Vlaanderen, uitgelegd aan de kinderen

O Vlaanderen, land van verkleinwoorden, ‘postuurkes’ en ‘typekes’. Van die grote O ook, een zonnetje boven de microficties. Hoe wordt men hier in godsnaam groot? Door genoeg ‘boterhammekes’ te eten? Neen, met frietjes, omdat men in België is. Maar wat is groot in een regio die natuur en cultuur meent te moeten verknechten om aan de top te horen? Van Het Draakske naar het Schoon Verdiep, de buik vol ‘goesting’ en het koppige van de overwinning daarop, blijft Vlaanderen heen en weer koersen tussen folklore en groteske, grijze hemel en dampende aarde. Ontgroeit het dat ooit? Neen, dat is nu net de staatsfictie.

Vlaanderen vandaag. Zijn dialecten en, bij gebrek aan sprekers ervan, zijn dialectiek! Voor de enen bestaat Vlaanderen niet, of misschien hooguit als hersenspinsel van heikneuters met een napoleoncomplex – als obstructie van de realiteit. Voor de anderen bestaat Vlaanderen juist niet genoeg, is het de Idee zelf waarvan de realisatie op zich laat wachten door het complex dat België heet – ook een obstructie van de realiteit. Tweemaal Vlaanderen, twee versies van het onbestaande. Gedurig met elkaar in de clinch rond de abstractie die ze delen. Tegengestelden, maar wat is juist hun verschil? Terwijl beide kanten elkaar verwijten gefixeerd te zijn door een fictie, werd Vlaanderen meer en meer concreet betond tot een staat van facts & figures, boekhoudkundige cijfers en Bekende Vlamingen. Het enige verschil dat alle ideële abstractie maakte, bestond erin vrij baan te laten aan haar concrete realisatie.

Verdampen tot fictie

Grüβ Gott in het Vlaanderen van de Minister-President. Alle voors en tegens ketsen af op die neutrale, politieke eenheid. Gegroeid uit een ontvoogdingsstrijd die zich anno 1970 via de bevoegdheid over Cultuur realiseerde, lijkt het Vlaanderen van vandaag ‘voorbij de fictie’ te staan. Elke tegenstrijdige, ideologische verbeelding van een onbestaand Vlaanderen heeft het in zijn feitelijke bestaan geneutraliseerd. ‘Vlaanderen in Actie’, de jongste naam voor dat ‘synthetisch opgeloste’ Vlaanderen, blijft als project weliswaar op projectie berusten, maar dat er uitgerekend geen plaats voor cultuur in is voorzien, is natuurlijk geen toeval.

57_VanImschootviaduct_Gentbrugge_10_380.jpgEen denkfout, een vergissing, alweer een teken van (mentale) armoede? Geenszins. Vooral in Vlaanderen wordt geregeld door diverse partijen beweerd, soms gehoopt dat België op termijn zal verdampen – alsof het om een onvermijdelijk gegeven gaat. Een straffe metafoor, in tijden van klimaatopwarming. Maar nog voor dat gebeurt, zal Vlaanderen zelf al aan de beurt zijn geweest – daarom net dat de idee hier groeit.

Want wat betekent de culturele leemte in het nieuwste, industriële toekomstproject – gericht op economische groei – anders dan een verdamping van de ‘grond’ waarop deze regio zich ooit begon te verzelfstandigen? Zeker als je bedenkt dat hetzelfde geldt voor de natuur die op haar grondgebied leeft. Niets abstracter dan de Vlaamse natuur, letterlijk en figuurlijk: opgelost tot doods cliché, hooguit materiaal van fictie. Ja, men zal het een en ander wel blijven subsidiëren, zoals men ook zal blijven proberen om meer natuur te creëren – een kwestie van recreatie. Maar een concrete plaats is er in de toekomstplannen niet voor. En dat heeft een eenvoudige reden: wat betekent verdampen anders dan transcenderen, eufemistisch oplossen in een hogere eenheid?

Hemeltje

De meeste Vlamingen gaan er prat op niet meer in een hemel te geloven. Katholiek zijn we geweest. Maar de neutrale, politieke eenheid die gelooft de voltooiing te zijn van het Vlaamse streven, is als sluitsteen van zoveel staatshervormingen niets anders dan een metafysische vertaling van de gapend grijze hemel waaronder elke Vlaming dag aan dag wordt aangemaand om hard te werken. Of zoals men vroeger mooi zei: ‘zijn hemel te verdienen’, het hemeltje dat hem toelaat te zeggen echt Vlaming te zijn, een rechtmatig deel van de staat die voor hem (en hem alleen) geconstrueerd wordt. Niet dat Stijn Streuvels gelijk had, met zijn naturalistisch determinisme. De mensen, laat staan een land, zijn niet gedoemd door de abstracties (‘Race, milieu et moment’) die hen overstijgen. Het punt is dat ‘Vlaanderen’, zoals dat in de negentiende eeuw als fictie ontstond, net om zich te onttrekken aan wat het in België determineerde, noodzakelijk als een zaak van transcendentie moest worden omarmd, lees: geloofd. En ongeloof blijft nog steeds de doodzonde, hoe leeg de hemel intussen ook blijkt.

Hoe doder een kunstenaar is, des te gemakkelijker hij de Vlaamse hemel binnengaat

Alles wat de transcendentie onklaar maakt, moet er dan ook aan geloven. De natuur en de cultuur, twee ‘grootheden’ die sinds de moderniteit in elkaars verlengde liggen als belichaming van een weerbarstige materialiteit, vertroebelen de transparantie van de neutrale politieke eenheid, het goed bestuurde hemeltje waarvoor wordt geijverd. Ze mogen er wel in, maar op voorwaarde dat ze verdampen. Versta: opgelost zijn in de verdunde vorm van een ideële herinnering die belangeloos kan worden genoten, bijvoorbeeld in de naam van een straat, een plein, een bibliotheek, een oude bekende. De Veldstraat, het Conscienceplein, de Permekebibliotheek of de Welriekendedreef: ziedaar de Vlaamse stijlbloem. Net door abstractie te maken van de concrete realiteit waaraan ze nog herinneren, kregen ze finaal hun plaats in het collectieve bewustzijn.

Hoe doder een kunstenaar is – of beter: hoe doodser zijn kunst – des te gemakkelijker hij de Vlaamse hemel binnengaat: dat is volgens die logica niet moeilijk te begrijpen. Jan Fabre is het levende voorbeeld, niet toevallig bekend van zijn klatergouden man die de hemel, nu ja, de wolken ‘meet’ (met dat idee kom je al eens in aanmerking voor een royale subsidie!), of van zijn met mestkevers gedecoreerde plafond in het paleis. Over kunst gaat het nooit, bij deze veelgevraagde (of opgevoerde) BV. Het volstaat dat hij, onverwachts en in het midden van een ander debat, het woord ‘schoonheid’ uit zijn mond laat rollen en de natie kan weer gerustgesteld wegkijken: ach, artiesten, Onsheer moet van elk zijn getal hebben. De nuttige nar als kunstenaar. Nooit lollig.

Leegte als erfenis

Vanzelfsprekend is dat een cliché. Maar dan zoals veel huidige culturele producties haast vanzelf in clichés beginnen te spreken, zodra men Vlaanderen wil verbeelden. Theater, films, series, zelfs docu’s: de Vlaming wordt vaak benaderd als een wezen waarvan de originaliteit moet blijken uit het feit dat hij enkel in clichés kan spreken. Alsof alleen een schijn van authenticiteit het beste zijn oorspronkelijkheid uitdrukt – een mooie illustratie van hoe de verdamping zelf weer een grond van cultuur wordt. De kitscherige modelfermette – karrenwiel, namaakgras en bloempotezeltje incluis – die beeldend kunstenaar Guillaume Bijl in 1988 toonde op de Biënnale van Venetië, blijft de satirische icoon van die culturele logica. De kunst lijkt er helemaal opgelost, in de werkelijkheid van een huizenhoog cliché. Alleen de onwerkelijkheid blijft over.

57_VanImschoot_Autostad 1_380.jpgOpvallend genoeg is het echter een literaire onderneming die clichés inventariseert: de eigentijdse streek- en familieroman De bloemen (2009) van ‘belgofiel’ Koen Peeters, waarmee de abstracte hemelvaart van het oorspronkelijke, nog landelijke Vlaanderen voorbij elk cliché werd verbeeld. Peeters traceert er, aan de hand van documenten die hij kreeg van zijn ooms, zijn voorvaderlijke wortels in de Kempen – vooral het receptenboek van zijn grootmoeder Hortence en de verzameling brieven die zij ooit aan haar zoons schreef. Alleen voegt hij zijn bronnen in een verband dat zijn reconstructie van het verleden ook zelf weer als een fictie van het heden toont. Het nostalgische, kleinburgerlijke speuren naar de eigen oorsprong wordt ingeruild voor een verwondering om de anarchie waarmee het verleden blijft voortwoekeren.

Het verhaal reconstrueert de levens van zijn grootvader en zijn vader, maar centraal staat het erven, als actief werkwoord, als kunst. Zo komt er iets bloot te liggen van de transitie die de rurale Kempen in de voorbije eeuw hebben ondergaan. Met God in de hoofdrol, of beter: zijn verdwijnen. Want generatie op generatie werd het geloof in de toekomst doorgegeven, maar dat ging gepaard met een proces waarin God als grond van dat geloof verdampte. Tot hij alleen in naam overbleef, zoals bloemen in de namen van straten en vrouwen – hier uitgezaaid over de bladzijden van het boek. Precies die leegte, in de vorm van volgebouwde plattelandswijken en de snelwegen die ernaartoe ijlen, is wat de jonge generatie heeft geërfd van de eeuw waarin God door de ‘vederlichte vooruitgang’ werd vervangen.

De vreugde van Vlaanderen

Maar is de hemel dan werkelijk leeg? Als alles verdampt, moet het toch vroeg of laat regenen, zoals men in Vlaanderen bovenal weet? Juist, het ‘miezert’ hier vaak. Vandaar het gekoketteer met de ‘miserie’ van La Flandre profonde, in het leeuwendeel van de Vlaamse fictieproductie de voorbije jaren, van Reetveerdegem tot Ransegem. Meestal worden die ficties als een tegengewicht geprogrammeerd, een ontluistering van het kleinburgerlijke Vlaanderen, het katholieke atavisme en zijn dubbele moraal. Meestal zijn ze ook entertainend. En daar is niets mis mee, dat hoort zelfs zo te zijn.

Maar zelfs als de ficties op authentieke herinneringen zijn gebaseerd, moeten ze, om recreatie te kunnen zijn, een Vlaanderen recreëren dat verdampt is. En welke zoden zet dat aan de dijk? Als fictie recreëren ze een Vlaanderen waarvan we willen geloven dat het nog werkelijk waar is, en dat voor een deel misschien ook nog ergens bestaat – iedereen kent het, tenslotte, al weten we niet goed van waar. Maar juist in de creatie van de lachspiegel waarin Vlaanderen zijn vroegere waarheid herkent, stutten ze ook de staatsfictie aan die ‘helaasheid’ te zijn ‘ontgroeid’, althans voor wie dat geluk heeft.

Het is de dunne vreugde van Vlaanderen die hier wordt geproduceerd – niet langer dat dikke verdriet van België. Lachend met de ramp die we gelukkig niet meer zijn. Blij met ons huidige zelf, zoals met een flatje op veilige afstand van de woelige zee. Uiteraard is Bart De Wever, de dikke en de dunne, de spreekwoordelijke incarnatie van die dikdoenerij om het ontgroeien van wat was, met een nuchterheid die het dunne van de vreugde toont. Maar het zou kortzichtig zijn om niet verder dan hem te kijken, alsof de verdeeldheid waarvan hij tegenwoordig de naam is, zowel gisteren als morgen niet ook de onze was en is.

Klein in het grote

Ooit, toen de strijd nog episch klonk, werd ‘grootheid’ in Vlaanderen afgemeten tegen een pantheon van Vlaamse Koppen, een elite van vaak dichters en denkers van wie de populaire minibustes werden uitgestald op een dressoir. Vandaag zijn zij ingeruild voor de figureheads van Bekende Vlamingen, die meestal aan hun nietszeggendheid een status van allemansvriend (‘middelmaat’) ontlenen, maar wier populariteit niet kan verbergen dat zij de nieuwe elite zijn – samen met de bonzen van de media waarin ze verschijnen. Het zotste kan je in Vlaanderen worden vergeven, desnoods zelfs een overstap van journalistiek naar politiek of entertainment en vice versa, op voorwaarde dat je opklimt tot BV. Zij zijn de nieuwe heiligen in de Vlaamse hemel, een beetje zoals hun voorgangers konden collaboreren zonder hun Kop te verliezen.

Het zotste kan je in Vlaanderen worden vergeven, op voorwaarde dat je opklimt tot BV

Een vorm van verloedering, mijnheer? Neerwaartse nivellering? Arm Vlaanderen? Het tegendeel. Als populaire reductie van de vroegere ‘grootheid’ beantwoorden zij perfect aan de fictie van het ‘ontgroeien’ – het paradoxale van dat woord alleen al – waardoor deze regio zichzelf tegenwoordig ‘top’ waant. In dit voorschootlandje van metropolen in pocketformaat, van met kinderkopjes heraangelegde steendorpen en van fermettes met tuinkabouters lijkt alles wat van groot belang kan worden geacht, juist datgene wat verkleind kan worden. De neiging tot het gebruik van verkleinwoorden zegt het al. Een ‘pintje’ spoelt hier alle grote gevoelens weg. Een ‘mailke’ kan wonderen doen en een ‘bloemeke’ helpt altijd. Wereldkampioen worden, maar ‘Tommeke, Tommeke’ blijven – voor eeuwig van ons. Iemand nog suggesties? ‘Mercikes’! Details, folklore?

Ay Marieke, vraag dat aan Boontje. Het was de grootste schrijver die Vlaanderen in de vorige eeuw heeft gehad – auteur van Mijn kleine oorlog, De Kapellekensbaan en Mieke Maaike’s obscene jeugd – niet ontgaan dat zijn succes in eigen land pas van de grond kwam door zijn deelname aan het razend populaire televisieprogramma ’t Is maar een woord. Anders gezegd: na de ‘mislukking’ van zijn grote kunstenaarsroman, Abel Gholaerts, had Louis Paul Boon zich wel al het retorische masker van Boontje voorgebonden – een burgerlijk ‘mannetje van 1 meter 65’ met maagpijn en te korte beentjes, dat tegen zijn eigen kleinheid de kleinheid afmat van de ‘kleine man’ die hij wilde aanspreken. Maar als hij in Eros en de eenzame man vanuit zijn graf nog eens flink en lelijk spuwde op het rechtlijnig verkavelende Vlaanderen, was dat niet in de laatste plaats omdat het hem pas als een groot schrijver had erkend, nadat hij hetzelfde geworden was als zijn brave alter ego in die roman: Paul Boonen, een Bekende Vlaming avant la lettre.

Heilige typetjes

Tja, met die hedendaags-folkloristische invulling van ‘grootheid’ is het groteske nooit veraf. Bij ‘majorettekes’ – dubbele verkleining! – denk je dat de kermis in aantocht is. Maar ‘majorette’ lijkt al sterk op Mariëtte: meer uitpuilend. In laatste instantie is ook de heilige BV van wie we in de ‘boekskes’ alle smerige details te weten willen komen, niets anders dan een variant op de halfslachtige figuur die allicht het oerschema van de Vlaamse groeifictie belichaamt: het typetje. Heeft iemand die de nochtans door en door Deense serie Forbrydelsen (The Killing) heeft gezien, ooit nog maar gedacht dat hoofdpersonage Sarah Lund een soort ‘typetje’ speelt? Welnu, in elke door en door Vlaamse serie, ook al heet ze nog Van vlees en bloed en is ze verder geweldig amusant, lijkt het zelfs voor de beste acteurs onmogelijk om niet in een typetje te veranderen. Duts, dat doelbewust voor een ‘typetje’ ging, was recent misschien een uitzondering.

Maar een typetje, wat is dat dan? In de eerste plaats wellicht de speelse belichaming van een karikaturaal uitvergroot schema dat als archetypisch wordt ervaren. Vandaar ook de nauwe band met de komedie. Het canonieke voorbeeld van de laatste jaren in Vlaanderen is uiteraard In de gloria. De naam wijst niet alleen richting hemel, maar voor veel Vlamingen is hij ook zelf gaan dienen om archetypische scènes uit de actuele Vlaamse realiteit aan te wijzen, waarvan de resistentie hun verbeeldinkje tart, bijvoorbeeld in Man bijt hond. De werking van het typetje berust inderdaad op ‘identificatie’. En dat proces houdt de dubbele beweging van vereenzelviging en ‘afstandneming’ in.1 In het geval van In de gloria was er zo ‘afstandneming’ tot het pijnlijke van de situatie, die we hooguit herkenden, en vereenzelviging met de relativerende zet van de grap.

Er is een naam voor dat Vlaanderen van heilige typetjes en andere, hemelse microficties: onvolgroeid

Maar wat als die dubbelzinnigheid, verenigd in een personage dat twee schematische eigenschappen combineert (de stille vader, de bezorgde moeder, de verloren zoon), wordt ondergebracht in een fictie die de Vlaamse realiteit pretendeert te verbeelden? Een halfslachtige travestie, zoals – of all people – Jan Decleir die onlangs personifieerde in Met man en macht. De plot wordt aangedreven door de verborgen realiteit die evident achter de fictie van elk typetje steekt. Maar waar ging het nu ook weer over? O ja, over Vlaanderen – typisch toch, die eeuwige dubbelmoraal. En lachen! Of huilen met de pet op? Altijd weer dat terugvallen op het vertrouwde, om afstand te nemen van wat we zijn. Er is een naam voor dat Vlaanderen van heilige typetjes en andere, hemelse microficties die we maar niet lijken te kunnen overstijgen: onvolgroeid.

Groot worden

Maar hoe wordt men dan echt groot in Vlaanderen? Een piramide is maar zo hoog als het niveau van wie aan de top staat. Het valt op dat de grootste naoorlogse romans die zich in Vlaanderen afspelen – De Kapellekensbaan, Het verdriet van België, Brief aan Boudewijn, De vermaledijde vaders, Naar Merelbeke … – een kinderlijk hoofdpersonage hebben dat op moet groeien terwijl de wereld radicaal verandert, willen of niet. Allemaal doen ze dat, hoe verschillend ook, door terug te keren in een persoonlijke dan wel collectieve geschiedenis – denk ook aan de magnifieke autobiografische cyclus van Eric De Kuyper, te beginnen met Aan zee. Samen vormen ze zo wellicht de meest progressieve (lees: emancipatorische) reden waarom Vlaanderen cultureel zo hard met de kindertijd wordt geassocieerd.

57_VanImschoot_Meifoor_Brugge_210_380.jpgAlleen: kinderen worden groot. Vlaanderen is vandaag opnieuw radicaal veranderd. De samenleving is superdivers geworden, zodat het klassieke, monoculturele beeld van onze collectiviteit is versplinterd. Katholiek is nu even subcultureel als moslim. Juist dan helpt het echter om in de overgeleverde geschiedenis, de progressieve en de behoudende, een ‘andersheid’ te herontdekken die ook de Vlaamse cultuur van de meerderheid eraan herinnert wat een minderheid is (minder hebben, minder zijn). Zoals Peeters deed in De bloemen, een roman die alleen al daarom zijn titel verdient. Groot worden is immers, in Vlaanderen en in de rest van de wereld, je eigen ‘andersheid’ realiseren, via het vanzelfsprekende van je materie. Waarom? Om van een verschil te kunnen spreken. Om ervoor open te kunnen staan. Het betekent niet: je natuur en je cultuur vernietigen om een topspeler te worden. Je klein maken om je groot te wanen. Honderd jaar na het begin van de ‘Groote Oorlog’ zou iemand op de IJzertoren eens een ander motto moeten schilderen: ‘Nooit meer ontgroeien’.

 

Tom Van Imschoot is docent aan LUCA Gent en redacteur bij rekto:verso.

1Het is vanwege dat dubbele dan ook geen toeval dat de historiek van het typetje op duo’s teruggaat, genre ‘de dikke en de dunne’, de gebroeders Cassiers (Het manneke) of Gaston en Leo. Het realiteitsprincipe van de een brak op de idiotie van de ander. En de omkering die daaruit ontstond (wie is hier eigenlijk de idioot?), lachte ons even los uit de ernst van het leven, zijn conventies, zijn idee-fixen, zijn ongeschreven wetten.

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.