Beste Louis de Rouvroy, hertog van Saint-Simon,

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week pleit Leen Huet, vanuit over haar lectuur van de eerste 300 pagina’s van de Mémoires van Sint-Simon (nog 7700 te gaan), voor minder sociale media en meer historische afstand.  

Mijnheer,

Wil mij deze aanspreking vergeven, ik weet niet hoe men hertogen dient aan te spreken. Ik leef namelijk in een maatschappij waar men de gelijkheid hoog in het vaandel voert, of beter gezegd als slogan gebruikt, want een uitdrukking met het woord vaandel erin ruikt op zich al naar het ancien régime, naar militarisme, naar vlaggenvertoon. In deze gemoedelijke maatschappij van gelijken wilde ik niets anders dan schrijver worden. En u, officier op het slagveld, hertog aan het hof, wilde uiteindelijk ook niets anders. Dat is het gekke. Het is u gelukt, en hoe. Niet minder dan acht delen Pléiade hebt u gevuld, ruim achtduizend dunne en dicht bedrukte bladzijden. Met sprankelende anekdotes, venijnige portretten, geestige opmerkingen, met ontelbare details uit het dagelijks leven van driehonderd jaar geleden, zo onvoorstelbaar anders dan alles wat we nu kennen, en toch verwant.

Louis de Rouvroy, hertog van Saint-Simon, After Jean-Baptiste van Loo [Public domain], via Wikimedia Commons.jpgIk heb die acht delen van uw gedenkschriften gekocht en dat mag ik toch wel een gelofte van trouw noemen. Zich met iemand te verloven vergt mijns inziens aanzienlijk minder inspanning dan achtduizend bladzijden van een enkele schrijver te lezen. Waarom lees ik uw geschriften? Ik had zin in een lang en geconcentreerd avontuur, een rode draad door de komende jaren. Hoe meer ik u lees, hoe minder tijd ik besteed aan sociale media vol familiekiekjes of fraai uitgelichte foto’s van chai lattes, macarons (van Ladurée uit Parijs, misschien een fournisseur van na uw tijd) en flat whites. En dat is winst voor mij. Ik zit al veel te dikwijls als een konijn naar een lichtbak te staren.

In uw tijd bestonden de sociale media uit schunnige liedjes, heb ik nu al geleerd. Prinsessen in Versailles verzonnen en zongen giftige coupletten om andere prinsessen eens goed belachelijk te maken. Wie niet geestig uit de hoek kon komen, was verloren. U noteerde het allemaal met kennelijk plezier, maar u wist zich ook aan dat sociale verkeer te onttrekken. Het kan niet anders of u nam haast elke avond van uw leven een paar uren de tijd om uw gedachten te ordenen en te schrijven. Hoe vergaart men anders achtduizend bladzijden? U begon er al mee als piepjonge officier, vertelt u zelf: in juli 1694, in een legerkamp bij Mainz, zat een negentienjarige musketier ’s avonds in zijn tent te pennen.

Het herinnert me aan wat een dame uit mijn kennissenkring me ooit vertelde: schrijvers van vroeger schreven meesterwerken omdat er veel minder amusement bestond en ze de tijd hadden om zich te concentreren. Dante, Shakespeare, noem maar op. Eerst leek die verklaring me te simpel. Nu denk ik dat ze een kern van waarheid bevat. (Het werkwoord amuser betekende voor u overigens iemand aan het lijntje houden met loze beloften.) Wat zal onze tijd aan meesterwerken opleveren voor het nageslacht? Ik vraag het me soms af, want ik geloof dat tijdgenoten vaak helemaal niet weten wat de beste culturele verwezenlijkingen van hun tijd zijn. Uw tijdgenoten hebben uw gedenkschriften toch ook nooit gelezen?

Het springtij aan amusement berooft schrijvers niet alleen van tijd en ideeën, maar ook van publiek.

Er is meer. Het springtij aan amusement berooft schrijvers niet alleen van tijd en ideeën, maar ook van publiek. Wie wil er nu nog achtduizend bladzijden van een schrijver lezen zonder daarvoor betaald te worden, als docent bijvoorbeeld? Of vergis ik me, zijn schrijvers op de eerste plaats elkaars publiek? Zij zijn immers, mogen we aannemen, de beste lezers, die mindere lezers kunnen begeesteren voor het echte werk.

Een zaak bewonder ik nu al in uw gedenkschriften, hoewel ik nog maar driehonderd bladzijden ben gevorderd. U voelde zich volkomen thuis in de wereld, thuis in de maatschappij. De wereld was uw oester, zouden we vandaag zeggen. U behoorde tot de elite in een elitaire maatschappij die haar gouden eeuw beleefde. U beheerste de registers, u kon iedereen in Frankrijk en de wijde omgeving aanspreken, stel ik me voor, op de juiste toon. Ik weet niet wat het betekent om je zo thuis te voelen in de wereld. Geheel in overeenstemming met het gros van de hedendaagse schrijvers heb ik me eigenlijk nooit echt ergens comfortabel thuis gevoeld. Zelfs niet helemaal in mijn familie, hoewel daar nog het meest; zelfs niet in mijn geboortestreek. Ja, ik begrijp dat dit u verwondert.

75_huet_LeRoyLadurie.jpgDe Franse historicus Emmanuel Le Roy Ladurie heeft een mooie studie over uw geschriften gepubliceerd. (Indien u dit boek zou lezen, zou u ervaren dat de heer Le Roy Ladurie zich evenzeer thuis voelt in het hoogste onderwijs als u zich voelde in de hoogste kringen.) Mij trof zijn stelling dat u, doordesemd van hiërarchie, een verrassende verdraagzaamheid aan de dag legde tegenover religieuze andersdenkenden omdat uw positie in de maatschappij zeker, ja haast onwrikbaar was. Ladurie schrijft: ‘Omgekeerd ontstaat er in deze tijd racisme in onze min of meer egalitaire samenlevingen. Zij vervangen de subtiele discriminatie van het verleden door de meedogenloze uitsluiting van grote religieuze of “genetische” minderheden, die als zodanig worden benoemd en vervolgens ongewenst worden verklaard.’ Niets menselijks is ons vreemd: onderscheiden is wat mensen doen, en onderscheiden is discrimineren. Vooral in tijden van onrust, waarin velen hun posities niet zeker zijn. Het zou dwaas zijn om dat te vergeten.

Die onwrikbare positie van u was uiteraard te danken aan de positie van uw vader, de eerste hertog. Hoe kwam hij in de gunst aan het hof? Doordat hij de vorige koning hielp om tijdens de jacht snel van paard te wisselen. Ja, zo ging dat in zijn werk, u vertelt het geamuseerd. Maar uw perspectief is wel degelijk veel dieper dan die tweede generatie. Het hele systeem met vorst en adel, geestelijkheid en volk stamde voor u uit de tijd van Clovis en functioneerde al meer dan duizend jaar prima. Voor ons is het bizar om zo ver achterom te kijken en te geloven dat de eeuwen zo hecht met elkaar verbonden zijn. Wie uw gedenkschriften leest, ervaart een weids en onbelemmerd uitzicht door de tijd en haalt ruimer adem. Dat mis ik in 2017. We zijn historisch bijziend geworden en kunnen in het beste geval met veel moeite terugblikken naar 1917, een jaar zonder veldtocht met musketiers in de zomer maar met industriële slachting van soldaten in alle seizoenen.

Wie uw gedenkschriften leest, ervaart een weids en onbelemmerd uitzicht door de tijd en haalt ruimer adem. Dat mis ik in 2017.

De wereld was uw oester. U was een Franse hertog, ten dienste van de Franse koning Lodewijk XIV. Duidelijker kon het niet. Ik besefte pas goed hoe duidelijk dit voor u was, toen ik bij uw jaarlijkse beschrijvingen van Franse veldtochten dit zinnetje las: ‘De maarschalk van Villeroi bombardeerde ook Brussel, dat daar sterk onder leed, als vergelding van onzentwege.’ Het Brusselse stadhuis en de Grote Markt in puin, de schilderijen van Rogier Van der Weyden tot splinters herleid, de Brusselse stedelijke archieven grotendeels verwoest: 1695. Als kunsthistoricus betreur ik nog jaarlijks de verwoesting van die architectuur, kunstwerken en documenten. Voor u was het niet meer dan deze terloopse vermelding waard.

Het goede aan veranderde tijden is dat oude vijandschap verdwenen is. Ik ben geen onderdaan van de Habsburgers meer die in Frankrijk de rivaal van oudsher moet zien. Ik kan uw geschriften lezen, in tegenstelling tot veel van uw land- en tijdgenoten. Ziedaar, mijnheer, het belangrijkste voordeel van een maatschappij op voet van gelijkheid.

Ik kijk ernaar uit om de volgende jaren in uw gezelschap te vertoeven en dankzij u het kwieke zelfvertrouwen te bestuderen van wie zich thuis voelt in de wereld.

Met genegen groet,

Leen Huet

 

Leen Huet is auteur van romans, literaire non-fictie en essays.

 

Bibliografie

E. Le Roy Ladurie, Het leven aan het Franse hof, vertaald door M. Gossije, Amsterdam, 1999.

Saint-Simon, Mémoires. Additions au Journal de Dangeau, red. Y. Coirault, dl. 1, (Bibliothèque de la Pléiade, 69), 2009.

 

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

. Mooi... eindelijk een

.
Mooi... eindelijk een elitair blad. En een kwieke oester.

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.