Vier zelfhulptips voor de overvolle kunstenaar

Verander de wereld, kijk eerst in de spiegel. Wie zien we daar, als kunstenaar? Een romantische duizendpoot of de stiekeme kopie van elke burger en homo economicus van vandaag? De grens is dun. De eeuw is de eenentwintigste. Hoe kunstenaar wezen in een tijd van versnelling? Verander de wereld, help eerst uzelf.

De kunstenaar is overvol. Dat is een beetje een cliché. In dubbele zin. Enerzijds is het een oud, romantisch cliché: de kunstenaar staat bol van de weerbarstige passie en creativiteit, zeker in contrast met de geborneerd economisch denkende burger. Anderzijds is de volheid ook een hedendaags cliché: kunstenaars zijn overwerkt en onderbeschermd. Het water staat hen aan de lippen. Een tijdje geleden klonk dit nog als het chique ‘druk-druk-druk’. Nu is het hipper om jezelf te omschrijven als ‘moe-oe-oe’. Je hoort het alom: ‘we doen te veel’, ‘ik raak er niet mee rond’ of ‘het paardje is moe van het draven’. Deze versie van de volheid van de kunstenaar verschilt in niets van die van de gemiddelde overbevraagde, overspannen, overeisende en oververwarde burger. Dat is op zich al jammer genoeg.

69_Hannes_© Thomas Huyghe.jpg

Maar ik zou hier nog een stapje verder willen gaan. Het lijkt me dat het eerste volheidscliché – dat van de romantische weerbarstigheid tegenover de burgerlijke enggeestigheid – zich vandaag paradoxaal genoeg als een medeplichtige toont van een mainstream geborneerdheid. Met name die van de alomtegenwoordige homo economicus. U weet wel, het mensbeeld dat stelt dat we fundamenteel zelfzuchtige individuen zijn (de rest is beschavingsvernis), die in hun eigenbelang voorzien door rationeel hun winst te maximaliseren (de rest trickelde vanzelf down) en van wie het succes louter een zaak is van de eigen inspanning (de rest zijn excuses van losers in the survival of the fittest).

Wat kunnen kunstenaars op dit culturele kantelmoment betekenen?

Er is sinds kort een groeiend straatverzet tegen deze dogma’s. Helaas wordt dat niet vaak getoond in de mainstreammedia. Helaas is het ook niet sterk vertegenwoordigd in de professionele politiek. En driewerf helaas: het wordt niet echt gestuwd door de klassieke cultuurinstituten: religieuze leiders, universiteiten en … jawel, de kunstwereld. Natuurlijk zijn er kunstenaars (en religieuzen en academici) die meestrijden voor een hernieuwd menselijke maatschappij. Toch lijkt de tijd dat hun gemeenschappen een avant-garde waren voor sociale en filosofische verandering, alweer lang voorbij. Dat hoeft geen ramp te zijn. Morele autoriteit kan en zal zich verleggen.

De vraag hier is: wat kunnen kunstenaars op dit culturele kantelmoment betekenen? Tenminste, als ze wat anders willen zijn dan een zoveelste entertainer-ondernemer, een zoveelste ego dat zich wil bewijzen of een zoveelste slachtoffer van de race for fame? Hoe kunnen ze van hun werk en leven de uitdrukking maken van de breed gevoelde smacht naar een waardige leefbaarheid? Ik waag een voorzichtige poging. Neem mijn vier provocatieve tips tegen ‘vervolling’ zo serieus als je zelf nodig acht.

1. Beteugel je productiedrift, creëer liever aandacht

Eén cliché van de kunstenaar is dat van de eeuwig wroetende producent. Met Picasso als patroonheilige: de man die niet anders kan dan chronisch creëren. Het publiek verwacht dat van de echte artiest. Vooral het professionele publiek. De sector dus. Een te lange pauze is verdacht. The real stuff is gepassioneerd, nietsontziend manisch, liefst een tikje zelfdestructief. Ik geef toe dat dit een grote romantische aantrekkingskracht heeft. En toch.

Want hoe anders is dit geraas dan dat van de CEO die in zijn tunnelvisie over lijken gaat om ook dit jaar weer een miljoen meer bierflesjes op de markt te brengen dan het vorige? Bier en kunst zijn niet hetzelfde, maar in de verheerlijkte nietsontziendheid van de productiedrift gehoorzaamt de cliché-artiest wel degelijk aan het eerste gebod van de homo economicus:

GIJ ZULT PRODUCEREN

EN UW PRODUCTEN AAN DE MAN BRENGEN,

OF WIJ PAKKEN UW BESTAANSRECHT AF.

Daarom stel ik een gestalt-switch voor in de definitie van ‘maken’: in plaats van ‘het produceren van artefacten of ervaringen en die op de markt brengen’ kunnen we het opvatten als ‘de onophoudelijke creatie van een ander soort aandacht, van een ander soort relatie met onszelf en onze wereld’. Dat is geen object of ervaring. Het is een praktijk. Dat vraagt tijd. Tijd besteed aan wat anders dan productiedruk. Tijd besteed aan het zoeken en oppikken van prille alternatieve manieren om ons te verhouden tot onze bestaansvoorwaarden, met wat het is om een mens te zijn. Een live experiment. Dat wil zeggen actief, nu, met het eigen vege lijf, met de luttele levensjaren waarover we beschikken. Doe iets met je tuin of het bejaardenhuis om de hoek. Maak van het weekend weer een weekend. Richt een bond op voor gewijde stilte. Of maak van je stille aandacht op dat moment je creatieve werk (patroonheilige Marcel Duchamp.) Aandacht heeft vele vormen.

Het echte werk, het echte icoon, is de artistieke aandachtspraktijk. Duurzaam in zijn spoorloosheid

Vanzelfsprekend moeten er ook producten geleverd worden. Sporen van het geleverde werk. Opdat anderen getuigen kunnen zijn van wat zo’n leven inhoudt, en erdoor geïnspireerd kunnen worden. Anders heb je geen kunst. Maar het echte werk, het echte icoon, is de artistieke aandachtspraktijk. Duurzaam in zijn spoorloosheid.

(Opmerking voor de professionele politicus: dat betekent inderdaad dat er ernstig nagedacht moet worden over een basisinkomen. Opdat we met zijn allen werk kunnen maken van wat er moet gebeuren. In plaats van ons suf te ploeteren om de schuld van de vorige investering van ons bedrijf af te lossen om een nieuwe schuld aan te gaan en dat ‘groei’ te noemen.)

2. Vloek eens goed in de kerk: decency = the new punk

Naast het beeld van de productiemachine kent de overvolle kunstenaar een heel ander cliché: dat van de grootconsument. Helemaal cliché zijn dan natuurlijk de verdovende middelen, het handelsmerk van de bohemien-artiest. In zijn kick-consumptie steekt hij een middelvinger op tegen het verachtelijke burgerlijke fatsoen. Dit valt uit te breiden tot eender welk soort van massaconsumptie. Er zijn natuurlijk grote verschillen tussen de obligate lijntjes snuiven op feestjes, je ophouden in de juiste koffiebar (waar het vocht ondertussen iets meer dan zijn gewicht in goud kost), de zoveelste nacht tot in de vroege uren op café inspirerende ontmoetingen hebben, en elke maand de meest gehypete roman lezen. En toch is er een grote gelijkenis: het geloof in de heilsbelofte vereeuwigd door patroonheilige William Blake: ‘The road of excess leads to the palace of wisdom’. Dat klinkt opnieuw aantrekkelijk romantisch grensverleggend. Maar ook dit kunnen we lezen als gehoorzaamheid aan het tweede gebod van de homo economicus:

ZODRA GIJ EEN MOMENT NIET PRODUCEERT,

ZULT GIJ AANHOUDEND CONSUMEREN,

OF HET EINDE DER TIJDEN IS NABIJ.

Want laat ons wel wezen: de geborneerdheid van de homo economicus is niet gebaseerd op burgerlijk fatsoen. Ze blinkt net uit in onbegrensde schaamteloosheid. Deze road of excess brengt geen wijsheid voort, maar pathologische vraatzucht, die lak heeft aan de gevolgen. (Om er twee te noemen: de implosie van het maatschappelijke vertrouwen, en de erosie van de biosfeer.) Grootconsumptie blijven verkopen als romantisch verzet is vandaag daarom een vorm van medeplichtigheid. Een beetje een onnozele vorm ook. Want geen enkele artiest slaagt erin zo goor te zijn als de wereld waartegen hij denkt zich te verzetten.

69_Hannes_© Thomas Huyghe3.jpg

Als het je echt gaat om verzet tegen mainstreamgeborneerdheid, om vrijer en ruimer te leven, vloek dan écht in de kerk. Wees een levenskunstenaar van de gematigde consumptie. Ik geef toe, als reclameboodschap lijkt dit nergens op. En de romanticus in ons huivert al bij de gedachte. Dat is niet erg. Het is maar een afkickverschijnsel. Gaat wel over. Laten we de barricade opgaan tegen de mainstreamschaamteloosheid door een avant-garde van hedendaags fatsoen te zijn. In de manier waarop we onze levenstijd, -middelen en -partners consumeren. Hoeveel spannender is het niet om als kunstenaar een verzetsheld van het fatsoen te zijn? Zo radicaal als we durven. Decency = the new punk.

Ik pleit er niet voor dat kunstenaars heiligen of asceten worden. Daar heeft de wereld bitter weinig nood aan. Maar zolang artiesten niet krachtig in woord én daad afstand nemen van consumptie als icoon van het Grote Verlangen naar geestesverruiming, zal niemand onder de indruk zijn van een ‘mars van de beschaving’. Men ziet er dan wellicht weinig meer in dan een zoveelste belangengroep. Een beetje zoals het lobbywerk van een chemiereus om de milieuwetgeving te beïnvloeden. Alleen veel mislukter.

(Korte opmerking voor de professionele politicus: Neen, daarmee is niet gezegd dat kunstenaars creatiever worden als ze minder subsidies krijgen. Dat is geen fatsoen, maar een verdere verharding van het homo economicus-beleid.)

3. Sloop je eigen ivoren toren

Ten derde is er het cliché van het isolement. Een ivoren toren voor de kunstenaar, de academicus en de religieuze leider. Een marmeren versie voor de businessman. Wat hebben die bouwsels, ondanks hun grote verschillen, met elkaar gemeen? Dat er dingen worden bedacht over het leven van de mensen beneden, zonder dat de bedenkers dat leven ook echt volop delen. Zodat de kans dat die bedenksels ons leven ook echt vooruit helpen zeer klein wordt. Voorbeelden genoeg. Een groep gemijterde celibataire mannen die leiding willen geven aan het seksleven van de gelovigen, die daar vervolgens weinig aandacht aan besteden. Of een nieuw systeem om de efficiëntie van werknemers te evalueren, dat in zijn onzinnigheid alleen maar meer reden geeft tot ziekteverzuim en een vernederd gevoel. Of acteurs die diepe stukken over het gezinsleven spelen, maar hun eigen gezin nauwelijks zien (maar goed ook, want het doffe gezinsleven is nefast voor de artistieke diepgang). Het zijn cliché-voorbeelden. Ik weet het.

En ja hoor, ook hier is er de zweem van romantiek: de kunstenaars die in hun quasireligieuze roeping geen tijd hebben om zich met de gewone wereldse dingen bezig te houden. Ze zijn nu eenmaal de opvolgers van de oude religieuze profeten die vanuit de marge donderende preken hielden over het kwaad van de tijd. Maar ja hoor, ook dit past weer netjes bij de wereld van de homo economicus, namelijk in zijn derde gebod:

ALS GIJ ECHT NIET MAXIMAAL GELD WILT OPLEVEREN,

OK DAN,

DOET DAN IETS DAT GIJ GRAAG DOET,

MAAR PAST OP:

ZIET DAT ER NIETS ECHT VERANDERT AAN HET LEVEN ZOALS HET IS.

WANT ER IS GEEN ALTERNATIEF.

De ivoren toren is een gouden kooi. Een verzekering tegen verandering.Dus aub, verlaat de torens. Wat religieuze leiders, politici (!), managers (!!), pedagogen (!!!) en economen (!!!!) dringend te doen hebben, is voeling krijgen met wat er eigenlijk aan de hand is. Door voorrang te verlenen aan het leven in plaats van aan oude isoleringsstrategieën. Door deel te nemen aan het leven, als mens, tussen de mensen, in deze maatschappij, op deze planeet, in zijn dagelijkse vorm. Er is reden genoeg voor bescheidenheid. Voor iedereen vandaag. Ook voor kunstenaars.

De ivoren toren is een gouden kooi. Een verzekering tegen verandering

Natuurlijk, af en toe moet een creërend mens zich terugtrekken. Dat is nodig om echt goeie dingen te maken. In spirituele zin hebben we regelmatig een retraite nodig. In artistieke zin duiken we de studio of het atelier in. Maar dat zijn oefeningen. Bijzondere situaties. Als we chronisch in zo’n situatie blijven zitten, verworden we, net als de homo economicus, tot een wezen dat met de vreemdste ideeën rondloopt. Over zichzelf, de mensen, de wereld en de toekomst. Met alle brokken van dien. Laten we in plaats daarvan leven, met ons volle engagement en erbarmen bij de wereld van alledag. Daar is de plaats waar de condition humaine rechtstreeks te zien is. Waar we lijden. Waar we falen. En waar we een glimp van inspiratie kunnen opvangen om het iets beter te doen.

(Korte opmerking voor de professionele politicus: Neen, dit is geen pleidooi voor het afschaffen van de professionele fulltime kunstenaar. Er is een groot verschil tussen creëren vanuit het leven, en alles wat geen winstmaximalisatie is tot een privé-hobby herleiden. Tussen de soep en de patatten is niet genoeg tijd).

4. Er is maar één manier om het te doen: het doen.

Doen dus.

(Korte opmerking voor de professionele politicus: Gelieve de kunstenaar hierin te steunen.)

 

Tom Hannes (1970) is performer, schrijver, therapeut en boeddhistisch leraar. Hij schreef o.a. Zen of het konijn in ons brein, De Boeddha van de badkamer en De vijf gezichten van angst.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Dit is een erg mooi

Dit is een erg mooi geschreven stuk vol realisme. Ik voel het broeien. Waarvoor dank vanuit een goed Nederland!

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.