Matthijs de Ridder

Van de plicht en de fictie

Het is haast een cliché om te zeggen dat Hugo Claus zelf een ‘Vlaamse fictie’ was. Hoe je de schrijver ook typeert, altijd is er wel iemand die het tegendeel beweert – en niet zelden is dat Hugo Claus zelf. Ook nu hij al vijf jaar niet meer onder ons is, raakt men er niet uit. Claus blijft verscheiden. Hij zou een slechte Vlaming zijn volgens de nationalisten en een onzuivere Belgicist volgens die andere nationalisten. Maar hoe enthousiast voor- en tegenstanders Claus ook in hun kamp willen trekken, of juist uit hun nest willen stoten, zelden krijg je het idee dat diens oeuvre een rol speelt. De plicht van de dichter, een rijk gedocumenteerde bundel beschouwingen over de politieke gedaante van Claus, geeft een aanzet om lijn te brengen in de maatschappelijke betekenis van het oeuvre van de man die zich zijn Vlaanderen talloze malen heeft voorgesteld en verbeeld.