Stilaan werpt de nieuwe eeuw de vermoeidheid van de vorige af. Het 'einde van de geschiedenis' en de triomf van het kapitalisme (als de ene, zaligmakende religie) zijn door het wereldgebeuren dat de huidige crisis is als nefaste waanbeelden doorprikt. En plots hebben we weer een wereld, geen universum maar een pluriversum, een toekomst om in te geloven. Die toekomst is weliswaar getekend door het beeld van een totale apocalyps, een reëel einde van de geschiedenis door de fatale crisis van het klimaat. Maar anders dan het klaroengeschal over de komst van het paradijs op aarde is het denkbeeld van de apocalyps altijd een bron van ijver geweest, een openbaring die eist om aan het werk te gaan. De tijd die ons rest, is een tijd van ijver. Van nieuwe energie, andere energie. Op dat punt staan we, zoals bekend. En de literatuur blijft niet achter. Integendeel, ze wacht op ons. En ze heeft tijd.