Platonov Nach Perceval

In de Schaubühne op het Berlijnse Leninplein werd het seizoen 2005-2006 afgesloten met drie vertoningen van Anton Tsjechovs jeugdwerk Platonov, geregisseerd door Luk Perceval. Hiermee eindigde ook het eerste jaar van de Antwerpenaar als huisregisseur van het vermaarde West-Berlijnse toneelhuis. Reden genoeg om even terug te blikken en de balans op te maken.

Platonov, het eerste stuk (1878) van de toen achttienjarige Tsjechov uit de Zuid-Russische provinciestad Taganrog, lag niet zonder reden zo lang in een verdomhoekje. Het is een draak van een stuk. Te lang, te veel personages. Het leest ook moeilijk: niet alleen door zijn erg alledaagse taalgebruik, maar ook omdat bijna niemand in het stuk zijn zinnen afmaakt. Al even diffuus is de volgorde van de handelingen in vier bedrijven met elk vijf scènes, waarbij de regieaanwijzingen in het tweede bedrijf ook nog eens een vuurwerk voorschrijven en er op het einde een trein over het podium zou moeten rijden. Begin er maar aan.

Platonov speelt in de setting waaraan Tsjechov zal vasthouden tot De kersentuin: een landgoed waar elke zomer een generaalsweduwe komt verblijven, goed omringd door beschermers en aanbidders. Het geheime middelpunt van ieders begeerte, inclusief van de vier vrouwen in het stuk, is de leraar van de dorpsschool, Platonov. Hij is een klassieke antiheld: alcoholicus, mislukt academicus, lieveling van de vrouwen en cynicus bij de heren. Hij slaagt erin het gezelschap, dat aan de rand van de afgrond verkeert, grondig in verwarring te brengen. Hij intimideert de vrienden van de overleden vader, snoept de kersverse echtgenote af van zijn beste vriend en leegt in één keer een fles wodka als zijn vrouw zelfmoord wil plegen. Zelf wordt hij aan het eind neergeschoten door zijn jeugdliefde Sofja.

Ik hou van het stuk: meer farce dan komedie, veeleer tearjerker dan drama, vormelijk mislukt en losgekoppeld van elk tijdsbesef. Net daarom lijkt het alsof de personages en conflicten vandaag ontworpen werden: met hun existentiële gewicht doen ze heel modern aan. 'Wat is het leven?' vraagt Tsjechov onbarmhartig in dit stuk. En zijn antwoord is niet mis te verstaan. De personages staan aan de rand van een afgrond die ze slechts vermoeden, maar willen van daaruit nog één keer een groot feest vieren. Het mislukt volledig. Actueel? Zeker en vast. Stel je voor dat Duitsland op het wereldkampioenschap voetbal géén derde plaats zou hebben gespeeld!
En niet alleen in de Duitstalige wereld blijkt Platonov momenteel erg geliefd. Dit seizoen zijn er ook in het Nederlandse taalgebied twee concurrerende versies van te zien. Het ro theater toert met zijn Platonov van vorig jaar door Nederland, terwijl Antigone met een nieuwe enscenering van Raven Ruëll binnenkort hetzelfde zal doen in Vlaanderen.

GELIEFD MONSTER

In Berlijn, in de Schaubühne op het Leninplein, beleef ik mee de eerste avond dat Luk Percevals versie van Platonov op het programma staat. De spanning in de foyer van het gestroomlijnde gebouw uit de jaren 1920 is groot, groter dan bij vergelijkbare gebeurtenissen, lijkt mij. De verwachtingen omtrent Perceval zijn hoog gespannen. Als ik samen met de andere toeschouwers in de reusachtige theaterzaal mijn plaats zoek op de steile tribune, zijn de acteurs al aanwezig. Ze gaan gekleed in afgedragen pakken: zwart, iets te groot, zoals arm boerenvolk dat betere tijden heeft gekend. Het lijkt alsof ze reeds jaren, decennia zelfs, op het podium van bleke, houten planken wonen. Ze dommelen in op stoelen en banken, ver van elkaar. Af en toe staat iemand op, komt naar voren en verzet een pion op het schaakbord dat vooraan wordt verlicht door een schamele kaars. Het leven is een spelletje in het schemerlicht.
De architectuur van de scène-inrichting doet denken aan een kathedraal. De apsisachtige halve cirkel uit beton ligt er kaal bij: geen gordijnen, geen coulissen. Het decor van Annette Kurz lijkt wel een combinatie van beelden uit Dogville van Lars von Trier en een installatie van Joseph Beuys: houten planken duiden de basis aan van een ruimte. Een schoolhuis, een domein, een tuin? Hier en daar liggen rails die de acteurs afremmen als ze rondlopen. Eindstation Heimwee: hier zal nooit nog een trein aankomen of vertrekken. Geen Tsjechoviaanse berkenbosjes dus, geen samowaar, geen Russische folklore. Ook geen groot symbool zoals de boom in L. King of Pain, het ei in Tourista, de swingende ram in Maria Stuart of de copulerende concertpiano's in Othello. Zulke irritaties voor acteurs én publiek zoekt Perceval graag, maar hier houdt hij het bij de rails.

Nadat de laatste toeschouwer is gaan zitten, blijft het schaakspel oneindig lang duren, tot het schelle geschreeuw van de generaalsweduwe Anna Petrovna (actrice Karin Neuhäuser) de stilte doorbreekt: 'Smeerlap! Wanneer komt hij toch? Ik verveel mij, ik ben depressief en ik heb niets te doen.' De verwachte gast van de generaalsvrouw is de dorpsleraar Platonov. Maar hij zal nog een tijd op zich laten wachten.

Voor ik deze première van de Schaubühne zag, had ik in de Oost-Berlijnse Volksbühne van Frank Castorf de vuurdoop meegemaakt van De vaderlozen, een andere benaming voor hetzelfde stuk. En op het Berlijnse Theatertreffen (zeg maar het Duitse Theaterfestival) was slechts enkele dagen daarvoor een versie te zien geweest van het Staatstheater uit Stuttgart. Beide regies waren groots opgezette pogingen, maar alle twee mislukten ze met onderscheiding: Stefan Pucher met zijn manisch-depressieve muziektheater (Platonov als vermoeid popicoon) en Karin Hemkel met haar hysterische en opvallende beeldverhaal (Platonov als blakend viriele genotsmens). Nee, geen van beide voorstellingen heeft mij kunnen boeien, want een monster kom je niet méér nabij door het nog monstrueuzer te maken. Je moet het tegemoet treden met liefde en genegenheid.

Perceval kan dat, en zo ontdekt hij een erg moderne Platonov: de titelheld functioneert vooral als product en projectiescherm voor de onderdrukte wensen van zijn gedesoriënteerde omgeving. Zijn spel is de vertwijfelde poging zich aan die begeertes te onttrekken, wat een spannend onderzoek met theatrale middelen geeft. Hoe? Perceval neemt tijd, veel tijd. Hij schénkt die tijd aan zijn vijftien acteurs en zijn toeschouwers, zodat ze het spel goed kunnen volgen. Ik blijf dan ook kijken waar je anders liever wegkijkt. Naar de nevenpersonages bijvoorbeeld. Bij Perceval zijn het briljante mensstudies: de dronken overste Triliezkij van Horst Hiemer of de grootgrondbezitter Glagoljev van Erhard Marggraf, die verliefd is op de vrouw van de generaal. Ze treffen raak.

Perceval had eerst gepland zes uur te spelen, maar het zijn er uiteindelijk net geen drie geworden. De pauze komt wel al na vijfenzestig minuten, na het eerste bedrijf. Waar iemand zich liet inspireren door een nieuwe tijdservaring, is altijd groot theater gegroeid: Robert Wilson in de jaren 1980 of Christoph Marthaler in de jaren 1990. Als tegengif voor de snelle beeldenwissels op tv, in films en op internet, brachten zij traagheid in het theater. Perceval volgt hen daarin met een eigen ritme, en dat onderscheidt hem van vele andere regisseurs in Duitse theaters. Zijn personages worden niet uitgerust met mobiele telefoons en laptops. In plaats daarvan bezint Perceval zich in zijnPlatonov over de trage communicatie in het Russische tsarenrijk van 1900. De geweldige afstanden beeldt hij uit door lange verplaatsingen en vertraagde geestelijke evoluties bij zijn personages. Nabijheid opwekken door afstand, dat is misschien wel dé formule van Perceval.

VREEMD IN DE BIJT

Het theater aan het Leninplein ligt op enkele minuten stappen van mijn straat in West-Berlijn. Van een echte ondergangsstemming kan je hier niet spreken, maar toch zie je vanuit de theaterkantine op de Kurfürstendamm vaak personenwagens en passanten voorbijkomen die schrik hebben om in de nabije toekomst ten onder te gaan aan betekenisloosheid. Het hippe centrum ligt ver weg, aan de andere kant van de Brandenburger Tor in het oosten.
Die angsten hebben een realistische grond: de Schaubühne herbergt het laatste gesubsidieerde theatergezelschap in het westelijke deel van de stad, omdat de twee andere theaters hier vlak na de val van de Muur werden gesloten. In vergelijking met de vier Oost-Berlijnse zalen (de Volksbühne, het Deutsche Theater, het Gorki-Theater en het Berliner Ensemble) wordt de Schaubühne onder leiding van Thomas Ostermeier chronisch ondergesubsidieerd. Al in zijn eerste seizoen in 1996 moest het speelplan gevoelig beperkt worden, en de financiële en artistieke situatie is er alleen maar op verslechterd nadat choreografe Sascha Walz, hoofd van het dansensemble, vorig jaar aankondigde dat ze het huis zou verlaten. Er waren wel de gevierde ensceneringen van Ostermeier zelf, maar met haar regisseuses had de Schaubühne minder geluk. Ze had blijvende impulsen nodig.

De keuze was snel gemaakt. Luk Perceval had hier in 2002 al de oervoorstelling van Het koude kind van schrijver-dramaturg Marius von Mayenburg geregisseerd, en kort daarop volgden de Duitse versie van Andromache van Jean Racine en het wonderbaarlijk macabere Tourista van opnieuw von Mayenburg. Begin vorig seizoen werd de voormalige artistieke leider van Het Toneelhuis dan voor drie jaar geëngageerd als huisregisseur. Een half jaar later, in februari 2006, zette Perceval Maria Stuart van Friedrich Schiller op, het toppunt van de Duitse, klassieke stijl. Het werd de eerste keer dat Perceval mij wat ontgoochelde. Hij had wel het fantastische idee gehad om tegenover de oude mannen aan het hof Yvonne Jansen en Jule Böwe op te voeren als de jonge koninginnen Maria en Elisabeth, maar naar mijn smaak hadden de mannen allemaal oud moeten zijn. Hier werden het te veel jonge lieden. Ook Percevals grote talent om zijn gezelschap om te smeden tot een homogeen koor zonder hiërarchische verschillen, kwam niet echt tot uiting. Hij werkte eerder vanuit de dialogen, maar bijna niemand bereikte het speelniveau van de klassieke tekst. Iedereen acteerde met de idee van groot straattheater en executeerde de voorgestelde rol, in plaats van zichzelf opnieuw uit te vinden in een personage. Het overladen decor (met geïncarneerde boogschutters, zijden zeilen en een dansende bok) neigde bijna naar het ambachtelijke.

Was Perceval dan wel de juiste keuze geweest als huisregisseur? Met Platonov werd die vraag weer actueel. Met deze regie zou de Vlaming stelling nemen over zijn rol als huisregisseur en zijn houding tegenover dit huis. En inderdaad, hij schrijft die kwestie in het stuk in door Platonov (acteur Thomas Bading) bij diens eerste opkomst op te voeren als regisseur, als zijn alter ego. 'Sascha, maak je buiging!', beveelt Platonov zijn naïef moederlijke en forsgebouwde vrouw Christina Geisse. Tot dan zat het gezelschap van de generaalsvrouw in gedempt licht. Nu draait de enige andere Belg in het team, lichtontwerper Mark Van Denesse, de spots vol open: de slungelige Bading is uit de eerste rij opgestaan en staat daar met de handen in de zakken en zijn gezicht naar het publiek. Hij begroet het gezelschap luid, terwijl zijn Sascha het bevel gewillig opvolgt en in haar wijde rok welkomstrondjes draait op het podium. Pas dan komt Badings Platonov eindelijk in beweging. Hoewel. Hij heeft wel erg lang nodig voor hij zijn plaats vindt in het gezelschap van de generaalsvrouw: mee op de schoolbank die Annette Kurz voorzien heeft. Daarvoor stak hij zich liever weg tussen de toeschouwers, nu is de bank zijn toevluchtsoord. Hij zal ze in de loop van het stuk nauwelijks verlaten.
Niet alleen het stuk is monstrueus, ook zijn titelheld is een ramp. Glagoljev de grootgrondbezitter karakteriseert Platonov als een typisch voorbeeld van de moderne mens op de dool. Jeugdliefde Sofja zag in hem ooit een tweede Byron, Platonov in zichzelf een Christopher Columbus. Alleen, hij werd leraar in de dorpsschool: een mislukte salonintellectueel zonder ambities. Wel zorgt Tsjechovs paradoxale poging tot ordening ervoor dat bijna iedereen niet alleen entertainment bij Platonov komt zoeken, maar vooral inzicht, oriëntatie en steun, desnoods in negatieve zin. In de loop van het stuk wordt hij zo door alle vrouwen vereerd, bemind, gehaat en opgehemeld.

Maar zoals Thomas Bading daar op zijn schoolbank zit, lijkt hij nog in geen honderd jaar op het rollencliché van de aantrekkelijke vrouwenversierder: in elkaar gezakt, treurig, agressief, een hoopje ellende. Mag men het Bading ontnemen dat hij achtereenvolgens verleid wordt door de generaalsvrouw (Karin Neuhäuser), de dochter van de buurvrouw Marja (Lea Draeger) en uiteindelijk zijn pas gehuwde jeugdvriendin Sofja (Yvon Jansen)? En dat zijn vrouw hem daarenboven elk bedrog vergeeft? Jammer voor hem, maar het thema van de verleiding door deze aanbidsters is niet wat Perceval interesseert.

Bading en Perceval slagen erin een veel diepere laag van Platonov bloot te leggen: het existentiële spel van de weigering. Badings Platonov onttrekt zich, net als Melvills Bartleby, aan elke opgave en menselijke relatie. In plaats van in een roes in opstand te proberen komen — zoals in de opvoering uit Stuttgart — verzinkt het titelpersonage hier in een depressie, versteend ten opzichte van de zinloosheid van de wereld, als een zinzoekend personage van Beckett. Daarmee is hij het einde nabij, maar kan je dat ook zien als een begin, net omdat hij niets meer te verliezen heeft. Het maakt hem des te begerenswaardiger en interessanter: met zijn mislukte bestaan wordt hij een ideaal projectiescherm voor de verschillende verlossingsfantasieën van de vrouwen — en de mannen — uit het werk van Tsjechov.
Bading zelf floreert. Hoewel hij al in de Schaubühne rondloopt sinds 1996, toen Thomas Ostermeier kwam, is Platonov zijn eerste grote titelrol. Ik ken hem als een contemplatieve en zeer lichamelijke acteur van achteraan in de veertig. Ik kon me hem eigenlijk niet voorstellen als held van Tsjechov. Maar hier bewijst hij een grote aanwinst te zijn.

NIET KUNNEN SPELEN

Enkele weken na de première van Platonov was Perceval in Berlijn te gast met zijn Othello uit München. Die zag het levenslicht in 2003 met de heropening van de Münchner Kammerspiele, en vertoonde net als Platonov programmatische kenmerken. Ik zag plots verbluffend veel gelijkenissen. Ook hier was het decor tot een minimum herleid en toverde men met lichtdramaturgie. Ook hier zorgde Bernd Grawert op zijn piano voor de muzikale inkleding. Ook hier waren de kostuums geen verkleedkleren meer. Zowel in Othello als in Platonov spreken de figuren de taal van tijdgenoten, maar hun spreken lijkt van lichaam en geest losgesneden. In beide stukken blijven de acteurs ver van elkaar en spreken ze rechtstreeks naar het publiek, versterkt door microfoons. En toch, of misschien net daarom, zie je twee keer — men vergeve mij het banale, maar zeer toepasselijke woord — 'authentieke' acteurs: geen gekunstelde toon, geen 'theater'. Percevals acteurs houden niemand iets voor. Ze doen niets na. Ze spelen zonder te spelen, volgens het credo van Perceval zelf. Zo blijft de toeschouwer zich ervan bewust dat er een verschil is tussen persoon en rol, tussen de acteur zelf en het ontwerp en de mogelijkheden van zijn personage. De transformatie van de acteur in zijn rol houdt een verandering in van zichzelf.

De krachtige Othello van Thomas Thimes — in Platonov speelt hij de kleine rol van struikrover Ossip — bleek plots het levensbevestigende tegenbeeld en de manische kant van de depressieve Platonov van Thomas Bading. Waar Badings Platonov zich afsluit van het hart en de liefde, zijn het hart en de liefde bij Thimes' Othello te groot. We kennen het verhaal: de Moor houdt van Desdemona en vermoordt haar uit jaloezie. Wat we bij Perceval zien, is nieuw in de opvoeringstraditie van deze stukken: mensen in hun kwetsbaarheid tegenover de eenzaamheid die hen omringt. Ook hierin lijken de regies van Perceval op elkaar.

In Platonov komt die tegenstelling tussen levensbevestiging en -ontkenning terug in de toenaderingspogingen van de generaalsvrouw tot Platonov. Zij heeft haar sociale kapitaal niet enkel te danken aan haar charme, maar vooral aan haar overleden echtgenoot. Karin Neuhäuser speelt dit grandioos. Als innemende entertainster weet ze met natuurlijke charme en humor het hele publiek in de stemming te houden. Ze speelt niet enkel saxofoon, maar krijgt de toeschouwers ook nog zover hun aanstekers door de lucht te wiegen. Erg ontroerend suggereert Neuhäuser echter ook de inspanning, de vermoeidheid en de depressie achter dit hele circus. En voor die negatieve kant van haar narcisme is de verscheurde figuur van Thomas Bading een perfecte spiegel. Een intieme ontmoeting tussen beiden moet dus wel mislukken. 'Er houdt een vrouw van u, het weer is super, wat is het probleem?' vraagt ze, hoewel ze wel weet dat hij haar zal moeten afwijzen. Hoe meer Platonov zich ontzegt, hoe geschikter hij wordt als projectiescherm voor andermans wensen.

In dat fundamentele contrast tussen Othello en Platonov kan je trouwens ook een belangrijk statement van Perceval lezen over zijn werk als regisseur. Als Othello staat voor een blind affirmatief levens- en theaterontwerp, dan is het mislukken van zijn personage ook een afwijzing van het hiërarchische, meestal mannelijke regietheater. Percevals boodschap aan het ensemble van de Schaubühne is dus een andere: pas wanneer ik mij verregaand terugtrek, worden jullie actief — pas wanneer jullie elkaar en jullie zelf horen, zullen jullie iets nieuws ontdekken — wanneer jullie in mij (als in Platonov) de grote meester en heilsbrenger zien, zullen jullie ontgoocheld worden. Antitheater in de goede zin: dat is het theater van Perceval.
Twee weken voor de première vroeg ik hem in een interview naar de drie belangrijkste eigenschappen van een regisseur. Hij somde op: geduld, uithoudingsvermogen en wakker zijn. Hieraan voldoet hij, dat staat buiten kijf. De drie belangrijkste eigenschappen voor acteurs noemde hij zelfspot, goed kunnen luisteren en in staat zijn niet te spelen. Over talent, zelfspot en nieuwsgierigheid beschikken zeker veel acteurs bij de Schaubühne. Maar ze 'spelen' nog te veel, doen vooral na, blijven steken bij de gekende theaterpatronen. In plaats van, zoals Thomas Bading, het aangeleerde in twijfel te trekken, los te laten en zich bloot te geven. Deze groep acteurs luistert nog te vaak naar Perceval als regisseur, als theatertovenaar. Ze zouden beter kijken naar de tovenarij van hun collega's, beter luisteren naar de andere kanten van zichzelf. Mijn verwachtingen rond Platonov werden dan ook maar voor een deel bevredigd: met deze voorstelling toonde het ensemble dat het nog niet echt tot zichzelf is gekomen. Dat zal Perceval nog moeten verwezenlijken, moeten modereren. Een belofte voor de komende speeltijd, wanneer hij een Duitstalige versie van zijn Dood van een handelsreiziger en een groot Molière-project zal aanpakken.
Ik ben nieuwsgierig.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.