James Joyce zou ooit geschreven hebben dat "als de kunst van een toneelschrijver volmaakt is, de criticus overbodig is". En vervang 'toneelschrijver' daarbij gerust door 'dichter', 'cineast', 'kunstenaar', 'muzikant', 'podiummaker' en zelfs 'charmezanger', de hele goegemeente waartegen wij ons in dit kunstkritische boekje willen verhouden. Wat een groot geluk voor ons dat die goegemeente maar bij hoge uitzondering een werk waarmaakt dat aan Joyce's ideale norm voldoet. Zou je denken, als je het zomaar eens was met good old James. Maar dat zijn wij niet, dat is zowat ons vak. Zelfs al zou alle kunst volmaakte kunst zijn, dan nog willen wij ons het recht blijven voorbehouden om onze (toegegeven: veel minder volmaakte) kritiekjes verder te bedrijven. Waarom?