Toen ik zeven was, zag ik God verschijnen. Ik zat gewoon op de achterbank van onze auto en keek achter mij in de nachtblauwe lucht omhoog. Naast de gouden maan dreven Maria en Jozef in verstilde beweging voorbij.
Toen ik zeven was, zag ik God verschijnen. Ik zat gewoon op de achterbank van onze auto en keek achter mij in de nachtblauwe lucht omhoog. Naast de gouden maan dreven Maria en Jozef in verstilde beweging voorbij.
In zijn jongste boek Het andere Parijs spit de Belgisch-Amerikaanse schrijver Luc Sante verhalen boven over het rauwe en wilde leven aan de onderkant van de lichtstad die altijd onderbelicht zijn gebleven. Ze hebben Parijs mee gevormd, maar werden bedolven onder het puin van de zoveelste stedenbouwkundige kaalslag, of opgekuist met het oog op het gelikte plaatje dat Parijs, zoals elke toeristische trekpleister, graag van zichzelf creëert, netjes gegentrificeerd. Toch legt Sante koppig hun alternatieve geschiedenis bloot. En die stemt ongehoorzaam. Een gesprek.
Eind juni viel de subsidiehakbijl op het kunstenaarsinitiatief Voorkamer, pijnlijk genoeg exact twintig jaar na de oprichting door Rik De Boe en Peter Morrens. In één klap werd de toekomst onthoofd die werd voorbereid, en een sterke traditie van hedendaagse kunst tonen en maken in Vlaanderen. Wat een verjaardagsfeest had moeten worden in de historische Heilige Geest-site in Lier waar Voorkamer al tien jaar tentoonstelt, werd zo onverwacht De Laatste Show, ‘licht misplaatst dansfeest’ inbegrepen. Een gesprek met de oprichters over het leven na de kater.
‘De liefde moet opnieuw worden uitgevonden, dat weten we.’
Arthur Rimbaud, Een seizoen in de hel
Na de aanslagen in Parijs vatte Isabelle Albers, hoofdredactrice van De Tijd, het angstgevoel goed samen: ‘We beseften dat onze veilige cocon weg was.’ Maar waarom jaagt juist het verlies van wat altijd al een illusie was ons zo’n diepe angst aan? De aanslagen in Brussel maken het erg duidelijk. Het idee dat we kunnen ontkomen aan nog meer aanslagen wordt nu als grootste illusie afgedaan, maar net die desillusie is onleefbaar. Het is de hel waarin de terreur ons wil storten. Kunnen we er niet de afgrond van maken van waaruit we beginnen te begrijpen wat het betekent om te vluchten?
Wanneer wordt kunst politiek? En is daar een dringende reden toe in tijden van angst en terreur? Alle redenen zijn in elk geval goed om met Thierry de Duve te praten, eminent kenner van Marcel Duchamp en ingewerkt in de historische paradoxen die de hedendaagse kunst nog altijd kenmerken. Resultaat is een les in nederigheid over de hoge hoop om de wereld te veranderen. ‘Zag je ooit iemand knielen voor een Madonna van Bellini?’
Hoe bereid je studenten architectuur en muziek het best voor op de beroepspraktijk en wat kunnen ze van elkaar leren? Componist Jeroen D'hoe en architect Jo Van Den Berghe, allebei docent en ervaringsdeskundige, gingen op zoek naar elkaars handen, tastend naar het gebied waar de uomo universale de virtuoos overvleugelt. Een gesprek over techniek, esthetiek en de ruimte ertussen.
Ja, de kunstscholen moeten nieuwe horizonten opzoeken. Maar niet alleen voor zichzelf. Elk jaar studeren aan onze universiteiten ook tientallen studenten kunst-, literatuur- of theaterwetenschap af. Zij kunnen juist in die kunstscholen een ideale biotoop vinden om zich als criticus, essayist of schrijver te scholen, oog in oog met kunststudenten die daardoor ook zelf gevormd zouden worden. Haal de muur neer tussen doen en denken, lichaam en geest. Creëer kritische liefde, te beginnen met een goed gezelschap.
Ana Torfs komt thuis. In WIELS, het Centrum voor Hedendaagse Kunst in haar eigenste Brussel, blikt ze deze herfst terug op de oogst van haar artistieke omzwervingen in de voorbije vijf jaar: zes installaties waarvan slechts één eerder in België te zien was en waaronder ook één nieuwe, in de meest uiteenlopende media (van fotografie tot jacquardtapijt), altijd met tekst als basis. Hun uiterste diversiteit toont ook wat hen intiem verbindt: een onderzoek naar bronnen waarin de wereld zoals we die ons rationeel en geordend voorstellen als een fantasmagorie verschijnt, een even systematisch als denkbeeldig discours. Torfs ontrafelt zijn textuur, weeft weer samen tot een ander beeld, een andere geschiedenis, een spiegel van onze alteriteit. In de narcistische alleenspraak van de westerse rede speurt Torfs naar een oorspronkelijke meerstemmigheid – een echo van wat de nimf Echo ooit deed – door haar raison haast dwangmatig te hernemen. In die zin vindt Torfs’ zeer gestileerde, methodische werk in Echolalia, zoals de terugblik heet, ook een nieuwe bestemming, te beginnen met Displacement (2009). Net door het te hernemen, terug van zijn reis door de wereld, begint haar werk nu zelf meerstemmig te zingen. Ana Torfs komt thuis, Ana Torfs komt thuis. Met elke herhaling vindt ook een lichte verschuiving plaats. Het enige wat je kunt doen, is resoneren. Met enkele brieven. ‘Elk verhaal vertelt van een reis.’
Wat gaat er boven de goddelijke obsceniteit van de speelgoedwinkel? Misschien alleen het verdriet als je er buiten komt. Voor wie binnengaat, is er geen weg terug: je wordt ingeleid in de wereld van de volwassenen, starende objecten trekken je aan en stoten je af. Drie auteurs staren terug, zoeken zich een eigen plekje tussen de rekken en vragen zich af wat speelgoed en speelgoedwinkels over onze culturele kijk op kinderen vertellen.
Arjen Mulder verloor zijn vader, maar kreeg zelf een zoon. Dan wordt het menens voor een mens. In Wat is leven? zoekt de auteur van De vrouw voor wie Cesare Pavese zelfmoord pleegde (2005) en uitgever van Interact or Die! (2007) naar een antwoord op de vraag waarvoor hij ooit biologie ging studeren. Het resultaat is een wondere mengvorm van essayistiek en autobiografie. ‘Het leven op aarde is het middel dat de kosmos heeft gevonden om zich van zichzelf bewust te worden. Dat gebeurt in ons.’
De nadruk op het ‘ik’ is vandaag groter dan ooit, ook bij aankomende of pas afgestudeerde kunstenaars. Maar wat als iederéén zich profileert als de kunstenaar van zijn kleine, unieke zelf? Wat als Facebook hooguit een symptoom is van een wereld die op ‘image’, ‘lifestyle’ en ‘selfies’ kapitaliseert? Geeft dat kunstopleidingen geen andere opdracht? Rekto:verso zette vier betrokken beschouwers rond één tafel, voor een gesprek over het ego van jonge artiesten in opleiding.
Is porno nog taboe? Of is het dagelijkse kost geworden, erotische confectie – just one click away? En is dat een probleem? Vijftig jaar na de ‘seksuele bevrijding’ lijkt seks volledig gerecupereerd door het commerciële instinct van wat we maar vriendelijk ‘creatieve industrieën’ zullen noemen: de populaire mix van mode, muziek en reclame die de mainstream vult en elke Main Street tooit. Miley Cyrus, Britney Spears, Rihanna: hoererij alom, zo men wil. Maar is het meer dan behang? Of is dat net het obscene? Een gesprek over seks, kunst en vrijheid; de onverschilligheid voorbij.
‘We moeten schoonheid terug in ere herstellen. Het is een ideaal dat vandaag, net als politieke idealen, helemaal verloren dreigt te gaan.’ Regisseur Guy Cassiers en schrijver Yves Petry verdedigen het belang van schoonheid niet vanuit nostalgie, maar omdat ze geloven dat net deze tijd erg nood heeft aan de essentie van elke schoonheidsbeleving: betrokkenheid. Tegenover het schone staat niet het lelijke, maar het voorspelbare.
Schoonheid hangt mijn kloten uit. Lelijkheid ook, trouwens. Onze haast culinaire inperking van schoonheid tot een zaak van individuele smaak, heeft haar als esthetisch oordeel lelijk uitgehold. Noem schoon wat je wilt: vrijblijvend blijft het toch. Dat wil zeggen: het is voor niemand anders een bindende uitspraak. Of is die uitholling net de reden om haar een nieuwe invulling te geven? Dat zal pas kunnen als we zwakke esthetische oordelen als sexy, cool of grappig beter begrijpen.