Zwijgen is zilver, spreken is out

Maandag 16 april, Nieuwpoorttheater.

David Van Reybrouck interviewt een regisseur, een historica, een beeldende kunstenaar en een psychoanalyticus. Het thema van de avond: 'Symbolisme voor beginners'. Na tien minuten rinkelt er een gsm. De eigenares van het onding graait zenuwachtig in de handtas, vindt het voorwerp van haar schaamte niet onmiddellijk en besluit de tas dan maar zo hard mogelijk tussen de dijen samen te drukken, in een vergeefse poging om het storende geluid te dempen. Wanneer ze vijf minuten later haar hartslag weer onder controle heeft, gebeurt het onvermijdelijke: haar telefoon rinkelt opnieuw. Ze doet geen moeite meer om hem te zoeken, maar duwt de tas meteen in een deuk. De avond is voor haar finaal verpest.

Donderdag 19 april, Minardschouwburg.

Het Time Festival gaat van start met Les aveugles, een multimediale bewerking van het bekende drama van de Gentse symbolist Maurice Maeterlinck (1862-1949). Denis Marleau van het Canadese huis UBU weet met minimale middelen het vervreemdende effect van Maeterlincks tekst in een hedendaagse vorm op te wekken. Twaalf gezichten doemen op uit de volstrekte duisternis. Ze kijken elkaar niet aan en staren boven de hoofden van het publiek. Achteraan in dat publiek gaat de aanvankelijke zenuwhoest van een roker op leeftijd over in een schokkerige slijmhoest, dan in iets wat een verloren doodstrijd lijkt te zijn. De man wil zichzelf en het publiek de schaamte besparen en zoekt in volstrekte duisternis de uitgang op. Tastend en proestend botst hij tegen stoelen en muren voor hij eindelijk de zaal weet te verlaten.

Woensdag 25 april, Handelsbeurs.

Enkele Vlaamse en Nederlandse dichters lezen tijdens de poëzieavond Verrukte monden voor uit eigen werk en uit dat van Gentse symbolisten waarmee ze een zekere verwantschap voelen. Hafid Bouazza wekt de indruk dronken of stoned te zijn, en wanneer hij een vrouw in het publiek een evenwel nauwelijks hoorbaar kuchje hoort produceren, spreekt hij geïrriteerd het volk aan: 'Wat is er aan de hand? Het lijkt hier wel de concertzaal van Amsterdam! Hebben jullie een pepermuntje nodig of zo? Probeer jullie alsjeblieft eventjes in te houden!' Honderd mensen houden tijdens het volgende kwartier de adem in, honderd mensen verwijten Bouazza in stilte een arrogante kwast te zijn. Daar komt nog een resem ingehouden verwensingen bij wanneer de maag van de Nederlander even later drie keer duidelijk hoorbaar oprispt en Bouazza dat probeert te vergoelijken door iets te mompelen over 'te veel Spa rood tijdens de maaltijd van daarnet'.

Om de twee jaar strijkt het Time Festival in Gent neer. Het wil naar eigen zeggen 'met' en 'in' de stad werken en zich van andere kunstenfestivals onderscheiden door zijn 'wendbaarheid': het onvoorspelbare staat steeds voorop. Daarom stellen telkens twee andere curatoren het programma samen. Ze krijgen de opdracht om 'actuele tendensen binnen de veranderende maatschappij en artistieke omgeving' op te speuren en krijgen in ruil daarvoor heel wat vrijheid om hun eigen fascinatie bot te vieren. In 2005 kozen curatoren Peter Verhelst en Peter Vermeersch er resoluut voor om geen centraal thema te kiezen en gewoon te programmeren wat hun op dat moment het interessantste leek. Dit jaar was er wel een thema: Time 2007 concentreerde zich op symbolisme, en dan vooral op Maurice Maeterlinck, de enige Belg die ooit de Nobelprijs voor literatuur gekregen heeft. En toen daalde er een goddelijke stilte uit de hemelen neer. Onze oren suizen er nog van.

De stilte van de storm

Zoals de kunststroming van omstreeks 1900 naar het mysterieuze neigde, zo blijft het ook na alle interviews met curatoren Koen Van Synghel en (vooral) Anne-Mie Van Kerckhoven een beetje een mysterie waarom ze voor dat thema hebben gekozen. 'Het was de brug tussen de romantiek en het modernisme, maar de Eerste Wereldoorlog is daar zo tussen gekomen dat we er nog altijd niet klaar mee zijn', liet Van Kerckhoven optekenen. 'Regelmatig komt die neiging tot het ijle en het esoterische terug. In zo'n tijd leven we nu weer. Bovendien is symbolisme als aanloop naar het surrealisme iets typisch Belgisch.' Dat klinkt aannemelijk, maar echt bevredigen als verklaring waarom het duo Gent tien dagen in de sfeer van Maeterlinck wilde dompelen, doet het in feite niet.

Elders verantwoordde Van Synghel de keuze van het thema vanuit de link met de stad waar het festival plaatsvindt: 'Gent heeft een dubbel gezicht, met alle nadelen van dien. Vandaag is Gent veel meer opgepoetst, maar wij willen nagaan tot wanneer dat niet het geval was.' Gent heeft tijdens de laatste twee decennia zijn historische kern inderdaad wel tot blinkens toe afgestoft, maar fiets eender welke buitenwijk binnen (moet er nog Ledeberg zijn?) en je krijgt natuurlijk een heel ander plaatje. Nu speelt Time Festival zich weliswaar uitsluitend in de stadskern af, maar los daarvan hebben de curatoren weinig moeite gedaan om de veronderstelde ruwheid of zogenaamde typisch Gentse 'donkere schuring' op te roepen. De meeste voorstellingen (en zeker ook de meeste tentoonstellingen) die ze hebben geprogrammeerd, situeerden zich eerder in de geësthetiseerde burgerlijke sfeer die anno 1900 hoogtij vierde. Als het de bedoeling was om de oorspronkelijke vuigheid van Gent weer even te laten opborrelen, dan hebben de curatoren die ambitie niet echt waargemaakt. Ook al omdat de voorstellingen waarvan je toch een zekere weerbarstigheid mocht verwachten soms niet meer bleken te zijn dan een bescheiden storm in een onbreekbaar glas water.

Voor alle duidelijkheid: ik vind het meer dan prima dat het Time Festival de nog altijd wereldberoemde maar bij ons nauwelijks bekende Maurice Maeterlinck en het symbolisme aan de stad Gent heeft willen teruggeven. Ik vind ook dat de beide curatoren (samen met Mauro Pawlowski, die het muzikale luik van het programma verzorgde) een interessant en gevarieerd programma hebben samengesteld. Ik vind het alleen jammer dat ze er niet in geslaagd zijn om op een heldere manier uit te leggen waarom dat thema relevant is voor de wereld van vandaag.

Zelf heb ik daarover toevallig wel een theorietje, geholpen en gestuurd door een paar incidentjes die allemaal te maken hadden met het verstoren van de eeuwige gewijde stilte in de kunsttempels. De periode kort voor en kort na 1900 was een tijdgewricht waarin een stad als Gent door nogal wat tegenstellingen werd getekend. Er bestond een kloof tussen de burgerij en de arbeidersklasse, er werd tegelijk Frans en Nederlands gesproken, en God was dan wel dood verklaard, maar er bestond een sterke hang naar alles wat naar mystiek, esoterie en metafysica rook. Na tien dagen Time Festival denk ik dat het een andere tegenstelling van toen is, die vandaag het meest actueel en relevant blijft: de clash tussen het expliciete en de soms nog veel meer verpletterende, alles opslorpende, desoriënterende stilte. De kunsten zijn nog altijd op zoek naar de beste manier om hun boodschap over te brengen, en de keuze tussen schreeuwen of zwijgen, onthullen of verhullen, zelf zeggen of laten vermoeden, bepaalt uiteindelijk nog altijd of de boodschapper zijn doel verwezenlijkt. Drie voorstellingen die tijdens het festival te zien waren, maken dat op wonderbaarlijke manier zichtbaar.

Nouvelle vague

In al zijn zweverigheid toch erg expliciet was de voorstelling van Maeterlincks Pelléas et Mélisande, geregisseerd door de Fransman Jean-Christophe Saïs en uitgevoerd door de Comédie de Reims. In het stuk geraakt Golaud, kleinzoon van koning Arkel, tijdens de jacht verdwaald in het bos, waar hij de timide Mélisande aantreft. Verliefd als hij is neemt hij haar mee naar het paleis van zijn grootvader, waar ook zijn halfbroer Pelléas vertoeft. Mélisande knoopt met die halfbroer een intieme relatie aan, die gebaseerd is op een treffende verwantschap van de ziel. In Temptation Island-termen: Pelléas wordt meteen Mélisandes 'maatje'. Dat moet wel slecht aflopen, geen van beide personages uit de titel overleeft dan ook het einde van het stuk.

Volledig in de Franse traditie voert Saïs Pelléas et Mélisande op zoals Maeterlinck het zelf graag zou gezien hebben. Aan de tekst werd nauwelijks of niet getornd, de speelstijl is klassiek, de choreografie en het spel met licht en ruimte uitermate gestileerd. De personages dragen lange, donkere gewaden waarmee ze over de scène lijken te zweven. Ze versterken hun woorden met trage, dramatisch sterk geladen gebaren en declameren de overvloedig met uitroeptekens bezaaide tekst van Maeterlinck met een sérieux van heb-ik-jou-daar.

Pelléas et Mélisande, dat vooral bekendheid verwierf door de talloze bewerkingen op muziek van onder meer Claude Debussy en Jean Sibelius, is een symbolistisch sprookje dat meer dan eeuw later in eerste instantie gedateerd lijkt door het bovenmatige flou artistique dat als een zachte, mistige sluier over de tekst gedrapeerd is. De symbolisten keerden zich van hun realistische en naturalistische voorgangers af, en schreven daarom dialogen waarvan je je onmogelijk kunt voorstellen dat een mens ze ooit spontaan over zijn lippen zou kunnen krijgen. Ook de keuze van de setting — een donker woud, een mistig kasteel — toont meteen aan dat men hier Grote Kunst heeft willen bedrijven; Maeterlinck bond samen met zijn vriend Cyriel Buysse wel eens de schaatsen aan, maar hij deelde zeker niet diens fascinatie voor het boerenleven en de ruige wereld van de arbeiders. Jean-François Saïs heeft er, onder meer door een ingenieus gebruik van licht (en donker), in zijn enscenering voor gekozen om de aandacht van het publiek permanent op die sluier te vestigen, waardoor zijn Pelléas et Mélisande pure new wave is geworden, zij het dan à la française. Je voelt er helemaal de sfeer in van de donkere, trage en vooral heerlijke platen waarmee The Cure in de prille jaren tachtig talloze tienerdromen heeft vergald.

Vreemd genoeg is het effect van die beeldende finesse net dat je, zodra je in de sfeer geraakt bent, uiteindelijk meer naar de tekst toe wordt gezogen. Wat op het eerste gezicht vooral een visueel spel schijnt, blijkt met andere woorden juist de ultieme manier om de tekst van Maeterlinck tot in zijn meest expliciete essentie te laten overkomen. De moraal van dit verhaal komt daardoor erg sterk uit de verf: liefde verslindt alles, de wereld is een tranendal en mensen zijn wreed en onkenbaar voor elkaar. Die boodschap is dus inderdaad erg aards en menselijk, in tegenstelling tot de eerste indruk die je als 21e-eeuwse toeschouwer van het toneelstuk kunt krijgen.

De literatuur van Maeterlinck is een overdadig geornamenteerde wenteltrap naar de totale zaligheid. Wie van de eerste verwondering om al die tierlantijntjes op de trap bekomen is, ziet dat er op elke verdieping ook een gigantisch spandoek hangt, met daarop een onmogelijk verkeerd te begrijpen, expliciete en zelfs ietwat sloganeske kreet. De meest voorkomende is wellicht 'O Misère!' Jean-François Saïs maakt die twee aspecten van Maeterlincks Pelléas et Mélisande heel erg duidelijk. Je kunt deze voorstelling bezwaarlijk vernieuwend theater noemen, de relevantie ervan voor een hedendaags publiek is enigszins onduidelijk en een swingende, opbeurende ervaring is het ook al niet. Maar door zijn weldoordachte opbouw van sfeer en mysterie, die de tekst van Maeterlinck in al zijn expliciteit van kommer en kwel meedogenloos uit de lucht doet vallen, heeft Saïs de Belgische symbolist wél een geslaagd en verdiend eerbetoon geschonken.

Poppen op de wip

I apologise, een voorstelling van de Franse Gisèle Vienne die als een absolute must see van het Time festival werd aangekondigd, heeft de pretentie erg expliciet te zijn. Wie niets te 'expliceren' heeft, kan echter ook niet expliciet zijn.

I apologise zit een beetje op de wip tussen dans en poppentheater. Peter Rehberg zorgde voor de muziek, Dennis Cooper schreef en sprak een aantal teksten in die tussen de scènes worden afgespeeld. Volgens de perstekst doorbreekt Vienne met deze voorstelling 'alle taboes' en toont ze 'een compromisloos verlangen naar het donkere in ieder van ons'. Centraal staat een ongeluk, waarvan de al dan niet werkelijke toedracht telkens opnieuw maar op een andere manier gereconstrueerd wordt. Regisseur van die verschillende reconstructies is een mannelijk personage dat behalve met zichzelf en zijn o zo getormenteerde ziel voortdurend in de weer is met een stuk of twintig poppen. Hij haalt de poppen — ontluikende meisjes van een jaar of twaalf — uit houten kisten, laat ze naast of op elkaar poseren, versleurt ze naar de andere kant van de kamer, maakt er daar een nieuw stilleven mee, stouwt ze dan weer in de kisten en begint vervolgens met dezelfde boosaardige blik gewoon opnieuw. Onder meer zijn hardhandigheid met de behoorlijk levensechte poppen moet ons wellicht verontrusten. In plaats daarvan treedt echter na een klein halfuur het grote geeuwen terminaal in werking.

Naast de getroebleerde man verschijnen nog twee dansers ten tonele. Volgens Vienne zijn ze allebei 'icônes à la fois rock et baroques', volgens mij niet. Tongen worden gedraaid, bloed wordt vergoten, het mannelijke zogezegde rockicoon stript full monty en trekt vervolgens dameskleren aan. Het raakt allemaal kant noch wal, en onder heel die stapel clichématige taboes — die natuurlijk helemaal geen taboes zijn, en zeker niet op de scène — valt er geen spatje van een boodschap of betekenis te bespeuren.

Ook de multidisciplinariteit van dans en tekst en poppen en muziek heeft geen ander doel dan multidisciplinair te zijn. Het is niet dubbelop maar vijfdubbelop, en onder andere daardoor heeft I apologise iets heel erg ninetees. Het enige wat nog ontbrak om helemaal een exploot van dat decennium te lijken, waren die verdoemde visuals van blubberend plasma op een telescopisch glasplaatje, die je toen werkelijk overal te zien kreeg. Zoals The Prodigy's Firestarter en de Sex Pistols' reünieconcerten in de jaren 1990, was ook dit gothic voor kleuters, punk for the millions, een taboetje voor de hele familie.

I apologise? Terecht.

Sanne is van iedereen

Het Time Festival koos voor deze editie de concertzaal van de Vooruit als Meeting Point. In de zomerse aprilmaand bleek dat geen goede keuze: geen hond die zin had om in dat veel te grote, donkere hol bekenden of onbekenden te gaan besnuffelen. Mauro Pawlowski liet er zowat elke avond een of ander combo rare kwasten musiceren in een gerecycleerd cafédecor van Anna Viebrock, dat zoals gebruikelijk tot in de kleinste details juist zat. In dat decor ging ook Über, de nieuwe voorstelling van Sanne van Rijn, in première.

Über begint met een scène van een minuut of tien waarin een ober de vloer van het café schoonveegt. Hij zegt geen woord, heeft alle tijd van de wereld. Dit is geen theaterzaal, er zijn dus ook geen pluchen zetels, en het publiek begint te schuifelen in zijn schoenen. 'Het is Time Festival, ze nemen hun tijd', hoor ik iemand zeggen. Dat is lachen. Na zowat een kwarteeuw vegen verdwijnt de ober van de scène. Hij zal niet meer terugkeren. In plaats daarvan volgt een oorverdovende stilte. En dan een lichtkrant boven het podium, die ons

in een paar korte zinnetjes aanspreekt. Dat we allicht wat zenuwachtig worden omdat er niets te zien is. Was er maar iemand naar wie we konden kijken, daarvoor zijn we toch gekomen? Het is een beetje treiterig, en eigenlijk terecht: van het theater verwachten we dat het zich telkens vernieuwt en dat het ons dus telkens weer verrast, maar voor onszelf willen we eigenlijk altijd weer hetzelfde. We willen alleen verrast worden op een manier die we zelf aanvaardbaar vinden. We hebben een kaartje gekocht, de show moet nu maar eens beginnen. Here we are now, entertain us.

En dan krijgen we zogezegd wat we verlangen: het licht gaat uit en aan, en plots staat Sanne Van Rijn in een onnozel glinsterjurkje op de toog naar ons te staren. Ze beweegt als een marionet, en de lichtkrant laat ons weten dat ze dat ook is: ze is het product van ons dwaze verlangen, wij hebben haar gemaakt. Een schurende soundscape van Eavesdropper dreunt zich een weg door ons brein, oranje bollen en worsten schuiven langzaam over en naast de scène, een kier licht flitst als een kopieermachine over het lichaam van Van Rijn, opnieuw en opnieuw. Is dit echt alles wat onze fantasie vermag? De lichtkrant, de onhoorbare stem van een onkenbare god, denkt van wel: waarom doen we met de kracht van onze geest niet eens iets leuks met de vriendelijke dame die op het podium staat? De suggestie om haar arm eens op te tillen wordt ons opgedrongen, en gedwee proberen we het nog ook. Ze geeft geen kik, niets lukt ons nog.

Über is een mindfuck van jewelste: je weet dat er met je voeten wordt gerammeld en toch voel je de neiging om je sokken uit te trekken opdat het vooral niet zou stoppen. De vrouw op het podium is misschien een marionet, maar ook wij zijn niets anders dan houterige trekpopjes. We hangen futloos aan de draadjes die de regisseuse in haar hand houdt én aan die van ons eigen beperkte vermogen om te fantaseren. We staan er een beetje bij als Piet Snot, we zijn net beteuterde kleuters die geen lolly krijgen van de juf.

En dan volgt hét moment van dit Time Festival. Van Rijn, die na een half uur eindelijk van de toog geklauterd is en ons van op het randje van het podium een tijdje hopeloos heeft staan aanstaren, verdwijnt. Uiterst langzaam, geklampt tegen de zijwand van het decor, verlaat ze kwijnend de scène. Doordat die zijwand voor iedereen aan die kant van de zaal enigszins achter een zuil verscholen zat, was haar verdwijntruc nauwelijks te zien. Gevolg: een paar tientallen mensen strekken, net zo traag als Van Rijn achteruitwijkt, de nek zo ver mogelijk uit om toch een glimp van haar te kunnen opvangen. Vervolgens zetten ze voorzichtig een stap opzij, dan nog één en dan nog één, ondertussen nog altijd zo reikhalzend dat het pijn doet aan de spieren in de hals. Dit wordt ineens een ware dansvoorstelling, niet op het podium, maar in de zaal. Van Rijn heeft ons zo ver gekregen dat we niet alleen zijn gaan beseffen dat we marionetten zijn, ze laat het ons nu ook fysiek voelen door ons te laten meewiegen op deze trage ode aan de stilte.

Zo tekende Sanne Van Rijn met Über voor de meest hedendaagse en intrigerende voorstelling van dit Time Festival. Ze weigert om het drama zoals in het klassieke theater expliciet op de scène te brengen, waardoor het je impliciet mentaal wordt opgedrongen. Als we de parallel met de muziek doortrekken, zit Van Rijn volledig op de golflengte van een aantal interessante muzikanten die de soundtrack maken van de nieuwe eeuw. Net als Christian Fennez, Köhn, Alva Noto en nog een hele armada laptopknutselaars zorgt ze er met haar vreemde voorstelling voor dat het tussen je oren even hevig en bevreemdend knettert, opdat je de stilte tussendoor beter zou horen.

Telefoontje van boven

Het echte thema van dit festival was dus de moeilijke zoektocht naar een gepaste manier om in de gigantische drek van informatie — en desinformatie — toch nog een boodschap te kunnen overbrengen. Een boodschap van Maeterlinck en zijn tijdgenoten was alvast dat er achter de zichtbare werkelijkheid een andere dimensie verscholen zit, een hoger niveau waar echte schoonheid, volmaakte waarheid en pure zuiverheid nog te vinden zijn. Om die laag aan te boren slingerden ze zich met allerhande uitgesproken beelden en symbolen naar dat gesublimeerde, dat onzegbare toe. Dat leverde vaak zwaar beladen tot zelfs bombastische kunst op, die er juist door zijn densiteit en expliciete poging om aan de ondraaglijke zwaarte van het aardse te ontsnappen, vaak niet in slaagde om te worden wat ze wilde zijn: een soort allesomvattend, bijna muziek geworden artefact dat aan de kern van het sublieme raakte.

Dan hebben we het voor alle duidelijkheid over symbolisme van de transcendentale strekking, maar er bestaat ook net zo goed een soort symbolisme dat verstilde 'stemmingskunst' teweegbracht, waarin de persoonlijke, intieme bewogenheid van diep verscheurde zielen werd verwoord. Het symbolistische van dat soort kunst zit onder meer in de veronderstelling dat het bijna letterlijk blootleggen van de eigen gespletenheid meteen ook de gekerfde ziel van een hele mensheid zou illustreren. Ook deze strekking weegt wel eens zwaar op de hand, maar even vaak laat ze een fascinerende en zelfs onvergetelijke indruk na en zijn het kunstwerken die je niet gewoon bekijkt, leest of beluistert, maar vooral
'ervaart'. De beide vormen van het symbolisme zijn bij ons onder meer terug te vinden bij iemand als Karel van de Woestijne, al weigerde die zichzelf een zuivere symbolist te noemen. Volgens hem was Maurice Maeterlinck immers de zuiverste symbolist van allemaal.

Vandaag blijft het zoeken naar een evenwicht tussen verstillen en expliciteren, tussen less en more, tussen suggereren en door de strot rammen. Jean-Christophe Saïs heeft Maeterlinck met zijn ondubbelzinnige eenduidigheid misschien gepast geëerd, maar zijn versie van Pelléas et Mélisande blijft toch een muur van (weliswaar sierlijke) tekens en kreten, waarin hij geen gaatje meer open heeft gelaten om het hedendaagse publiek de hand te reiken. Die opening heeft zijn landgenote Gisèle Vienne wel willen maken, maar er komen alleen bokshandschoenen uit te voorschijn, waardoor het net zo moeilijk als onwenselijk wordt om haar handje te schudden. Dat less soms inderdaad veel more kan zijn, zou Vienne van Sanne Van Rijn kunnen leren, die de stiel in Nederland verwierf maar met de vloot van Johan Simons naar het NTGent is meegekomen en met Über de hoofdvogel van het Time Festival heeft afgeschoten.

Van Rijns stemmingskunst toont aan dat je door te zwijgen niet noodzakelijk instemt, maar soms — en zeker vandaag, omdat schreeuwen nu eenmaal de norm is — ook ontstemt. Ze doet of zegt helemaal niets, behalve weergaloos verschijnen en verdwijnen. Maar doordat ze hoog boven haar hoofd en boven de hoofden van het publiek een vervelend stemmetje van opdoemende led-lampjes naar beneden laat dwarrelen, maakt ze de cirkel van de transcendentaal gerichte symbolisten helemaal rond. Terwijl Maeterlinck en de zijnen op de scène een rechtstreekse telefoonverbinding naar boven probeerden te maken, flikkert Van Rijn haar hogere boodschap volledig draadloos op ons hedendaagse tranendal neer. Het stemmetje van bovenaf is als die rinkelende telefoon, daar in het Nieuwpoorttheater, of als die niet te stoppen slijmhoest in de Minardschouwburg: een nemesis waar geen ontkomen aan is, een zwaard van Damokles, een appel die vroeg of laat wel eens op Newtons hoofd moest vallen.

En zo laat Sanne Van Rijn op haar eigen manier van dit merkwaardige, ietwat stuurloze Time Festival een sterke indruk na. In stilte fietsten wij naar huis, in stilte kropen wij in bed, in stilte lagen wij te denken dat we al bij al maar mensen zijn. Zo werden wij uiteindelijk, jawel, zelf ook een beetje symbolisten.

Über van Sanne Van Rijn is nog te zien op 5 en 6 oktober 2007 in NTGent, Sint-Baafsplein 17, Gent (09 225 01 01).

Info: www.ntgent.be

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.