boeken die ik in de afgelopen jaren heb gelezen. Verhelderend, omdat het een massa informatie bevat over de recente geschiedenis van Turkije, maar vooral omdat die informatie anders is dan wat ik tot nu toe over het thuisland te horen kreeg. Op haast elke bladzijde lees ik iets nieuws. Zo was mij maar weinig verteld over het ideologische begrip 'de ware Turk', waarmee Farhi uitvoerig de traditie van pluralisme, multiculturalisme, vrijheid en solidariteit aanduidt die het post-Ottomaanse, moderne Turkije van zijn jeugd kenmerkte. Het was een Turkije waarin moslims, christenen, joden, Koerden en Armeniërs samenleefden in een goed geolied maatschappelijk systeem. Evenmin had ik gehoord van de ware Turk die andere culturen en religies omhelsde en diversiteit als een verrijking beschouwde. Integendeel.

 

Hoe subversief is ironie?

Op het verwijt dat zijn Flodder-films vooral plat vermaak afleverden, zei regisseur Dick Maas dat de mensen voor boodschappen maar naar de supermarkt moesten. Maas maakte daarmee een radicale splitsing tussen onbekommerd genot en een diepere morele of ideologische lading. Maar zelfs een louter amusante film bevat natuurlijk een (politieke) boodschap: die van totale vrijblijvendheid. Omgekeerd zijn ironische films of televisiereeksen met een politiek thema vaak veel minder subversief dan ze zich voordoen. Nee, dan liever het werk van de Amerikaanse regisseur Todd Solondz. Die maakt zijn 'moraal van het verhaal' zo diffuus dat zijn ironie begint te snijden.

 

De valkuilen van het menszijn: dr. Phil

Dr. Phil leerde ik kennen op vijfTV, een zender met een vrouwelijk profiel, gespecialiseerd in uitzendingen die licht zijn als popcorn. Ze dragen namen als Modenieuws, De dingen des levens, Showbizz mama's, stuk voor stuk tetterprogramma's die ik bekijk met een afstandelijke fascinatie ('waar blijven ze het halen?'). Maar Dr. Phil is andere koek. Bij hem is mijn fascinatie gemeend. Voor wie Phil McGraw niet kent: hij is een kloek gebouwde, met een Texaans accent sprekende psychotherapeut, die in de tv-studio, met publiek in de zaal, mensen ontvangt met een relatieprobleem: ouders en kinderen, soms verloofden, heel vaak echtelieden.

Een nauwelijks te horen 'Poef'

Door het horloze raam van mijn woning vliegen vliegen naar binnen. Eén exemplaar landde zojuist op pagina 27 van de dichtbundel De voorbode van iets groots van Dirk van Bastelaere. Ik plaatste mijn hand onder de voorflap en klapte het boekje met een katachtige beweging dicht. De 26 pagina's plus flap deden juist genoeg om de vlieg te blesseren, ze lag ondersteboven op de keukentafel en spartelde. Een broeder landde en nam de schade op. Ik joeg hem weg en plaatste een glas Ricard op de veroordeelde. Bracht het stoffelijk overschot over naar de WC en spoelde door. Ik voelde me niet beter dan ervoor en ook niet werkelijk slechter. Voor een zoveelste maal herlas ik het gedicht op pagina 27.

 

Grizzly Man

De trouwe fan die de carrière van Werner Herzog (°1942) op de voet volgt, kent de regisseur inmiddels bijna even goed als zijn personages. De laatste jaren draaide de eigengereide Duitser voornamelijk documentaires waarin hij zelf het woord neemt en in beeld komt. Hij speelde zichzelf in de 'mockumentary' Incident at Loch Ness (Zak Penn, 2004) en was onze gids in Mein liebster Feind (1999), het portret van zijn muze én nagel aan zijn doodskist, de Poolse acteur Klaus Kinski. Herzog wil dat we hem leren kennen, of tenminste het beeld dat hij van zichzelf ophangt. Grizzly Man (2005), zijn laatste wapenfeit, werkt niet enkel op het niveau van de documentaire, het is evengoed een nieuwe stap in de artistieke autobiografie van Werner Herzog. Het is meteen ook een 'return to form' van een bijna opgegeven oude rot in het vak.

 

Platonov Nach Perceval