Collectiebeleid in Vlaanderen

Samenwerking en synergie. Twee begrippen die even onderhuids als prominent deel uitmaken van minister Schauvlieges beleidsstrategie en waar ook de Vlaamse musea niet aan lijken te ontkomen. Wordt een ‘Collectie Vlaanderen’ de oplossing voor het probleem van ontoereikende aankoopbudgetten? De publicatie Met nieuwsgierige blik laat de museumsector zelf aan het woord.

Wie peilt naar de essentie van ‘het museum’, kan niet heen om zijn collectie. De vaste verzameling vormt de kern van zijn werking én identiteit. Niet zelden heeft een museum zijn populariteit en belang te danken aan de werken die het bezit. Wie het Louvre zegt, zegt de Mona Lisa van da Vinci. Wie het Reina Sofia in Madrid bezoekt, moet Picasso’s Guernica zien. Ook de Vlaamse museumsector kan niet om deze logica heen. Niet alleen het collectiebeheer, maar ook het aankoopbeleid moet dan ook met gepaste sérieux worden behandeld. En net dat laatste blijkt minder evident.

ÉÉN COLLECTIE VLAANDEREN

5375In vergelijking met buitenlandse instellingen zijn de budgetten van onze musea meer dan ondermaats. Het Gentse Museum voor Schone Kunsten had voor 2010 een overheidssubsidie van 100.000 euro. De Londense Tate Gallery kan rekenen op een tienvoud. Wanneer onze musea de markt opgaan, worden zij geconfronteerd met kapitaalkrachtigere concurrentie. In internationaal perspectief stelt de draagkracht van hun collecties dan ook weinig voor. Minister Schauvliege is zich bewust van de situatie en pleit daarom voor de uitbouw van een Collectie Vlaanderen: het geheel van publieke verzamelingen als de ultieme collectie waarmee de regio zich internationaal op de kaart kan zetten. Dat idee grijpt terug naar Nederlands voorbeeld, waar de minister van cultuur begin jaren negentig het concept Collectie Nederland lanceerde. Dit als antwoord op de steeds luider klinkende roep om ‘collectiemobiliteit’ als alternatief voor de aankoop van kunst in de publieke sfeer. Musea werd gevraagd meer werken in bruikleen te nemen uit de depots van gelijkgezinde instellingen, om zo lacunes in de eigen collectiepresentaties op te vullen. Het concept vond bijval in de museale sector, de Mondriaanstichting engageerde zich met het peterschap en het Amsterdamse triumviraat (Rijks-, Stedelijk en Van Gogh Museum) zette de theorie om in praktijk

Op het eerste gezicht lijkt er dan ook weinig verkeerd met de ‘aanleg’ van een Collectie Vlaanderen. Dankzij het initiatief wordt het versplinterde landschap van de Vlaamse erfgoedverzamelingen ondergebracht in één transparante structuur. Verwante werken uit verschillende musea kunnen makkelijk worden uitgelicht om als ensembles te worden getoond. De krachten worden gebundeld. Maar museumcollecties zijn geen grabbeltonnen, en door aan te sturen op verregaande collectiemobiliteit via bruikleen wordt voorbijgegaan aan het basisprincipe van het museale concept: het verwerven van een identiteit. Door musea ertoe te brengen hun eigen verzameling te laten opgaan in het grotere geheel van de Collectie Vlaanderen, wordt het hen haast onmogelijk gemaakt om zich een profiel aan te meten waarmee zij zich kunnen onderscheiden in het bredere museale veld. Musea moeten eigen accenten kunnen leggen met eigen werken.

MET NIEUWSGIERIGE BLIK

Het afgelopen jaar organiseerden BAM, FARO en het Agentschap voor Kunsten en Erfgoed de lezingenreeks Met nieuwsgierige blik – collectievorming en aankoopbeleid in Vlaanderen. In de gelijknamige publicatie levert Paul Depondt een status questionis van het debat. Daaruit blijkt dat het idee van een Collectie Vlaanderen niet enkel deel uitmaakt van minster Schauvlieges opvattingen rond overheidsgestuurd collectiebeleid zelf, maar dat het – ondanks de kritiek van een aantal hoofdrolspelers uit de sector – al volop doorgedrongen is tot het museale veld zelf. Met als gevolg tastbare initiatieven in het Vlaamse museumlandschap, waar zich vandaag een vorm van institutionele koepelvorming voordoet. Enerzijds groepeerden de musea voor Schone Kunsten (MSK Gent, KMSK Antwerpen en Groeningenmuseum Brugge) zich in de Vlaamse Kunstcollectie. Anderzijds leidden de musea voor hedendaagse kunst (S.M.A.K., M HKA, Middelheim en Mu.ZEE) de uitrol van het project Contemporary Art Heritage Flanders in. De betrokken musea in beide koepels opereren weliswaar in coöperatief verband en niet onder toezicht van een centraal gezag, zoals het Agentschap Kunsten en Erfgoed oorspronkelijk in gedachten had. Toch maken deze initiatieven duidelijk hoezeer de Vlaamse musea verregaand lijken mee te stappen in het verhaal van ‘intensieve samenwerking’ als goedkoop alternatief voor de individuele uitbouw van sterke museumcollecties. Het beeld van de Vlaamse conservatoren die zich op de markt begeven om er die werken aan te kopen die hun museale visie weerspiegelen, lijkt tot het verleden te behoren. Maar het is zeer de vraag in welke mate zij daar van harte mee instemmen, want ze worden danig beknot in het varen van een eigen koers.

Het beeld van de Vlaamse conservatoren die zich op de markt begeven om er die werken aan te kopen die hun museale visie weerspiegelen, lijkt tot het verleden te behoren

Profilering is heel belangrijk in het museale veld. En daarom maakt minister Schauvliege een inschattingsfout door een Collectie Vlaanderen naar voren te schuiven als de oplossing voor de ontoereikende aankoopbudgetten van de Vlaamse instellingen. In de cultuurbegroting moeten dringend de nodige fondsen voorzien worden voor gerichte en duurzame collectie-uitbreiding. Fondsen die terecht beschouwd mogen worden als een investering in de toekomst. Onze museale sector heeft behoefte aan een financiële injectie. Enkel zo kunnen er vaste verzamelingen uitgebouwd worden die er in internationaal opzicht echt toe doen. In Met nieuwsgierige blik legt Depondt de vinger op de wonde. De Vlaamse musea zijn klaar om een eigen plaats op de kaart te veroveren. Nu nog een sensibilisering van de overheid. De standpunten zijn ingenomen, het debat kan geopend worden. Laat deze publicatie geen dode letter blijven.

Paul Depondt, Met nieuwsgierige blik - Collectievorming en aankoopbeleid in Vlaanderen, ASP Editions, ISBN: 9789054877097.

Joris D’hooghe is kunsthistoricus, met als onderzoeksdomein de avant-garde van de twintigste eeuw.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.