Paul Mennes

Hoeren

Ik ben één keer naar de hoeren geweest. Ergens halverwege een doorzopen nacht in een bar raakte ik aan de praat met een man en een vrouw die even dronken waren als ikzelf. We schoten goed op en zorgden ervoor dat we alledrie dronken bleven. Van de vrouw herinner ik me niets meer. De man droeg een geruit hemd, een verbleekte jeans en vuile werkschoenen. Hij was graatmager en had een snorretje dat me aan het woord bloedarmoede deed denken. Allebei hadden ze namen, maar ook die zijn me ontschoten.

 

Valentijn

Hij zat alleen aan een tafel en verbaasde zich over de foeilelijke versieringen aan de muren. Overal hingen harten in roze en rood. Hij rookte niet omdat roken al lang niet meer mocht in restaurants. Hij staarde naar de rozen op de tafel. ‘Wat een absurde dingen zijn dat eigenlijk’, dacht hij.