Gebruik uw fantasie

Bon, we weten allemaal dat er te veel theatermakers zijn. Met zoveel studeren ze van de theaterscholen af dat zelfs de horeca ze niet meer aankan. En dan verwonderd zijn dat ze zo weinig verdienen. Of klagen dat ze geen subsidies krijgen. Duiven en meeuwen krijgen ook geen subsidies, hé. Ze zijn gewoon met te veel. Graantjes meepikken is hun lot.

Er is een oplossing! Enfin, er zijn – in het geval van overpopulatie – véle oplossingen. Ge kunt een numerus clausus invoeren: maximaal één theatermaker per Vlaams café. Ge kunt een staatsexamen installeren voor pas gediplomeerde kunstenaars. (Vraag 1: Definieer ‘functioneel naakt’. Vraag 2: Waarom bent u zo blank? Vraag 3: Waar is het misgelopen?) Ge zoudt het jachtseizoen kunnen verlengen tot aan het Theaterfestival. Ge zoudt elke nacht tussen twee en zes vergif kunnen leggen op de drempel van Café De Duifkens. Ge zoudt zelfs decretaal kunnen vastleggen dat alle moorden in het laatste bedrijf van stukken van Shakespeare voortaan helemaal geloofwaardig moeten zijn. Enzovoort. Als het om theatermakers gaat, zijn er vele manieren.

68_hillaert_Minions-knutselen.jpg

Alleen zouden dat maar halve oplossingen zijn. Zolang ge theatermakers de kans blijft geven om het slachtoffer uit te hangen, zullen ze blijven kweken gelijk konijnen. Dat is gewoon de aard van het beestje. Bespaar op kunstenaars, en ze groeien aan in plaats van te krimpen. Ze zijn gewoon niet in staat om zich anders te organiseren dan met veel te veel ratten in de val. Ge moogt gij vergif strooien zoveel als ge wilt. Van miserabilisme leven ze juist op. Zeg als directeur van een theaterschool aan het begin van uw opleiding tegen uw studenten dat ze geen job gaan vinden, en ze werken zich des te krommer om werkloos te worden. Lemmingen zijn het. Ze willen allemaal Jan Decleir of Jan Decorte worden, en ze eindigen op café. Dat roeit ge van z’n leven niet uit.

Van knutselaars …

De oplossing ligt dus niet in minder theatermakers. De oplossing ligt in het woord ‘theater-maker’. Dát moeten we schrappen. Het probleem van theatermakers is dat ze allemaal de hele tijd theater willen maken. Hun ellende is dat ze alleen maar producten willen afleveren: monologen, dialogen, well-made plays, work in progress, sociale drama’s, solo’s, stand-up, musical, danstheater, dans zonder theater, muziektheater, kindertheater, repertoiretheater, figurentheater, politiek theater, tragedies, komedies, billenkletsers, choreografieën, performances, noem het maar op.

Het probleem van theater-makers is dat ze allemaal continu in première willen gaan met hun eigen kleine affe dingetje met een schone titel en een kleurrijke flyer en een trailer op YouTube en een toertje langs de cc’s. Dat is van theatermakers hun enige zwakte: hun zelfbeeld valt samen met maaksels. Hun werk valt samen met hun werken. Het zijn kunstenaars met het zelfbeeld van knutselaars. Dáár ligt het probleem.

68_hillaert_knustelen 4.jpg

De kwestie is dus niet dat er te veel kunstenaars afstuderen, wel te veel knutselaars. De kwestie is niet dat er te veel artiesten zijn, wel dat ze voor hun zelfbeeld allemaal werkjes moeten maken. Niemand krijgt ze nog gesleten. Gezelschappen staan tegenwoordig meer op cultuurmarkten dan in cultuurcentra. Ze doen ons anders naar de wereld kijken, zeggen ze, maar blijven intussen lustig meedraaien aan de roestige zwengel van de eeuwige productiemachine, de oververhitte motor van het groeikapitalisme. En maar produceren, blind tegen elkaar op.

Je ziet wat ervan komt. Tegenwoordig komt theater maken neer op zes tot acht weken zitten prutsen in een donker repetitiehol, en dan amper drie keer voor het voetlicht treden. Er zijn gewoon te veel kunstjes om allemaal aan de bak te komen. De val zit vol.

… tot verbeeldenaars

De oplossing voor de toekomst van kunst én school is een simpele knop omdraaien. We vervangen het woord ‘theatermaker’ door … ‘verbeeldenaar’. Want wat is de kern van de kunst? Niet werkjes produceren, maar verbeelding ontwikkelen. De kunde van kunstenaars is niet per se premières produceren, maar de wereld uitdagen om buiten zijn hokjes te denken. Dat doet niemand beter dan de artiest, tenzij het over zijn eigen hokje gaat, het hokje van de theatermaker: het begint bij de navel, heeft de omtrek van een dwangbuis, staat stijf van de concurrentie en eindigt met een burn-out. Scheur u daar toch uit los!

Aan alle theatermakers van België: ga voor uw spiegel staan, kijk uzelf in de ogen, en schrijf traag maar gestaag het woord ‘verbeeldenaar’ op uw kop. Want dat is wat ge zijt: iemand die meer ziet dan de rest, omdat ge de dingen anders ziet. Daar is nood aan in deze wereld. Veel meer nood dan alleen maar aan premières.

68_hillaert_knustelen 6.jpg

Zie welke mogelijkheden zich plots openbaren. Ge kunt u laten aanwerven bij een vakbond om mee na te denken over alternatief staken. Ge kunt les gaan geven op een lokale academie zonder een gevoel van mislukking. Ge kunt op kabinetten gaan zitten om ministers uit te dagen tot vernieuwend beleid. Ge kunt creatieve campagnes helpen vormgeven bij ngo’s. Ge kunt de journalistiek spannender maken. Ge kunt het jeugdwerk in de wijk inspireren. Rusthuizen aangenamer maken. Het HR-beleid van bedrijven vermenselijken. Sociale woningbouw vormgeven. Want – kijk in uw spiegel – gij hebt meer verbeelding dan de rest, en de rest heeft dat nodig, want de wereld is in beweging, maar het denken zit vast. Gij zijt een verbeeldenaar! En daarvan zijn er niet te veel, maar veel te weinig. Verbeeldenaar is een knelpuntberoep.

Aan alle theatermakers van België: stel u voor dat ge niet altijd meer door het stof moet kruipen bij het zoveelste kunstencentrum voor uw zoveelste première. Stel u voor dat ge niet altijd meer op café moet zitten kniezen dat ze uw talent niet zien. De wereld telt veel meer coproducenten. Zoek ze op. Gebruik uw fantasie. Ge moet er alleen niet altijd per se theater mee willen maken. Pak af en toe ook eens uw verbeelding onder de arm en verlos de wereld. Hij zit vast. Gij kunt hem doen bewegen. Beweeg.

68_hillaert_knustelen 3.jpg

En natuurlijk zult ge daarbuiten alleen maar het verschil kunnen maken als ge af en toe ook nog eens een voorstelling maakt. Natuurlijk moet ge af en toe nog eens een première vieren. Geen verbeeldenaar kan zonder de oefening van de knutselaar. Maar maak dan theater om uw verbeelding aan te scherpen, en niet omgekeerd. Maak dan theater omdat het moet, niet omdat u gediplomeerd bent als maker en dus maaksels moet produceren. Gij zijt uw eigen product. Gij zijt een verbeeldenaar. Maak wat van uw leven, in plaats van alleen maar theater te willen maken. Nog nooit was de oplossing voor een probleem zo simpel. Ze begint bij die knop in uw kop.

 

Wouter Hillaert is cultuurjournalist en coördinator van rekto:verso. Hij schreef dit epistel als een Kleine Boodschap voor Theater Aan Zee.

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Bijgaande zend ik u een

Bijgaande zend ik u een ingezonden brief van mezelf dat ik in 2012 naar de redactie van De Standaard stuurde. Het was mijn reactie op een artikel, denk ik, ofwel een interview, waarin Bart De Wever intellectuele commentaar gaf op de besparingsplannen in verband met cultuur die op dat moment in gang werden gezet.
Per ongeluk stootte ik er gisteren op, en ik vind het een mooie aanvulling op wat Wouter Hillaert zegt.

Ingezonden stuk AMVK naar site van De Standaard 24.12.2012

Met veel interesse en aandachtig heb ik het artikel van Bart De Wever gelezen in De Standaard. Hij zegt zinnige dingen maar het is spijtig dat zijn uiteenzetting niet verder reikt dan Nietzsche en Adorno. Om te bewijzen dat kunst zogezegd niet autonoom kan blijven in een gesubsidieerd bestel.

Dat is zoals ze zeggen heel kort door de bocht. De meeste kunst die geproduceerd wordt is niet gesubsidieerd. En omdat ze niet gesubsidieerd is krijgen we die niet te zien. U blindstaren op de de namen die telkens opnieuw in de media opgevoerd worden, omdat hun werk zoveel geld opbrengt of omdat ze schandalige dingen tonen of fratsen uithalen is helemaal kortzichtig, Maar daar heeft De Wever het niet over. Akkoord, subsidie wordt nooit gebruikt om subversiviteit te steunen, maar om macht bevestigende uitingen kansen tot verspreiding te bieden. Veel steuntrekkers zijn zich daar niet van bewust, maar alvorens ze in aanmerking komen voor geld van de overheid passeerden ze al verschillende filters.
Als ex-subsidie lid heb ik hier twee jaar aan meegewerkt, en ik kwam tot de conclusie dat het subsidie-apparaat een instituut is dat onontbeerlijk en nodig is voor een land of regio om zich te profileren als cultureel levende entiteit. Wat goed en slecht, interessant en triviaal is, dat zijn, zoals we ondertussen weten, heel rekbare begrippen geworden, maar de graadmeters die ertoe doen om bepaalde soorten van kunstuitingen al of niet te subsidiëren, dàt zijn gegevens die nader onderzocht moeten worden. Het subsidiebeleid bijvoorbeeld in Nederland heeft al die lange vette jaren weinig fundamenteels helpen floreren terwijl de opkomst van het abstract impressionisme in de Amerikaanse jaren 50 en de gloriegang van de 90-er jaren boom van The Young British Artists onder andere ook strategische politiek en sociaal-economische constructies waren, door de overheid gestuurd dus.

Het is een mythe dat kunst slechts groot kan worden dankzij subsidie, en dat goede kunst per se geld nodig heeft. Uit niets iets maken is de kern van veel creatieve daden. Of een bestaand iets in een nieuw daglicht zetten, daar heb je niet echt veel geld voor nodig. Het is wel zo, en des mensen, dat je veel minder snel en graag opgepikt wordt als je alles zelf probeert te doen. De machtsapparaten, de gemeenschappen in al hun vormen, houden ervan zich belangrijk en nodig te weten, als een soort garantie te functioneren. Hun politiek is het dan ook hun keuze voor het ondersteunen van bepaalde individuën en instellingen financieel gestructureerd uit bouwen. Wat op zich geen probleem zou mogen zijn, maar het soms toch is. In het verleden ging teveel geld voornamelijk naar de slimmeriken, naar kunstenaars die zich naar alle nieuwe bochten van het beleid bogen om in de steeds veranderende bestellen te blijven passen. Op dat moment is men als kunstenaar niet meer met kunst bezig, maar met politiek. Wat perverteert en de creatieve potentie verdunt.

Natuurlijk, Marcel Duchamp keerde vanuit een ietwat comfortabele positie een pas in de winkel gekocht urinoir om, om het op een sokkel te zetten. Dat gebeurde in 1917 in New York. Het urinoir werd als kunst geweigerd voor de expo waarvoor het werd ingediend, werd daarna per ongeluk weggesmeten, om later dan geconsacreerd te worden als sleutelingreep met invloed op de kunst van de hele 20ste eeuw. De geste, daar ging het toen om, het statement om iets kunst te noemen dat het tevoren niet was. En de goegemeente ertoe te verplichten met iets nieuw rekening te houden, naar iets te kijken wat ze tevoren niet zagen. Heel belangrijk is het feit dat Duchamp vond dat hij dit moest doen, anderen ertoe aanzetten met dezelfde blik als de zijne naar dit voorwerp te kijken, om aan een soort gekooidheid te ontsnappen. Ter verluchting van de geest, tegen de verstarring. Zoiets maakt kunstenaars als individuën belangrijk en al dat gedoe met geld en status, dat is was het sociaal apparaat ermee aanvangt. Zo werkt de gemeenschap, ze heeft klaarblijkelijk maar een beperkt aantal manieren om te tonen dat ze iets heeft opgepikt.

Alfred Schumacher, auteur van het boek "A Guide for the Perplexed" heeft het in 1977, het jaar van de Punk, over de aard en het belang van kunst. Hij noteert dat er een tamelijk grote verwarring bestaat over het bestaan en de betekenis van kunst; maar argumenteert dat deze verwarring oplost wanneer men kunst bekijkt in relatie tot het effect die ze heeft op menselijke wezens. De meeste kunst is onder te brengen in twee categoriën. Wanneer kunst gemaakt wordt om op onze gevoelens in te spelen is het entertainment, terwijl kunst die het gemunt heeft op onze wil propaganda is.

" Grote kunst is een fenomeen met veel facetten, dat zich niet tevreden stelt slechts propaganda of entertainment te zijn; maar door beroep te doen op de hogere intellectuele en emotionele mogelijkheden van de mens, is het gemaakt om waarheid over te brengen. Wanneer entertainment en propaganda getranscendeerd worden door, en ondergeschikt gemaakt worden aan het communiceren van waarheid, dan kan kunst ons doen evolueren als mens en dat maakt kunst fantastisch." ( "A Guide for the Perplexed", 1977)

AMVK 24.12.2012

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.