"Ik stop ermee, tenzij..."

Op vijf maart 2005 - zijn 42ste verjaardag - is het zover. Jan Van Imschoot, één van Vlaanderens bekendste schilders, houdt er mee op. Of beter: hij stopt met schilderen en exposeren in Vlaanderen.

Van Imschoot heeft daar zo zijn redenen voor. Sinds de uitgave van het boek Een omgeving voor Actuele Kunst van Pascal Gielen en Rudi Laermans (een uitgave van Lannoo en het Initiatief beeldende kunsten) zou de discussie over de heroriëntering van het Vlaamse beeldende kunstveld tussen de verschillende sectorbewoners volop moeten woeden. Zou. Want hoe verdienstelijk de poging van beide auteurs om het beeldende kunstenveld in kaart te brengen ook is, toch lijkt het discours zich voornamelijk af te spelen tussen veld en overheid, en niet tussen veld, overheid én kunstenaars.

Rekto:Verso vond er een uit die laatste groep die wel — met graagte zelfs - bereid was om zijn steentje in de kikkerpoel te gooien. En het werd meteen een kei van een statement: een gesprek over communicatiestoornissen, intellectuele armoede en een gebrek aan inschattingsvermogen in een kunstveld dat nog niet klaar lijkt voor zichzelf.
 

Thibaut Verhoeven: Waarom dit statement? Te klagen heb je in principe toch niet? Genomineerd voor de Prijs Beeldende Kunst van de Vlaamse Gemeenschap, onlangs nog tentoonstellingen in Brussel en Amsterdam, en je verkoop doet het toch ook niet slecht?

Jan Van Imschoot: Dat heeft verschillende redenen. Ten eerste is mijn werk een beetje rond. Ik wil nog een aantal reeksen schilderijen afwerken. De tweede reden is dat ik het gevoel heb dat ik wat moet herbronnen, ik heb nieuwe intellectuele zuurstof nodig. Er zijn een aantal ergernissen beginnen groeien de laatste tijd, waarover ik ben beginnen nadenken. Ik heb immers nog materiaal voor jaren, als ik zou willen. Maar mezelf herhalen, zie ik niet zitten. Het probleem is dat ik die nieuwe input — die elke kunstenaar broodnodig heeft — hier in de Vlaamse kunstwereld niet echt vind.

TV: Waarom niet?

JVI: Omdat ik uiteraard niet geloof in de artiste maudit, die gans alleen op zijn atelier puur uit zichzelf zijn werk ontwikkelt. Er is een sterke behoefte aan kritiek, aan gesprekken, aan communicatie voor die mentale en artistieke zuurstof. Naar mijn gevoel is de Vlaamse beeldende kunstwereld stevig aan het verbrokkelen. De mensen die daar in rondlopen, kénnen elkaar gewoon eigenlijk niet. Er wordt wel gesproken met elkaar, maar het niveau van die babbels is echt bedroevend. Er wordt nog steeds veel te veel geroddeld, een constructief gesprek over het werk zélf wordt uit de weg gegaan.

TV: Bedoel je dat dan onder de kunstenaars onderling?

JVI: Neen, ik vind dat de mentaliteit tussen kunstenaars in Vlaanderen vrij goed zit. Er is een zeker respect voor elkaar. Het gaat me meer om een aantal evoluties die de laatste jaren het kunstveld zijn gaan domineren. In de jaren negentig heeft het commerciële circuit het artistieke echt overgenomen, zonder dat er een tegengewicht gevormd werd vanuit de kunstfilosofische en kunstkritische hoek. Je kan dat de galerijen natuurlijk niet echt verwijten, maar je kan er niet om heen dat wat zij en de veilinghuizen de wereld ingooien, belangrijker geworden is dan pakweg een goed onderbouwd tentoonstellingsconcept, of de thematiek van een werk zelf. Het is onder andere hierdoor dat er tegenwoordig meer gesproken wordt over de hoge veilingprijzen die een aantal kunstenaars halen, dan dat er een inhoudelijke conversatie gevoerd wordt. Niet moeilijk dat er dan een verkeerd beeld van de kunstwereld en de kunstenaars gecreëerd wordt. Nu lijkt het voor de buitenwereld dat alle kunstenaars die hier en daar eens wat verkopen rasechte miljonairs zijn, terwijl dit maar geldt voor een zeer klein percentage. De meeste artiesten die ik ken, kennen, mede door het fiscale systeem en sociale bijdragen, financiële zorgen.

TV: Maar er zijn op dit vlak zowel vanuit de overheid als vanuit het veld zelf toch al een aantal tegenzetten gegeven? Kijk naar wat het NICC de laatste jaren verwezenlijkt heeft voor het fiscaal statuut van de kunstenaar. Of het IBK dat toch op zijn minst pogingen doet om het veld wat te structureren.

JVI: Ja, maar dat is zichzelf toespitsen op een aantal problemen. Ik denk dat we het veel breder moeten bekijken. De kunstwereld bestaat niet enkel uit kunstenaars maar ook uit collectioneurs, galerijhouders, publiek, enzovoorts. Die constructieve communicatie moet doorgevoerd worden tot in al die geledingen.

TV: Dat klinkt eigenlijk toch allemaal wat vaag? Waar voel je die blokkering dan juist?

JVI: Ik heb het gevoel dat ik niet meer inhoudelijk kan praten over datgene waar ik mee bezig ben. Niet tegen mensen uit het veld, en eigenlijk ook niet tegen al te veel kunstenaars. Ze hebben allemaal hun eigen problemen, juist omdat het economisch en commercieel allemaal zo belangrijk geworden is. Het gaat er nu om of je bij de juiste galerij zit, of in welk circuit je al dan niet circuleert.

Pas op, ik vind wel dat de kunstenaars wat dat betreft hun lot uit eigen handen gegeven hebben. Niemand van hen durft blijkbaar nog zijn kwetsbaarheid te tonen. Als je een periode van mindere verkoop hebt, word je daar immers onmiddellijk op afgerekend. En het is dit soort mentaliteit die de versnippering van het beeldende kunstveld — dat wat Laermans en Gielen in hun boek proberen te beschrijven — in de hand werkt. Je moet eens kijken wat voor een soort stammenoorlog er tussen de drie groten steden heerst. Antwerpen, Gent en Brussel zijn gewoonweg drie volkomen onafhankelijke circuits, op een paar kleine uitzonderingen na.

Er zijn veel talentvolle kunstenaars in Vlaanderen, ook jonge mensen, maar door dat soort wederzijds beschuldigend protectionisme, zitten die mensen veel te snel aan hun plafond! Terwijl er op dat moment juist gecommuniceerd moet worden tussen die niches, om tot een platform te komen dat die grenzen overschrijdt. Er is in Vlaanderen naar mijn gevoel ook geen echte discussietraditie, en het is het gebrek hieraan dat vele Vlaamse kunstenaars naar het buitenland doet trekken. Daar kijken ze nog naar het werk. Ze kunnen trouwens ook niet anders, want in New York kennen ze de achtergrond niet. Hier gaat het bijna enkel over die achtergrond. Veel Vlaamse kunstenaars worden in het buitenland zelfs gewaardeerd, zonder dat men er hier weet van heeft. Francis Alys bijvoorbeeld behoort al jaren tot de top, terwijl ze hem in België bij wijze van spreken pas ontdekt hebben.

Een dergelijke braindrain tegengaan, is niet enkel de verantwoordelijkheid van de overheid. Je kan klagen dat de Vlaamse Gemeenschap te weinig geld geeft voor beeldende kunsten, maar de beeldende kunsten kunnen er toch ook bij wijze van spreken voor zorgen dat er geld vloeit naar de overheid? Neem nu de collectioneurs. In plaats van louter kunstwerken te kopen, en eventueel later door te verkopen, kan men toch werken volgens het Amerikaanse systeem? Ze kopen een werk, ze schenken het aan een Belgisch museum, en kunnen een percentage van de waarde van het werk fiscaal aftrekbaar maken.

Ik denk trouwens dat een aantal musea de waarde van de collectioneurs nog te veel onderschatten. Er zijn collectioneurs die een deel van hun verzameling in bruikleen geven aan buitenlandse musea, omdat ze er daar meer waardering voor krijgen. Eigenlijk is er nog een zekere mate van opvoeding nodig, zowel bij de Vlaamse musea als bij de overheid.

De kern van heel de zaak is volgens mij een soort mentale luiheid die er heerst in de Vlaamse kunstwereld. Wat er tentoongesteld wordt, is niet langer van tel, zo heb ik de indruk. Dat gebeurt er nu ook met het fenomeen van de jonge kunstenaars, wat iets is van de laatste tien, vijftien jaar. Nog quasi embryonale artiesten worden boudweg te vroeg getoond, waarmee men hun groei afremt, en hen eigenlijk gewoonweg kapot slaat. Twee jaar nadien zijn ze volkomen leeggebloed, en worden ze niet meer opgevangen. Ik zei het al, er is geen tussenplatform voor zulke mensen, waarlangs ze van het ene niveau kunnen doorgroeien naar het volgende. Als je een dergelijk platformklimaat creëert, dan krijg je binnen de kortste keren mensen zoals Eddy Merckx in de sport en Jacques Brel voor het chanson: topniveau.

Precies in die communicatiestoornis wringt de schoen. En ze zit in alle geledingen van het veld, ook bij de commerciële instellingen, de galerijen. In België zijn er maar een paar galerijen die internationaal kunnen meedraaien. Meer onderlinge communicatie geeft meer internationale contacten, geeft meer uitstraling voor meer galerijen. Neem nu Galerij Transit in Mechelen. Die mensen zijn daar al meer dan twintig jaar mee bezig, maar door die doodzwijgpolitiek heeft er weinig volk weet van. Dat is gewoonweg intellectueel oneerlijk. Maar internationaal meedraaiende galerijen zijn geen garantie voor een internationale doorbraak van Belgische artiesten. Zonder een begin van nationale steun is het voor galerijen moeilijk om Belgische kunstenaars te plaatsen in buitenlandse musea.

TV: Denk je dat er een overdaad is aan kunstenaars in Vlaanderen?

JVI: Er kunnen naar mijn mening geen kunstenaars genoeg zijn, maar er zitten misschien wel wat te veel kiekens op een te klein nestje, ja. Dat is een gevolg van de democratisering. Sorry, maar democratie en kunst gaan voor mij niet echt samen. Curatoren en beleidsmensen moeten radicale standpunten en keuzes dùrven maken. Sommigen vallen dan misschien uit de boot, maar het belangrijkste is nog steeds de algemene kwaliteit van de kunst. Als de nu al te kleine pot gedeeld wordt door een te grote groep, kom je ook geen stap verder. Door het fenomeen van al die beurzen, doorgroeibeurzen, projectbeurzen en wat weet ik nog allemaal, krijg je een generatie van (jonge) kunstenaars die bij wijze spreken enkel nog werk maken als ze geld krijgen. Maatschappelijk en sociaal gezien is dat misschien wel interessant, maar gaat de kwaliteit van de kunst erdoor omhoog? Het systeem is zodanig gedetailleerd geworden — voor elk wat wils — dat er geen echte lijn of visie meer te bekennen valt. Een oplossing zou kunnen zijn dat men aan een groep geselecteerde kunstenaars een basisinkomen geeft voor pakweg drie jaar, onder de 'voorwaarde' dat ze na drie jaar met hun werk min of meer op eigen benen kunnen staan. Onder dit systeem kunnen ze op eigen tempo hun werk ontwikkelen, zonder dat zij zich zorgen hoeven te maken over de RVA of andere fiscale beslommeringen. Zo overbruggen de jonge kunstenaars ook de cruciale periode na het afstuderen, waarin de meeste hun sociale contacten makkelijker kwijtspelen en helemaal alleen komen te staan.

Het is op dit vlak dat het kunstonderwijs ook serieus mag aangepakt worden. Het niveau van de hogescholen, hun docenten én ook de studenten mag voor mijn part wel serieus omhoog getrokken worden. Ze zouden meer buitenlandse docenten moeten aantrekken. Maar Vlaanderen lijkt me hiervoor gewoonweg nog niet rijp. Er is, zoals ik al zei, veel te weinig durf in het maken van keuzes. Ook de kwaliteit van de tentoonstellingen gaat daardoor naar beneden.Je moet het kwalitatief potentieel van een publiek naar boven halen met exposities in plaats van het kunstniveau naar beneden te halen. Ook op het niveau van de publiekswerking overdrijft men. Tegenwoordig moeten de musea bevolkt worden door kinderen, bejaarden, allerhande vrijetijdsorganisaties, enzovoort. Ik heb daar niets op tegen hoor, je mag kinderen in contact brengen met kunst, maar sla ze er alsjeblieft niet mee rond de oren!  De kans op aversie is dan ook veel groter.

TV: Heb je een algemeen alternatief in gedachten voor deze malaise? Want ze zit volgens jou blijkbaar wel overal…

JVI: Ik pleit eigenlijk voor de herinstallatie van een degelijk intellectueel platform. Het niveau van de tegenwoordige kunstfilosofen en zelfverklaarde kunstcritici is echt bedroevend, vind ik. De meeste kwaken letterlijk Foucault en Adorno na. Ik vraag me soms af van waar die mensen hun informatie halen, ze weigeren gewoon om met kunstenaars te praten, wegens te weinig tijd, desinteresse of prospectieluiheid. Maar ze schrijven wél over het werk! De meest elementaire regel van kunst wordt hier met de voeten getreden. Kunst is communicatie, en dan bedoel ik niet enkel tussen het werk en de toeschouwer/criticus. Het kunstwerk is geen alles verklarend icoon. Het wordt pas uitgediept als er over gediscussieerd wordt. Het inhoudelijke discours tussen kunstenaar en criticus moet dringend opnieuw aangezwengeld worden.

Dit is ook één van de redenen van mijn statement. Het feit dat ik voor mezelf heb uitgemaakt dat ik stop met schilderen en exposeren in Vlaanderen, is op zich al een soort bevrijding, en maakt dat ik zelf al meer inhoudelijk over mijn werk kan denken. Aan de andere kant hoop ik natuurlijk dat ik met mijn uitspraak de nodige reacties krijg van andere kunstenaars en mensen uit het veld, zodanig dat er terug gediscussieerd wordt tussen deze twee groepen.

Want laat ons eerlijk zijn, er is geen discussiekanaal tussen kunstenaars en veldmensen. Kanalen tussen veld en overheid, en overheid en veld zijn er genoeg, maar een degelijke derde schakel ontbreekt. Die is ook het minst structureerbaar. Het gaat dan niet om statuten en decreten, maar om een constant evoluerende, bijgeschaafde en inhoudelijke discussie over kunst. Er zijn nu zoveel kunstenaars, dat moet in principe net een aanleiding zijn tot een verfijning van het discours. Er is materiaal genoeg in Vlaanderen. En, nogmaals, het buitenland heeft dat gezien. Belgische kunstenaars zijn in vreemde ogen steeds specialisten geweest in de fusion. Qua eigenzinnig interpreteren en bijeenbrengen van verschillende bestaande elementen staan we zeer sterk. Het is in dit postmoderne klimaat, overvol van impulsen, dat de Belgische kunst een voortrekkersrol begint te krijgen. Indien je nu een tentoonstelling over Belgische kunst zou maken, met veertig of vijftig kunstenaars, en je pakt het goed aan, zal je zien wat voor een interdisciplinaire mentaliteit hier eigenlijk altijd geheerst heeft. Een Luc Tuymans bijvoorbeeld heeft minstens even veel te maken met film als met schilderkunst, net zoals Dirk Braeckman even veel schilder is als fotograaf. Wat er nu aan genrevermenging gebeurt in de internationale kunstscène, gebeurt al twintig jaar in België! Maar ik zie weinig curatoren in dit land inhoudelijk werken met de interdisciplinariteit van Belgische kunstenaars. Meer nog, ze werken elk vanuit hun eigen niche, ieder voor zich, elk met zijn eigen kunstenaars en ideeën.

Geen wonder dat het globale Vlaamse kunstveld zichzelf niet echt kent.

En als het zo blijft, geef mij dan maar het buitenland.

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Beste Jan, Al van uw

Beste Jan,

Al van uw origineel traktaat, gelezen in de nieuwsbrief van het IBK enkele weken geleden, werd ik ongemakkelijk en nu ik uw relaas gemodificeerd en omkaderd in De Morgen zie verschijnen vind ik dat het tijd wordt om te reageren (de brief verscheen aanvankelijk in het julinummer van rekto:verso, nvdr).

Eerst en vooral vind ik het een heel wijs besluit om er een tijdje mee te stoppen, iedereen zou die stap vroeg of laat moeten zetten en als gij in de positie zijt om dat te kunnen, waarom niet? Ik heb dat 3 jaar geleden ook gedaan, wat mij geen windeieren heeft gelegd. Mij was het voornamelijk te doen om uit te vissen wat mijn prioriteiten gingen zijn in de toekomst, want ik combineerde lesgeven met mijn artistieke arbeid, wat me op de duur te veel werd. Omdat ik meer en meer van mezelf aan het opgeven was en ik daar stilaan ziek en geestelijk gestoord van werd. Dat was al een tijdje aan de gang en het is mijn galerist die me wijselijk aangepord heeft om naar een geschikte residentie in het buitenland te zoeken. Ik heb het dicht bij huis gehouden en ben naar Parijs gegaan. Ik heb daar mentaal verschrikkelijk afgezien, me slecht gevoeld, en mij grotendeels opgesloten, heel asociaal. Terwijl ik daar naartoe ging zonder duidelijk vooropgestelde praktische bedoeling, heb ik daar elke dag gewerkt. Veel domme dingen heb ik gemaakt, maar op de duur werden die beter en beter en nu nog, 3 jaar later, profiteer ik van de bronnen die ik daar heb aangeboord. Dit heb ik kunnen doen dankzij de steun van de Vlaamse regering, ik heb zelfs een kleine toelage gekregen. Dus zo'n dingen gebeuren ook.

Ik denk dat ik toen nog veel gefrustreerder was dan gij nu zijt, deels om dezelfde redenen die gij nu aanhaalt. Het is onder andere inderdaad irritant dat de kunstwereld zich voornamelijk toespitst op de jongere goden, maar als ik me goed herinner hebt gij daar indertijd ook al mee van geprofiteerd, ik heb dat nooit meegemaakt. Soit. Maar wanneer die kunstwereld zich als dusdanig gedraagt, heeft die daar een reden voor, liggen daaraan tal van hedendaagse factoren aan de grondslag, die eigen zijn aan hoe de maatschappij en de culturele ontwikkelingen daarbinnen geëvolueerd zijn. Het is moeilijk aan algemene tendensen te tornen, ik heb dat bijna 20 jaar geprobeerd, met Club Moral, als leraar, als pamflettaire activist binnen mijn werk. Het neemt niet weg dat heel de evolutie in de "periferie" zoals ze dat graag noemen, mij met afschuw vervult, elke dag meer en meer eigenlijk. Er bewegen zich heel veel mensen in dat veld die denken dat ze beter weten wat kunst is dan de kunstenaar zelf. Terwijl die hun weten in de noodzaak van het maken zit en de enige betekenis van de dingen die ze maken in het feit ligt dat ze gemaakt worden.

Het is ook een feit dat het culturele klimaat in België niet veel veranderd is sinds de tijd van Baudelaire en dat we ons eigenlijk nog altijd zouden kunnen schamen voor de boertigheid van het culturele veld. De pijlsnelle overgang van amateurisme naar overprofessionalisering heeft daar ook weer mee te maken. De pretentie van sommige culturele ambtenaren is lachwekkend maar ook wel lief, eigenlijk. Niet compleet onschadelijk, maar wel gemakkelijk omver te blazen.

De kwaliteit die wij, Belgische kunstenaars, leveren wordt inderdaad stilaan wereldvermaard en laat ons maar beseffen dat zelfs het gebrek aan loyaliteit en de schijnbare incompetentie van de sector ons in de kaarten kan spelen. Tenslotte zullen we nooit de verfijning van de Franse cultuur kunnen evenaren, noch de brute rechtlijnigheid van de Amerikaanse. But whocares, wij zijn gewoon veel beter.

Ik heb nooit echt de luxe geproefd populair te zijn, sociaal een welgekomen gast te zijn in de kringen die zich graag met kunstenaars omringen. Maar ik heb altijd intuïtief aangevoeld dat dat niet het belangrijkste is van het kunstenaarsbestaan, integendeel. Het is niet echt gezond om u te veel in het verenigingsleven van het circuit op te houden. Men hoort er zoveel en zoveel keer hetzelfde zeggen. Oppervlakkigheid en loze stoef kunnen de dagen soms wat opvrolijken, maar ook niet meer.

Wezenlijke stellingen over inhoud en essentie van dat waarmee we bezig zijn, heb ik zelden horen verkondigen. Ik vraag me dan ook af of het de bedoeling van openingen, vernissages en diners achteraf is, om serieus op de dingen in te gaan. Tijdens interviews thuis en gesprekken met curatoren, met collectioneurs, ben ik de laatste jaren mooi aan mijn trekken gekomen op intellectueel gebied. Ook bij voordrachten, in de voorbereiding ervan en bij het beantwoorden van vragen achteraf krijg ik genoeg weerwerk om verder op mijn dingen in te gaan...

Tijdens de eerste jaren van het NICC heb ik de illusie gekoesterd dat we een orgaan hadden opgericht voor discussie en confrontatie. Tot mijn grote ontmoediging evolueerde de vereniging zich bijna direct tot een uitspelen van interne machtsblokken van de collega's-haaien van dienst. Wat de belangrijkste reden was waarom ik mijn mond tijdens de massavergaderingen van het eerste uur gesloten hield, wat ik nu niet meer zou doen, omdat ik ondertussen ondervonden heb dat ge macht ook positief kunt aanwenden...

Tekenend natuurlijk dat na 5 jaar NICC enkel het sociale luik nog van zich laat spreken. Wat men ook mag denken van het sociaal statuut, het is een statuut waar de "mindere goden" zich van kunnen bedienen en dat een aangepaste kopie is van rechtsstelsels die al geruime tijd op verschillende andere plaatsen in Europa bestaan. Belangrijk is dat de Belgische kunstenaars tegenwoordig woordvoerders hebben wanneer dit nodig is, dus het belang minimaliseren van die instelling is tamelijk ongepast, vind ik.

Erger vind ik de gebrekkige werking van een instelling als het IBK, waarvan men mij lid van de Raad van Beheer van gemaakt heeft, en waarvan zelfs ik als insider nog steeds niet weet in welke mate die internationaal aan de positie van de Vlaamse kunstenaar sleutelt. Want dat is toch ook een bron van uw groot ongenoegen, Jan?

Ik vind de boeken van Pascal Gielen en Rudi Laermans en de traktaten van Vande Veire heel interessant, als fenomenen. Maar als onderwerp van de discussie vertik ik als kunstenaar om de inhoud ervan belangrijk te vinden. Ik weiger mij op die manier te laten objectiveren, te ontmenselijken. Allemaal praat achteraf, duiding, positionering, systematisering. Al die powertalk, al dat categoriseren, al die strategie, zelfhypnose,.... Studieboeken zijn dat, om te leren hoe het in de voorbije jaren was. De kapotgeleefde dromen van de auteurs krijgt men daar te lezen. Ik wil daar als kunstenaar niet instaan, als "casestudy", verschrikkelijk. Mijn reactie op Vande Veire zijn tekst heeft lang liggen woelen, maar uiteindelijk ben ik niet verder geraakt dan een titel: "Als dat een pamflet is, ben ik een trompet". Een beetje misplaatst van mijn kant. Komt omdat, als ik aan een pamflet denk, ik aan de Futuristen denk, terwijl Van Dale zegt: "is een gedrukt geschrift van geringe omvang over een actueel onderwerp". Minder spectaculair dus, en het dekt de lading.

Maar wel fantastisch is het, dat zo'n dingen gebeuren en geschreven worden. Onze cultuur begint stilaan anders te leven en een nieuw cultureel bewustzijn te kweken. Aan de hand van vocabularia van hier die geen kopie meer willen zijn van andere zogezegd verfijndere contreien. Alstublieft nooit meer dat neerkijken op onszelf, van vanboven, verslagen en gemakzuchtig. De Vlaamse underdog mag voor mijn part een weerwolf worden, ik geloof in sprookjes.

Jan, wanneer ik uw tekst lees, denk ik, dat het hier toch zo slecht niet is. En voor u persoonlijk: wat een prachtig punt in uw leven, het kan er alleen maar beter op worden! Terwijl, ik weet het, de dagdagelijkse realiteit aanvankelijk telkens niets is dan leegte, onvermogen, onmacht, radeloosheid, stuurloosheid,... Kwestie is gewoon voort te blijven doen, dag na dag. Doen wat ge niet laten kunt, en uw mond blijven open doen wanneer ge iets te zeggen hebt. En rondkijken en u betrokken blijven voelen bij de grote wereld, daar gaat het om.

Misschien moeten we bijeenkomsten gaan organiseren in beperkte kring, en elkanders werk ter discussie stellen. Proberen uit te vinden wat de ander werkelijk ziet. Ik sta daar voor open, ik ben al met iets dergelijks bezig met een collega-artieste uit Parijs en een uit Londen. Bel maar, mijn telefoonnummer is: 0494 323 743. Maar verwacht er niet te veel van, uiteindelijk staat ge er alleen voor. Maar dat wist ge waarschijnlijk al.

Beste groeten,

Borgerhout, 17 juli 2004

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.