Nr. 29 mei - juni 2008

Redactioneel: Wij '68

We waren er niet bij, in mei '68. Maar toch, of misschien juist daarom, spreekt die periode sterk tot onze verbeelding. Voor ons is mei '68 een mythe. De mythe van de maakbare wereld: alles kan, alles ligt in onze handen. Met de kunst als drijvende motor voor de maatschappelijke revolutie. Er ontsnapt ons een glimlach telkens wanneer we die mythe aanhoren: wat een zalige, maar ook al te simpele illusie. Tegelijk schieten de tranen ook uit onze kop, want zie ons hier nu staan met onze mond vol tanden. Tanden die het verleerd zijn om te bijten. Tetteren, dat doen wij graag en veel. We tetteren en kakelen ons te pletter tegen muren die in de decennia na '68 netjes werden opgebouwd, nadat ze eerst vakkundig waren gesloopt. Wij kakelen, en horen ook heel veel gekakel rondom ons. Op onze podia, in onze literatuur, in onze musea. Wat moeten wij, zérohuitards, met die onduidelijke erfenis van '68? En tegenover welke kunst willen wij ons graag verhouden?

 

De literatuur en haar toekomst

Over niets bestond het voorbije literaire voorjaar zoveel consensus als over de nieuwe roman van Charlotte Mutsaers, het 'vuistdikke meesterwerk' Koetsier Herfst. Het boek werd een 'explosie van stijl en creativiteit' genoemd, 'bijzonder geslaagd', 'verrassend, eigenzinnig en volstrekt origineel'. Bart Vervaeck loofde in De leeswolf Mutsaers' 'indrukwekkende stijl' en 'de laconieke verteltoon, scherpe ironie en beeldende, zintuiglijke beschrijving' van het 'prachtige boek', terwijl Sofie Gielis in De Standaard der Letteren haast van een magnum opus of orgelpunt gewaagde - ware het niet dat daarin de ongewenste connotatie van 'sluitstuk' meeklonk. Het was allemaal perfect voorspelbaar. En ik kon er mij volkomen in vinden.

Lachen we ons een breuk?

Toen in maart plots meerdere theatergroepen met hetzelfde soort deurenkomedies uit de garderobe vielen, hadden ze ook allen hetzelfde wegwuivende antwoord klaar op de vraag waarom ze juist met meer waren. Gewoon, toeval! Toeval? Hangt de klucht in de lucht, dan is dat niet om te lachen. Of toch? Best verwarrend voor de zure criticus in mij: ineens moest hij eens serieus gaan klappen met zijn zoete collega. Over hoog en laag en de breuktijd die op til lijkt. Wat is wenselijk, wat verdacht?

 

De warmte van het postmodernisme

Jan Cox (1919-1980) is één van de belangrijkste Vlaamse schilders van na de Tweede Wereldoorlog. Tijdens zijn leven was hij echter een buitenbeentje: hij schilderde figuratief en niet abstract zoals de tijdsgeest het voorschreef. En hij was een intellectueel die zijn inspiratie zocht in de Griekse mythologie, in een tijd dat de individuele expressie voorop stond en intellectualisme taboe was in de kunstwereld. Bovendien bracht Cox haast een kwarteeuw door in de Verenigde Staten, in New York en Boston. In het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen loopt nu een thematisch georganiseerde overzichtstentoonstelling van zijn werk.

 

Rudy Trouvé

'Succes is ongezond voor mij. Als té veel mensen van mijn songs gaan houden, krijg ik het gevoel dat ze niet meer van mij zijn.' Die angst weerhoudt artistieke duizendpoot Rudy Trouvé er niet van om met een inmiddels ontelbaar aantal bands elk podium, hoe klein ook, te beklimmen en muziek te produceren aan een tempo waar wijlen Frank Zappa een puntje aan kan zuigen. Voor Trouvé klopt die paradox niet alleen als een bus, ze vormt ook de kern van zijn recente werk. Songs and Stuff Recorded Between 2003 and 2007 heet het (voorlopig) laatste deel van een trilogie, en wijdbeense stadionrock en sing-alongs moet je daarop niet verwachten. Met deze plaat blijkt Trouvé een soort rust gevonden te hebben, een evenwicht dat, ondanks de tijdsspanne waarin het album is opgenomen, op de twee eerdere delen, 1999-2002 en 2002-2003, weleens ontbrak.

De relevante B-cinema van cultfilmer Jack Hill

Wie ook maar een beetje cinemagevoel bezit, kan niet anders dan kijkplezier beleven aan al die zelfverklaarde B-films die de laatste jaren enigszins contradictoir met fikse A-budgetten worden ingeblikt. Zowel het mainstream- als het arthousepubliek lusten er kennelijk pap van, en waarom ook niet? Ze zijn vaak gemaakt door rasfilmers, met visuele flair, vormelijke verbeelding, knapbezette casts en veel, veel humor. En ze hebben het oeuvre van een paar vergeten broodfilmers weer onder de aandacht gebracht, type Jack Hill. Maar bekijk een paar films van diezelfde Jack Hill, en je weet wat deze recentere films missen: inhoud, betrokkenheid en een kritische blik.

 

Hugo Claus

De dood van Hugo Claus zorgde in de Vlaamse pers voor een zelden geziene lawine van reacties en in memoriams. Er nog eens een tekst aan toevoegen leek ons overbodig, tenzij we een stem aan het woord konden laten die een ander licht zou werpen op de ontvangst van Claus' oeuvre of die iets fundamenteels zou toevoegen aan de monumentalisering die zich de laatste weken heeft voorgedaan. Waarom treuren we eigenlijk bij de dood van een auteur als Claus, vraagt Christophe Van Gerrewey zich af. En hoe kan het dat die ondanks dat leger van exegeten met een imago door het leven ging, dat eigenlijk niet met de werkelijkheid strookte? Kevin Absillis reconstrueert de feiten, achter de ideologische mist. Kritiek als eresaluut.

 

Hard verscheurend

In een bekend gedicht van Rutger Kopland stapt een moeder langzaam op haar kind toe om het niet te laten schrikken, neemt het voorzichtig op om het niet te beschadigen en slaat dan keihard. Iets gelijkaardigs gebeurt in de films van de Koreaanse regisseur Kim Ki-Duk (Seoul, °1960). Zijn films zijn doorgaans een streling voor het oog en lijken op het eerste gezicht enigszins bizarre liefdesverhalen die nu en dan door brutale schokeffecten worden doorboord. Maar dat is slechts schijn.

 

De herinneringsarbeid van The Cure

Vroeger was de wereld eenvoudig en overzichtelijk. Net zoals de jeugdcultuur. Johnny's en Marina's stonden er lijnrecht tegenover new wavers, Chevignon tegenover zwarte slobbertruien, gel tegenover eyeliner, La Rocca tegenover den Twieoo in Gent, camino's tegenover, euh, de bus. Je stond aan een van beide zijden, tussenin was er enkel saaiheid en kleurloosheid.

 

Voorbij het grote betekenismonster

Van alle bedreigingen waar we vandaag mee te kampen hebben, is een van de meest onderschatte zeker het Grote Betekenismonster. Werkelijk alles wil de mens duiden, betekenis geven, kwalificeren. Het monster eist scherpe keuzes: zwart of wit, voor of tegen. Zonder heldere standpunten ben je in deze onzekere tijden niks, want je mening is je identiteit. Gelukkig zijn er nog mensen die niet in zijn klauwen gevallen zijn. Theatermaker Lotte van den Berg is er één van. Met haar nieuwste productie Winterverblijf toont ze dat de kracht van het zoeken groter is dan die van het duiden.

 

Een poging tot 'zuivere' filmkunst

Het Mexicaanse Stellet licht (Carlos Reygadas, 2007) biedt een mooie kijk op twee cruciale tendensen binnen de hedendaagse cinema. De film belicht een specifieke regionale cultuur, terwijl zijn stijl en beeldtaal onmiskenbaar gericht zijn op een internationaal publiek. Daarnaast toont hij dat de typische esthetische criteria van de Europese art cinema nu geëxporteerd zijn naar allerlei buitenwestelijke gebieden. De nazaten van regisseurs als Michelangelo Antonioni, Robert Bresson en Andrei Tarkovski vinden we vandaag vooral buiten Europa.

 

Retro:verso - Ryu Murakami

Toen Takashi Miikes verfilming van Ryu Murakami's boek Audition enkele jaren terug in het reguliere Belgische cinemacircuit werd uitgebracht, bleek dat niet alleen Miikes beste werk tot nog toe te zijn, het was ook één van die extreem verontrustende filmervaringen waar minstens de helft van het publiek tijdens de sadistische ontknoping de zaal verliet. Eerder tekende Murakami zelf al voor de regie van een andere titel uit zijn eigen oeuvre, de al even ophefmakende schandaalfilm Tokyo Decadence. Die prent dateert van 1992, maar werd recentelijk in België opnieuw op dvd uitgebracht. Hoe raakt dit schrijnende relaas van een timide SM-hoertje ons vandaag de dag: als een sensatiebelust vehikel voor een belegen maatschappijkritische boodschap? Of herontdekken we een gestileerd pareltje uit de Japanse cultcatalogus?