Nr. 28 maart - april 2008

Redactioneel: Mediamasturbatie

t Es ne vrie wereld. En ik kan het weten, want ik lees kranten en luister af en toe naar de radio. De werkelijkheid was er deze dagen rond Valentijn weer beroerd aan toe: 'VTM-nieuws krijgt ander decor' (De Standaard), 'Hoeveel keer moet ik me nu nog heruitvinden?' (VTM-nieuwsanker Lynn Wesenbeek in een lang Zeno-interview in De Morgen), 'Ik kan het nieuws echt mee sturen' (Het Nieuwsblad achter de schermen bij Lynns Eén-collega Wim De Vilder), 'VTM lanceert Telefacts Crime' (De Morgen), 'Valentijn met Studio Brussel' (Het Laatste Nieuws), 'Eigenlijk wilde ik psychiater worden' (Mieke Berendse, VRT-directeur Media, in een interview van een dubbele pagina in de Gazet van Antwerpen), 'Amper kijkers voor de Cultuurprijzen' (De Standaard over de kijkcijfertop), 'VRT grootste kanshebber bij eerste Vlaamse Televisiesterren' (De Morgen), Mezzo op Radio 1 interviewt Arne Quinze omdat hij ook al te gast is in het Canvasprogramma Lux XL, Donna blikt zoals elke week vooruit en terug op de Eurosong-voorrondes op Eén… 't Es ne vrie wereld: media die vegeteren op andere media.

 

Tarzan in de woestijn

Filmdocumentaires uit de Maghreb? Je stelt je er iets bij voor met kamelen, stoffige bergen of mannen die thee slurpen op roerige straathoeken, terwijl verderop een moskee loeiend oproept tot het avondgebed. Niet meteen waar je hier je slaap voor zou laten. Maar geen documentaire heeft me ooit meer gedaan dan VHS Kahloucha van Néjib Belkadhi uit Tunesië, samen met Ali Essafi's Ouarzazate Movie uit Marokko. Beide films gaan over films maken als een overlevingsstrategie in verarmde contexten. Maar ze hebben onze westerse blik vooral iets bij te brengen omdat ze die juist omkeren. Een pleidooi voor noodzaak.

Gevangen in de anekdotiek

Voor het gemak zou je het genre dat Ken Loach beoefent 'sociale cinema' kunnen noemen. Films die naast een goed verhaal, de kijker een geweten proberen te schoppen. In The Wind That Shakes the Barley (2006), over de Ierse onafhankelijkheidsstrijd, en Land and Freedom (1995), over de Spaanse burgeroorlog, ging Loach het over de grenzen zoeken, maar op zijn best is hij als hij verhalen vertelt die dichter bij huis spelen. Zo is Riff Raff (1990), met Robert Carlyle, een film die diepe indruk op mij maakte. Vaak vertelt Loach het verhaal van een individu tegen het licht van de grote geschiedenis. Het verhaal van een kleine man in de grote wereld. Of hoe la petite histoire ons meer inzicht kan geven in la grande histoire, en zelfs relevanter kan zijn. Want als het goed gebracht wordt, kan een fictief of half fictief verhaal ons meer vertellen over de werkelijkheid dan een documentaire of een geschiedenisboek.

 

Kevin Coyne

Op 2 december 2004 overleed Kevin Coyne in het Duitse Nürnberg na een lange, slepende ziekte, zoals dat heet. Coyne was een musician's musician, op handen gedragen door onder anderen Police-gitarist Andy Summers, rockgoeroe John Peel en, dichter bij huis, Arno Hintjens en Patrick Riguelle. Tijdens de jaren 1970 trok hij volle zalen en de Brit hoort thuis in het rijtje van groten als Captain Beefheart en Syd Barrett. Zijn originele invulling van de blues en invloed op de Britse folkrockbeweging zijn allerminst gering te noemen. Zappend door radioland wordt duidelijk dat dergelijke excentriekelingen geen plaats meer vinden in de ether, dat tot een verzamelplaats verworden is van platte eenheidsworst waar veelal ziel en intensiteit vakkundig is uitgeknepen.

 

Dansen op een druk kruispunt

Niemand die in dans meer bekendheid geniet dan Anne Teresa De Keersmaeker. Waaraan ze die faam verdient? Zeitung, na de Parijse première nu in eigen land te zien, toont hoe de Keersmaeker er met haar gezelschap Rosas blijft in slagen om traditie te vertalen in vernieuwing. Concreet onderzoekt ze in deze creatie verder de interactie tussen dans en muziek binnen hun historische context. Het is een wankelend bewegen in het ongerede, dansen op een druk kruispunt.

The American Sublime

Zelfs voor de cynische twijfelaars onder ons zal het nu wel duidelijk zijn: met Into the Wild (2007) is Sean Penn definitief toegetreden tot het pantheon van grote eigentijdse filmauteurs. Het is pas zijn vierde film als regisseur en scenarist, maar het is ook zijn vierde voltreffer op rij. Het verhaal van Christopher McCandless, de student die zijn geld wegschonk om in zijn eentje in Amerika rond te trekken, is een ode aan de Amerikaanse pioniersgeest. Het is een film over een antiheld wiens onstuimige temperament perfect aansluit bij dat van Penn. Een verhaal over waarheid en waarden in een verweesde wereld.

 

Theater en religie: zin in verzoening

In theater lijkt religie waarlijk heropgestaan. Bijbelteksten en katholieke oersymbolen mogen weer, en de Vader daalt in allerlei varianten op de podia neer. Kamp Jezus vormt daar geen uitzondering op, wel integendeel. De acteurs van Wunderbaum zingen uit volle borst en lijken moeiteloos tot en over God te praten. Maar hoe zeg je iets zinnigs over zingeving, zonder aan den lijve te ervaren wat geloof is? Hoe prikkelend kan theater zijn als het wil spelen met een onderwerp als — godbetert — religie?

 

Jeff Koons

Maandag 28 december 1992. Ik stapte het Stedelijk Museum van Amsterdam binnen voor de tentoonstelling Jeff Koons. Michael Jackson was er ook, in gezelschap van zijn lievelingschimpansee Bubbles. Buster Keaton zat schrijlings op een ezel. De Pink Panther werd stevig omhelsd door een blonde stoot. Zo ging het maar door. Teddyberen, bloemtuilen, een metalen konijn. Telkens uitgevoerd in drie dimensies en in grote maten.

 

Get real!

Zo mogelijk nog meer dan over de liefde is er door de eeuwen theater gemaakt over de relatie fictie-werkelijkheid, over schijn en zijn. Van zodra iemand de scène betreedt, gaat het er al over, kan je zeggen. Zodoende vallen in die materie nog amper nieuwe inzichten te verbeelden voor theatermakers. Metatheater heeft zijn beste tijd gehad, en die lag ergens in de voorbije eeuw. Deze nieuwe era, met zijn snel wisselende verhouding tot video- en virtuele beelden, lijkt veeleer die van filmmakers. Dat zie je van reality tv tot The Matrix: het is vandaag via (hand)camera's dat onze aloude drang naar de ware werkelijkheid zich uit, wat die ook moge zijn. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het bijzondere spel met 'echt' en 'gespeeld' in de theatervoorstelling Remax het werk is van videokunstenaar Peter Monsaert (met muzikant Nico Goethals). Hij maakt die banale relatie weer pijnlijk actueel.

 

Kijken voor het slapengaan

Het blijft een vreemde vaststelling wanneer je discussieert met collega's uit andere cultuursectoren of met kunstliefhebbers in het algemeen: 'Waarom kunnen jullie van de beeldende kunst op jullie tentoonstellingen nu eens niet gewoonweg stérk werk tonen, zonder een vuistdikke handleiding nodig te hebben om begrepen te worden?', of 'Waarom is veel beeldende kunst vandaag de dag zo meta, conceptueel of elitair geworden, en wordt ze enkel nog begrepen door een zichzelf suf rukkend kringetje van door kunst bezeten intimi?' Het zijn veel gehoorde opmerkingen aan ons adres. Ik heb dat nooit goed begrepen, althans niet helemaal: wat bedoelen ze dan met 'te meta', of met 'te conceptueel'?

 

Cultureel fascisme?

Wat is dat toch? Ons probleem met diversiteit? Waarom kunnen wij, open minded people, niet met anders zijn overweg?