'En avant la main!' Nieuw-ambachtelijke kunst

Het was Arthur C. Danto die in de jaren 1980 verklaarde dat wij nu met zijn allen in het post-historische tijdperk vertoeven waarin alles kunst kan worden, van het urinoir van Duchamp over de Brillo Boxes van Warhol (waar Danto zijn verhaal aan ophing) tot een renovatie van Orlan. Een bevrijdende gedachte, maar tegelijk ook beklemmend: want als alles kunst is of kan zijn, treedt al snel de verveling van de snelle bevrediging op, het ongenoegen van de ontbrekende uitdaging.

Een urinoir in een museum plaatsen is leuk, maar als we een eeuw later nog steeds massaproducten op kunstsokkels sleuren, is er misschien wat sleet op de formule gekomen. De terugkeer naar het ambachtelijke in de kunst lijkt dan ook een reactie te zijn op de vrijblijvendheid van kunst in het conceptuele tijdperk. Kunst maken leek immers nooit zo eenvoudig: neem een object, om het even welk object, en verbind er een ‘kritische’ betekenis aan. Ta-daa, kunst.

Maar het verhaal is uiteraard complexer dan dat, want ook de technologische vooruitgang heeft de terugkeer naar het ambacht bespoedigd. Vooral sinds de opkomst van digitale technologie is het creëren van virtuoze effecten zo vanzelfsprekend geworden dat het effect ervan stilaan naar nul convergeert. Een sprekend voorbeeld is het gebruik van computergegenereerde beelden (CGI) in de film: deze effecten zijn soms zo opzichtig en doorzichtig nep dat ze alle charme verliezen. De monsters van plasticine die Ray Harryhausen eertijds fabriceerde, zagen er ook nep uit, maar ze waren duidelijk met liefde voor het vak gemaakt, waardoor hun wervende kracht enkel toeneemt. Op een parallelle manier kunnen digitale foto’s vandaag eindeloos worden bewerkt en gemanipuleerd met een klik op de muis: veel ingrepen die vroeger de vaardigheid van de individuele hand vergden, zijn nu in de software geprogrammeerd, met als gevolg dat er geen reële uitdaging en dus ook geen verdienste meer is. De dimensie van het maken en de fysieke band met de eigen creatie vervliegt. Het digitale tijdperk heeft alles mogelijk gemaakt, maar de ziel is eruit.

Nieuwe ambachtelijkheid is een daad van verzet

Maar we mogen de terugkeer naar het ambacht niet uitsluitend in termen van reactie denken. Het is in zekere zin helemaal geen terugkeer naar om het even wat. Het is simpelweg de constante in de geschiedenis van de menselijke creativiteit. De mens is een scheppend wezen. Wij zijn in de wereld aanwezig door de wereld te bevormen, of het nu om landbouw gaat, het bouwen van een woning, of het maken van een schilderij. En de eerste manier waarop de mens in de wereld is, is via de hand. Het eerste wat het kind doet, is met de handjes naar de wereld grijpen. Maar ook voor de volwassen mens is de hand het eerste instrument waarmee hij in de wereld ingrijpt. Zelfs digitale wonderen gebeuren pas als de hand op de muis van de computer klikt. De terugkeer naar de hand als eerste medium voor het maken is dan ook geen retrograde evolutie en al helemaal geen revolutie: het is de vanzelfsprekende terugkeer naar de essentie van ons in-de-wereld-zijn.

Minder evident is misschien dat de nieuwe ambachtelijkheid ook in het verlengde ligt van een recente trend in het artistieke discours: kunst als onderzoek of research. De voorbije jaren, en zeker sinds de fanfare rond het Doctoraat in de Kunsten, is dat concept als een groot nieuw inzicht de wereld in gestuurd. Nochtans is althans de moderne kunst nooit iets anders geweest dan een onderzoek van de wereld en onze relatie tot die wereld. Dat is wat de impressionisten deden, het was waar het kubisme voor stond. Het is niet ondenkbaar dat de nieuw-ambachtelijke kunst in belangrijke mate het moderne project voortzet. David Hockney heeft ooit beweerd dat het kubisme het belangrijkste onvoltooide verhaal van de twintigste eeuw is en dat abstractie en conceptualisme tijdelijke dwalingen zijn omdat ze een creatieve cul de sac impliceren: allebei leiden ze vroeg of laat naar een monochrome lege kamer. De white cube als werk op zich. Maar wat blijft er daarna nog mogelijk? Hoe gaat het ‘onderzoek’ daarna verder? De terugkeer naar de hand als eerste medium is eveneens een terugkeer naar de essentie van het artistieke onderzoek omtrent onze relatie tot de wereld. Die wending naar ambachtelijkheid is nergens zo duidelijk als in de film. Apichatpong Weerasethakul, Lisandro Alonso, Béla Tarr en andere makers van hedendaagse metafysische cinema werken op een bescheiden schaal, stellen digitale ingrepen in functie van de vorm en brengen de cinema terug tot een esthetische ervaring die opnieuw vragen stelt over onze relatie tot ruimte en tijd.

Aan de terugkeer van het ambacht ligt vermoedelijk zelfs een politiek engagement ten grondslag. Bij jonge kunstenaars, gepokt en gemazeld in, en dus niet makkelijk onder de indruk van digitaal gegoochel, en bovendien opgegroeid in een wereld waarin de geglobaliseerde ideologie van het neoliberalisme ook de kunstwereld tot een markt heeft gereduceerd, leeft opnieuw het bewustzijn dat small is beautiful. Sterker: small is necessary, want enkel door schaalverkleining kan de kunstenaar zijn autarkie behouden ten opzichte van het circuit van het kapitaal dat ook de kunstwereld in zijn greep heeft. De tekening, het schilderij, het self-published boek en de film gemaakt op handicam: het zijn evenzoveel creatieve daden die het kapitaalcircuit saboteren.

De nieuwe ambachtelijkheid houdt ten slotte ook een enorme uitdaging in voor de kunstacademies, die zich de voorbije decennia hebben gewenteld in postmoderne theorie. Wie vandaag een diploma als kunstenaar op zak wilt steken, hoeft lang niet meer te kunnen tekenen: Lacan napraten en Jean-Luc Nancy debiteren volstaat. Wij leven in het tijdperk waarin talentvolle kunstenaars worden gefnuikt omdat ze niet slagen voor kunsttheoretische vakken. Niet kunstenaars maar trendy theoretici zwaaien de plak. Dat betekent dat kunstenaars vandaag in hun atelier zelf weer moeten ontdekken wat vroeger van meester op leerling werd doorgegeven. De nieuwe ambachtelijkheid is dan ook veel meer dan een esthetisch of poëticaal discours: het is een daad van verzet. Kunst zal van de wereld zijn, of niet zijn.

Christophe Van Eecke is filosoof, freelance publicist en auteur van Only Connect (Breda, 2011), christophevaneecke.be.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Met dit artikel wordt nog

Met dit artikel wordt nog maar eens de nagel op de kop geslagen. Ambachtelijkheid als belangrijke voorwaarde voor het scheppen van kunst. Kunst die bemerkenswaardig is omdat ze ook moeilijk te maken is, of mooi zonder daarom het stigma van naief en oninteressant te zijn. De kunst die ook weer oog kan zijn en niet alleen verstand. Dat de keizer geen kleren draagt moet nu weer gezegd worden. Het is een moeilijke tijd omdat enerzijds de conceptuele kunst haar grenzen bereikt heeft (het banalizeren van de provocatie ). Anderzijds, welk technisch kunnen hebben onze schilders nog ? Hoeveel kunstwerken moeten na luttele jaren gerenoveerd worden door verkeerde materiaalkeuze.

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.