Jeroen Theunissen

Minutenlang

Van Niels Bohr is de uitspraak dat voorspellen bijzonder moeilijk is, vooral waar het de toekomst betreft. Lord Kelvin, een van de belangrijkste Victoriaanse fysici, meende dat het onmogelijk zou zijn ooit een vliegtuig te ontwerpen. Nobelprijswinnaar Albert A. Michelson beweerde, enkele jaren voor Albert Einstein de relativiteitstheorie ontwikkelde, dat de belangrijkste fundamentele wetten en gegevenheden van de natuurkunde allemaal waren ontdekt. Thomas Watson, CEO van IBM, zou gezegd hebben dat er op de wereldmarkt maar plaats is voor vijf computers. De eerste van drie bekende ‘wetten’ die de sciencefictionschrijver Arthur C. Clark opstelde, is dat als een befaamde wetenschapper beweert dat iets mogelijk is, hij vrijwel zeker gelijk heeft, maar dat als die wetenschapper beweert dat iets onmogelijk is, hij zich daarin naar alle waarschijnlijkheid vergist.

 

Kwaliteitsdrama

Alsof hij haar er opmerkzaam op wilde maken dat ze al een dag of drie vergeten had de blaadjes van de scheurkalender af te trekken, zei Vera’s kleinzoon, een opgeschoten jongen met een te grote neus, die voor was op zijn leeftijd wat betrof jeugdpuisten en tienerarrogantie: ‘Ze zouden dat toch moeten afschaffen, de dood.’ De jongen zat aan de keukentafel zijn huiswerk te maken, maar keek even op naar het portret van zijn gestorven vader, haar zoon.

Alles wat mogelijk is

Toeval bestaat niet, zegt het cliché, maar in de nieuwe roman van de Duitse schrijfster Juli Zeh (1974) speelt het wel een erg cruciale rol. Dat stelde ook Zehs Vlaamse collega Jeroen Theunissen vast. Sterker nog: toen hij Vrije val las, ontdekte hij dat het toeval uit het boek van Zeh zich als het ware tot in zijn eigen net voltooide (en ondertussen ook gepubliceerde) roman heeft doorgezet. De beide boeken vertonen immers enkele opmerkelijke parallellen. In deze tekst maakt Theunissen zelf de analyse van een wel erg toevallige verwantschap.