Een nauwelijks te horen 'Poef'

Door het horloze raam van mijn woning vliegen vliegen naar binnen. Eén exemplaar landde zojuist op pagina 27 van de dichtbundel De voorbode van iets groots van Dirk van Bastelaere. Ik plaatste mijn hand onder de voorflap en klapte het boekje met een katachtige beweging dicht. De 26 pagina's plus flap deden juist genoeg om de vlieg te blesseren, ze lag ondersteboven op de keukentafel en spartelde. Een broeder landde en nam de schade op. Ik joeg hem weg en plaatste een glas Ricard op de veroordeelde. Bracht het stoffelijk overschot over naar de WC en spoelde door. Ik voelde me niet beter dan ervoor en ook niet werkelijk slechter. Voor een zoveelste maal herlas ik het gedicht op pagina 27.

Bijna
te vroeg, te laat
maar vooralsnog
wordt het licht
de vlakte, door maanden droogte geteisterd
stadsbrand in de buitenwijken
van Sydney terwijl iemand op center court
zijn enkel blesseert
ze drukt het flesje ijskoude Schweppes tegen haar wang
aan, dat dansje is onge
-hihi- bruikelijk
het moest
ervan komen, nu eenmaal, zodat
het er eindelijk van
kwam of niet soms
innemende klootzak
die je bent,
Het komt op ons neer,
zoek de kust op,
vlucht
Ik dacht het al
-maar wat staat daartegenover?

Deze tekst maakt onderdeel uit van de cyclus 'Zapruder stress', waarin allereerst een gebrek aan empathie bij het zien van bijvoorbeeld een aardbeving in Japan lijkt te worden weergegeven ('Soms zie ik een enorme modderstroom en ik denk: / tijd om te gaan.'), niet door luid wenend dat haperende inlevingsvermogen te beschrijven maar door als tijdens een avondje barbecueën om de hete brij heen te draaien en het te hebben over een potje tennis. Maar snel daarna wordt duidelijk dat het niet gaat over engagement of het gebrek eraan. Het is een collage van gewilde en ongewilde ingevingen. Het is een 'sample-exercitie'. Spreekt iemand elders in de cyclus de regel 'Aardige fotocollectie van Pol Pot' uit, dan wordt die schim van maatschappelijke invoeling onmiddellijk tenietgedaan door een gapend 'Zei je wat?' Overweegt iemand een bestaan in de Canadese bossen ('Is woudvlucht nog mogelijk?'), dan tart de spelbreker vermoeid (en dus tussen haakjes) met een verwijzing naar de tv-zender '(National Geographic)'.

Ik voel me na het lezen van bovenvermeld gedicht precies zo als na het ruimen van de vlieg. Neutraal. Niet. Ik heb drieëntachtig woorden op een rij tot me genomen. Een gedicht met een taalgrapje ('onge / -hihi- bruikelijk' en 'daartegenover' in plaats van daar tegenover), een naam van nu (Schweppes), een schoorvoetend schelden ('innemende klootzak'), en verder is dat het dan wel weer. Er staat geen woord te veel in en er staat eigenlijk ook geen woord te weinig in. Het is af, maar veel is het niet. Het lijkt gewannabe, een kunststukje, een parodie op een parodie en verder.

De sonnetten in Joost Zwagermans vorig jaar verschenen dichtbundel Roeshoofd hemelt ('terwijl de staf de handen in onschuld wast / ontvlucht ik de omheining van het sonnet / deze strohalm klampt zich in rijm aan mij vast') zijn voortdurend door vormfetisjisten bekritiseerd omdat ze slecht zouden lopen, terwijl juist dat haperend metrum de waanzin van het krankenhuis ten top uitdrukt. Het sonnet wordt een dwangbuis van de dichter, de dichter gebruikt de versvorm als tool om het krankenhuis weer te geven. En geeft er en passant de aloude sonnetkunst van langs.
Misschien drukken de hopeloze non-regels in 'Zapruder stress' ('een afgekondigd hiernamaals, wat een giller, / vernielde muren, de negen, aardbeien opengesmeerd, tot / vandaag een staketsel, gladgeschaafd, veengrond naar veen- / grond, de mobiele stad, flitsluchten' … en zo gáát het maar door) ook wel iets heel slims uit. Ze zouden in al hun lelijkheid hun eigenste onderwerp wel eens kunnen uitdrukken. Van Bastelaere heeft, als dat waar is, gemeend een lelijk, hol bestaan uit te drukken middels lelijke, holle taal. 104 pagina's lang. Neem het kroonjuweel, het titelgedicht 'De voorbode van iets groots'. Het telt vier pagina's, dus te lang om hier integraal te citeren, maar lees de eerste regels.

Soms ontsnappen ons dingen
als...
je weet wel in
de zin, in deze
zin dat
de duif uit haar Veren ploft
of uit talloos
vele
avondwandelingen het model
van een zonsondergang
te voorschijn klapt als een postkaart

Ik geloof niet dat de ploffende duif hier tot een 'aha-Erlebnis' bij de dichter leidde. Ik denk eerder dat de start van het gedicht zelf hem verrukte, die regels met de rem erop, 'in / de zin, in deze / zin', als een persiflage op het 'weetjewelweetjeniet.' Het klinkt andermaal hol, maar juist die holte moet ruimte bieden aan de plofduif.

Niet
dat het de verkeerde kant opgaat,
maar zo onverhoeds, zo
voorafgaand

aan een gewaarwording die je misschien als 'ontzag' kunt
omschrijven

Iets dat 'misschien' als zo en zo zou kunnen worden omschreven, ís niet omschreven, niet echt, existeert niet, net als de voorbode van iets groots niets ís. Zoals een spreekwoordelijke 'stilte voor de storm' haar bestaansrecht maar ontleent aan de storm. De foto van het rode stoplicht op de voorkant van de bundel past in die redenering: een rood stoplicht bestaat bij de gratie van groen. Na een minuut vruchteloos wachten zal iedere automobilist de middelvinger heffen, gas geven en het stoplicht irrelevant verklaren. Dit gedicht verdient ook geen andere eindregel dan 'en nog veel meer dan dat'. Zoals andere gedichten eindigen met regels als 'Oké, geef de popcorn maar door' of 'Ondertussen, op de set van NYPD Blue...' of '(Dit alles in voice-over gezegd)'. De gedichten lopen met een sisser af. Het zijn halfopgeblazen ballonnen waarin een mes wordt gestoken, waarna niets anders overblijft dan een nauwelijks te horen 'poef'.

Onlangs opende ik mijn tas om De voorbode van iets groots eruit te nemen. Het boek bleek in de verdrukking gekomen door mijn loodzware Succes-agenda. Het binnenwerk was nog onbeschadigd, maar de voorkant toonde zich vervouwen. 'De voorbo van iets g', luidde de titel nu, en aan de andere kant van de vouw stond 'de roots'. 'Voorbo' en 'iets g' zijn geen verboden woorden in het idioom van Dirk van Bastelaere. Het doet er niet toe of 'voorbo' een afko is van voorbode, een aaneengesmede opdracht voor een zekere Bo, de weergave van een door een man met een hazenlip in een bouwwinkel bestelde fles Sorbo, of helemaal geen grapje. En 'de roots' zal worden verbasterd tot 'da roooootssss! ', niet als readymade of sample, maar als een onontkoombaar resultaat van al het eerdere. Alsof de associatie telt omdat ze zich aandiende en niet mag worden geschrapt, andermaal dus omdát ze zich aandiende. Terwijl andere dichters hun potloden slijpen en bijvijlen alvorens de werkelijkheid (inclusief het gedagdroom) te bezingen, schrijft Van Bastelaere:

Onze dorst naar bezit is onlesbaar
Daar wordt steeds een contract voor gesloten

Opnieuw schermt de dichter met een moraal, om die dan dadelijk de nek om te draaien. Niet met een anti-moraal, maar door er een a-lyrische jus overheen te gieten, die de moraalregel kaltstellt en futiel maakt. Wie daar nog een moreel gevoel bij wil hebben, zal echt zelf aan de slag moeten. Of zelf een Van Bastelaere-pastiche moeten maken. Mijn vrouw en ik brouwden dit:

watertrappelen is Zinloos (zoom in)
Behalve (uh-huh) als je in een sluis (trrrrossen losss!) tewater
raakt

- dixit Scritti Politti

nu nog een mom en een

never mind

Deze zelfverzonnen regels, copyright Gitta en Erik Jan Harmens, zijn exemplarisch. Wat namedropping, wat quotes, een interpunctiespel en een dovende nachtkaars. Je zou de gehele eerste druk van deze bundel op een brandstapel willen werpen vanwege de permanente staat van laten we zeggen 'postmoderne quarantaine', waarin de regels noodgedwongen verkeren. En dan valt het woord toch: 'postmodern'.
Postmoderne dichters lijden aan een ziekte genaamd 'authenticiteitsillusie', een fraaie term die ik in een essay van literatuurwetenschappers Jos Joosten en Thomas Vaessens tegenkwam. Postmoderne poëzie beschrijft de wereld niet, of is geen spreekbuis van de dichter. Nee, ze is een uit de hand lopende taalfanfare, vol ogenschijnlijk onnodige verwijzingen. Ze is in feite als een ladderzatte televisiekijker die robotmatig zapt van kanaal 1 tot kanaal 70 en terug. Een salvo van indrukken dat bestaansrecht heeft omdat de schermstaarder daadwerkelijk zijn duim aan de afstandsbediening gekluisterd hield. Het is een onderzoek waarbij de uitkomst er niet toe doet, zoals beatnik-auteur Jack Kerouac betoogde dat bij reizen niet zozeer het aankomen van belang is, als wel het onderweg zijn.
Van Bastelaere acht het bestaan niet lelijk of hol, en ook niet mooi of vol. Dat veronderstelt zingeving, een bedoeling, een nut.

Ooit was er spul,
shot, rush, de galm
van een schot.

Het gaat in deze regels niet om het schot zelf, maar om de galm ervan. Het gaat om de nabode van iets dodelijks. En er is niets werkelijks dat je als een gewonde vlieg in de hand kunt houden. Realiteit is een gotspe. Fictie is een gotspe. Maar er is wel 'spul'. Als we de gelaagde en overal aanwezige werkelijkheid en waarheid van de hand doen, houden we 'spullen', 'dinges' en 'je weet wel' over. Je kunt je erover opwinden, hoewel je weet dat je eigen nagelbijtende bestaan uit niet veel meer bestaat dan dat. Je hebt spullen. Je bent getrouwd met dinges. En je weet niets.
Maar die lessons learned zijn verder volstrekt onbelangrijk, ze bestaan enkel in mijn naïeve verbeelding en zijn geenszins het doel van deze koelkastpoëzie. Deze dichter wil zijn gelijk halen door achteloosheid te etaleren, het hier en nu wel binnen te halen maar gevoelens daarbij onmiddellijk weer te elimineren. Het is onmogelijk om daar als lezer onverschillig bij te blijven. Ik wil me opwinden over nutteloze kunststukjes als:

De wolken breed
en wit, de
wolken breed en
wit, de wolken
breed en wit, de wolken breed en
wit

Maar wolkpartijen zijn in de regel niet gelijkmatig, wat de opmaak rechtvaardigt, en om die vaststelling te kunnen doen moet je langer naar de lucht kijken, wat de herhaling rechtvaardigt, en in het beste geval kun je dan zeggen dat die hele vaststelling je geen sodemieter interesseert, maar voel je het: dan heeft Van Bastelaere zijn gelijk al gehaald en je bij de ballen gegrepen, tegen je zin in.

De vijver weerspiegelt
weerspiegelt de vijver.

Het is niet zo moeilijk. Het is taal, de hele taal en niets dan de taal. En ik als non-postmodernist zal moeten leren leven met het feit dat ik me heb opgewonden over betekenisloosheid. Me druk heb gemaakt over een bundel die geen enkele geslaagde regel bevat, hetgeen wil zeggen: geen mooie regel, geen indrukmakende, onbehouwen, ontroerende of echt lachwekkende regel. En dat kan geen toeval zijn. Zelfs het grootste talentloze rund zal in 104 pagina's poëzie op zijn minst één geslaagde tegeltjeszin weten te mikken. Dat Van Bastelaeres bundel van schoonheid gespeend is, maakt het boek in haar opzet geslaagd en voor mij ook misselijkmakend memorabel.
De betekenisloosheid doet mij terugverlangen naar de zwaargedateerde, zwarte ontroering van Marnix Gijsen ('Ik kon geen mensch aanschouwen / zonder te beven van meelij / om zijn uiteindelijk, pijnlijk lot. / Toch bleef ik meestal stom.'), de ongrijpbare, geniale gekte van Johan Joos ('ik schok door de tijd / met ogen van een wees die / in schemerige natte steeg / in wat aardappelschillen op een afgerolde wieldop / zelfportret ziet liggen') en zelfs naar de overbodige liefdeslyriek van Bart Moeyaert ('Maak van dit veel te grote bed / een heel klein fort van dons.'). Het doet me kermen om betekenis, om schoonheid, om vullis, om een shock, om íets, maar het geeft niet mee.
Dit doordachte bastion staat als een huis en fusilleert de poëzie die ik liefheb. Mooi, lelijk, heftig, aangrijpend, verwarrend, het zijn adjectieven die klaarblijkelijk bij het vuil mogen. Het maakt mij naar ik aanneem een hopeloos romantische poëziebeschouwer, die bij het overvliegen van een troep ganzen tranen in de ogen kan krijgen. Ik steek een Gauloise op, schenk mezelf een glas Ricard in en murmel … Wat een pracht. Wat een indrukmakend overvliegen. Wat een snavelpartijen. Wat een mooie dieren.

Dirk van Bastelaere, De voorbode van iets groots, Amsterdam/Antwerpen: Atlas, 2006.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.