Vrienden, Romeinen, consumenten

Over de prachtige scenografie en de indrukwekkende acteerprestaties van Ivo Van Hoves Romeinse Tragedies bij Toneelgroep Amsterdam is al veel inkt gevloeid. Minstens zo interessant aan deze zes uur durende marathonvoorstelling is het parallelle verhaal van de toeschouwers, vrij maar steeds gestuurd. Dat wij de kans kregen om te gaan en te staan waar we wilden, binnen net drie tragedies rond verschuivende politieke structuren en de rol van democratie daarin, kan geen toeval zijn. Of toch?

Zelfs op scène mogen we een zitje opzoeken waarvan we vermoeden dat het ons beter zal bevallen, tussen de acteurs van Toneelgroep Amsterdam die zich voor ons plezier uitsloven om op een perfect tempo door Coriolanus, Julius Caesar en Antonius en Cleopatra te walsen. Dat podium moeten we ook op als we honger of dorst krijgen: er is een bar op het toneel, wat moet zorgen voor wat sommigen 'een gezellige drukte' vonden. Wij mogen dat doen, zo wordt ons meermaals ingeprent door de infobrochure, de lichtkrant boven het toneel en — hoogst overtuigend — door de Master of Ceremony die ons tijdens de ombouwmomenten minzaam toespreekt. Van moeten kan hier geen sprake zijn. Nee, wij moeten zelfs de voorstelling niet volgen, mochten we aan de computer liever even onze mails checken. Ook op scène, dat spreekt. Wie liever vanuit de sofa tv kijkt terwijl hij pasta lepelt uit een kartonnen doos, mag dat evenzeer, zelfs als dat betekent dat je met je rug naar de acteurs gaat zitten om naar hun miniatuurversie op een van de vele monitoren te staren.

Foto: Jan Versweyfeld
Het publiek laat zich dan ook graag verleiden. Het publiek, dat anders zonder problemen een voorstelling van twee uur bijwoont, staat nu al na twintig minuten lustig aan te schuiven voor een glaasje dit-of-dat aan de bar. We doen dit, omdat we mogen. Dat deze vrijheid ons in haast agressieve imperatieven toegeschreeuwd wordt (boven de bar lezen we: 'Sit Eat Drink', alleen de uitroeptekens ontbreken), deert ons uiteraard niet. We zijn het gewoon om zo toegesproken te worden door allerhande reclame, die trouwens ook op de televisieschermen op scène passeert. En we zijn erop gebrand te gehoorzamen.

Waarom? Waarom laat Van Hove ons toe zijn podium te bevuilen met onze etensresten? Waarom eist hij van ons niet de discipline die andere regisseurs van hun publiek verwachten? Dat ligt natuurlijk aan de aard van de tragedies die hier worden opgevoerd, en aan Van Hoves filtering. De regisseur focust in zijn drie Shakespearebewerkingen telkens op het zuiver politieke aspect en dat zorgt voor een duidelijke lijn. Als bij het betreden van de zaal 'The Times They are A-Changing' van Bob Dylan weerklinkt, is dat zowat de punchline waarmee je de hele triptiek kan samenvatten.

WIJ ZIJN HET VOLK

Coriolanus heeft het nog moeilijk met het opkomende volkstribunaat en wordt uiteindelijk het slachtoffer van de spanning tussen zijn eigen aristocratische en militaire idealen en de 'stem van het volk', die hem — al dan niet opgeruid en georkestreerd — uit Rome verbant. Wij, de toeschouwers, worden dan ook pas op scène toegelaten na een twintigtal minuten: net voor de scène waarin beide volkstribunen Coriolanus aanklagen. Dit moment is niet willekeurig gekozen, net zomin als het moment waarop we later weer zullen moeten verdwijnen. Vanaf nu maken 'wij' deel uit van wat er gebeurt, en moeten wij de rol van het plebs op ons nemen. Met z'n allen vervullen we die rol glansrijk. We staan erbij en kijken ernaar, naar hoe anderen beweren uit onze naam te spreken. Dat is democratie, niet?

Opmerkelijk is het hoe graag we meestappen in de illusie dat we hier, tussen de acteurs, de achterkant van de dingen kunnen aanschouwen, in de interne keuken van het theater en zijn masters of war mogen kijken. Een illusie blijft het: we zien dan wel de acteurs even opnieuw voor de grimespiegel plaatsnemen, maar de echte 'geheime vergaderingen' hebben natuurlijk al veel eerder plaatsgehad. In het beste geval zagen we enkel een wazige foto van een geheime nota, in de handen van een man in een Mercedes. En waarin verschilt de openbaringsillusie die we toen hadden, van die van vanavond? Coriolanus sterft, en we staan erbij en kijken ernaar. De foto van het 'lijk' roept hier en daar een nare herinnering op aan een 'echte' politieke moord, maar net zoals op die echte momenten nemen wij een hap van ons broodje en kijken uit naar wat volgt: de tragedie van Julius Caesar.

Caesar was de keizer die als geen ander wist hoe het volk te bespelen. Brood en spelen worden ons vergund en wij mogen zelfs onze stem laten horen. De Master of Ceremony roept ons op onze reacties af te geven aan de infobalie, zodat ze op de lichtkrant kunnen verschijnen. En toeval of niet, onze stem beperkt zich als vanouds tot holle kreten ('Toneelgroep Amsterdam rules!', 'Jacob Derwig for president!) en mild geklaag ('Helaas, visa noch bancontact in Rome'). Tenzij deze reacties natuurlijk gewoon verzonnen zijn, wie kan het nagaan?

Wanneer Caesar te machtig dreigt te worden, staat een alliantie op die de dictator omver werpt. Hij was namelijk een gevaar geworden voor — jawel — de democratie. Niet dat iemand erom vroeg — wij genoten volop van ons drankje — maar toch wordt hij in onze naam gedood. Voor ons welzijn. Gezond verstand, heet dat. En wie zich daar vragen bij stelt, moet wel aan de kant van de dictator staan, deel uitmaken van de As van het Kwaad, zoals Antonius mag ondervinden. Zou Julius Caesar ooit zijn opgevoerd in Irak, vraag je je op zo'n moment af. En zou Brutus daar ook zo'n idioot Amerikaans baseballpetje hebben gedragen? Wat de eerste twee delen van de triptiek thematisch verbindt, is — meer dan wat ook — de rol van een opkomende democratie bij politieke besluitvorming. We mochten tussen de machthebbers rondlopen, we mochten onze mening verkondigen, en dat luchtte op. Maar werd er met onze ideeën ook iets gedaan?

WE KIJKEN HET AAN

In het derde deel, Antonius en Cleopatra, verschuift onze rol enigszins naar de achtergrond. Het triumviraat is gevestigd en de volkstribunen hebben in dat nieuwe systeem wel hun functie, maar nergens komen ze nog langer op de voorgrond. Ze zijn vanzelfsprekend geworden, en dus onzichtbaar. Ook wij zijn nog steeds aanwezig, maar nu gewoon als bystanders, innocent of niet. De tijden veranderen, de wereld verruimt en de geopolitiek doet zijn intrede. Of we dat willen of niet, de besluitvorming rust nu in handen van de groten der aarde, die ons welwillend gedogen op hun wereldtoneel.

Dat Ivo Van Hove niet afkerig is van actuele implicaties bewees al de controversiële affiche voor zijn Siegfried-opera. Ook nu kost het weinig moeite in het radicaal tegenover elkaar staande Rome en Egypte een spiegel te zien van de huidige globale verhoudingen. Logisch dat ons tijdens het laatste uur van de voorstelling de toegang tot het toneel ontzegd wordt: in tijden van crisis leveren wij graag een stukje van de ons vergunde vrijheid terug in. En doen we dat doorgaans niet even onbewust en met dezelfde schaapachtige glimlach? Van de 'vrije circulatie' die zo-even nog trots gepropageerd werd, kan nu geen sprake meer zijn. We worden vriendelijk maar streng verzocht terug een plaats in de zaal op te zoeken. Oost en West vechten immers een oorlog uit die de toekomst van de wereld moet bepalen, en zelfs Shakespeare leek al te beseffen dat zelfmoorden daarin een belangrijke rol zouden spelen.

De wereld die steeds ruimer wordt, maar toch altijd weer te reduceren valt tot Wij en Zij, wordt prachtig vormgegeven door een tiental klokken die verschillende tijdszones aangeven. Ze dalen op scène neer op het moment dat Rome echt internationaal wordt, maar plots blijven slechts twee klokken over: geen Tokyo of Londen meer, enkel een 'Hier' en een 'Daar'. En wij? Wij zitten Daar, zo leert een blik op het eigen horloge. Hier, waar het pleit wordt beslecht, is men ons een uur voor. Onze vrijheden zijn terug ingeleverd en onze semiactieve rol is weer teruggebracht tot die van passieve toeschouwer.

Romeinse tragedies is naast een meesterlijk staaltje hedendaags theater ook een minstens even bedreven manipulatief spelletje gebleken. Wanneer we de zaal verlaten, hebben we collectief het gevoel iets mee verwezenlijkt te hebben, gehandeld te hebben naar onze eigen keuzes. Niemand zei ons waar we moesten zitten of wat we moesten consumeren, we konden het allemaal zelf beslissen en dat hebben we maar al te graag gedaan. Dat we hiermee hebben meegewerkt aan het opzet van de regisseur, lijkt niet eens echt tot ons door te dringen. Of berusten we daar gewoon in, omdat we het gewoon zijn onze vrijheid zo gedefinieerd te zien? Het geniale aan Van Hoves opzet is dat hij ons geen regieaanwijzingen gaf. Hij had net zo goed met een hoop figuranten kunnen werken, maar hij wist dat wij ons zouden gedragen als onszelf van zodra we daar de kans toe kregen. Door de zorgvuldig overdachte vrijheden die ons vergund werden, hebben wij precies gedaan wat we moesten doen, omdat we mochten. Zo hebben we zelf de actualisering van de voorstelling verzorgd en ontspon zich voor de ogen van wie het wou zien, een geniaal dubbelspel. Van de schier eindeloze reeks vragen die na afloop van de voorstelling op het scherm werden geprojecteerd, lijkt de eerste de meest pertinente: 'Bestaat vrijheid?'

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.