Nr. 4 maart - april 2004

Redactioneel: Kunstkritiek, een leven

James Joyce zou ooit geschreven hebben dat "als de kunst van een toneelschrijver volmaakt is, de criticus overbodig is". En vervang 'toneelschrijver' daarbij gerust door 'dichter', 'cineast', 'kunstenaar', 'muzikant', 'podiummaker' en zelfs 'charmezanger', de hele goegemeente waartegen wij ons in dit kunstkritische boekje willen verhouden. Wat een groot geluk voor ons dat die goegemeente maar bij hoge uitzondering een werk waarmaakt dat aan Joyce's ideale norm voldoet. Zou je denken, als je het zomaar eens was met good old James. Maar dat zijn wij niet, dat is zowat ons vak. Zelfs al zou alle kunst volmaakte kunst zijn, dan nog willen wij ons het recht blijven voorbehouden om onze (toegegeven: veel minder volmaakte) kritiekjes verder te bedrijven. Waarom?

 

Montignaccen op gatenkaas

Wees gerust, ook het gesubsidieerde podium kent zo zijn hypes. Een van de laatste heet Jon Fosse (1959). Noor van afkomst, veelschrijver van beroep, mag de man zich de laatste jaren beroepen op heel wat scene credibility. Zijn toneeloeuvre werd op tien jaar tijd vertaald in bijna dertig talen en gespeeld op meer dan honderd podia over de hele wereld. Het succesrecept? Neem een minimum aan simpele woorden, roer ze om in alle mogelijke zinsconstructies en klaar is je stuk. Dat is één versie. Een andere is dat elk van Fosses dunne en herhalerige replieken perfect op zijn plaats staat en er tussen die lijntjes op weergaloze wijze een even existentieel als mystiek portret van het fenomeen de mens geschilderd wordt. All-in.

Plotseling was de wereld een jungle. 'Le temps du loup' van Michael Haneke

Tijdens een retrospectieve van zijn films moet de Oostenrijkse filmmaker Michael Haneke zijn publiek ooit een 'verontrustende avond' hebben toegewenst. Maar wat is dat, 'verontrustend'? Is een goedgemaakte thriller verontrustend, of is er meer nodig?

 

Hollerin' the Blues in een niemandsland

"The blues is a low-down achin' chill", zong Robert Johnson, en "an achin' old heart-disease." "Traditionele Afro-Amerikaanse volksmuziek geënt op restrictie en herhaling, lafjes voortdokkerend op een loden vierkwartskadans", kirren de onderburen polyfoon, en ik verwittig discreet de ordediensten. "You know, I walk along, talk to myself/ I wonder/ does everybody have the same mind that I got?/ Sometimes I have a mind to leave this place/ I tell my people that sometimes/ But they say, you know you doing time" zingt Robert Pete Williams, moe en afkerig van een werkelijkheid die gaatjes maakt. Zijn muziek lijkt een stille maar harde reactie op zo'n werkelijkheid: ongrijpbaar in een paar betekenissen van dat woord, en wereldvreemd in de mooiste betekenis van dat woord.

 

Bedenkingen bij Quarantaine, Cie de Koe

Bruno Vanden Broecke heeft in ieder geval één toeschouwer gevonden die aarzelend op hem toestapt en zachtjes vraagt: hoe kan je dáár in godsnaam een voorstelling over maken? Waarom juist deze absoluut nihilistische - en dus makkelijke - analyse van onze hedendaagse samen-leving? Ik verwacht van podiummakers (en kunstenaars in het algemeen) wel wat meer dan dat ze alles afdoen als biologisch gedetermineerd en het systeem dus gewoon bevestigen, in plaats van er een subversieve interpretatie van te maken.

Levenskunst op sterven na dood?

De manier waarop het SMAK thans zijn programma van tijdelijke tentoonstelling invult, bezorgt me bijna letterlijk buikpijn. Let wel: vanuit de buik, want het hier gaat slechts om een vermoeden, een intuïtieve veronderstelling dat de (post?)Hoet-tentoonstellingsstaf - als we hier al van mogen spreken natuurlijk - met de groots opgezette expo van Luigi Ontani een vrij dubbelzinnige keuze gemaakt heeft. Een keuze die laat vermoeden dat het SMAK-beleid niet altijd even rechtlijnig is en dus niet kan tippen aan een aantal vroegere artistieke beslissingen van het museum.

 

Over de kritische receptie van een Vlaamse theatervoorstelling in Parijs

September 2000. Le Monde publiceert een artikel met de titel 'Les Flamands jouent la distanciation'. Centraal in het artikel staan groepen als Tg STAN, Dito'Dito, de Roovers en de Onderneming. De auteur verbaast zich non-stop over het feit dat de spelers van die groepen zoveel afstand nemen van hun personages. Het is één van de eerste artikels in een reeks van vele enthousiaste reacties op de intrede van een generatie Vlaamse podiummakers die, in tegenstelling tot podiumkunstenaars als Fabre, De Keersmaeker, Lauwers en vele anderen, de toneelspeler terug op de voorgrond hebben geplaatst.

 

Hoe authentiek zijn uitvoeringen op "authentieke instrumenten"?

Je moet het eens zelf proberen. Leg eens iemand die weliswaar minimaal vertrouwd is met muziekgeschiedenis, die het verschil kan maken tussen pakweg een Mozart en een Prokofiev, maar die Bachs Die Kunst der Fuge nog niet kent, een uitvoering ervan door een viool- of saxofoonkwartet voor. Je kan ervan op aan dat jouw proefpersoon niet alleen aangenaam verrast zal zijn, maar dat hij of zij ook het werk in kwestie veel recenter zal achten dan het eigenlijk is. Dat heeft enerzijds te maken met de bezetting: de klankkleur van een saxofoonkwartet is niet bepaald iets wat men met barokmuziek associeert. Maar het heeft anderzijds ook te maken met de tijdloosheid van een werk van een dergelijk formaat.

 

Kontro:Verso: Krant zoekt kunst voor losvaste relatie

KONTRO
KRANT ZOEKT KUNST VOOR LOSVASTE RELATIE. BIJ VOORKEUR VERBODEN, INERTIE VERZEKERD

Terwijl ik naar mijn Raveel staar, daarbij ongewild doorkijk naar die van u, staart me een vlek tegen die me het zicht ontneemt: de illusie van het transparante. Terwijl ik een boek koop, dat verboden heet, koop ik een mythe die zich niet laat lezen: de mythe van het verbod.

Maar ik wil zien. En ik wil lezen.