Verhalen van klank en stem

Het oor wil ook wat, heeft de literatuur beseft. En de beste verbeelding is die met je ogen dicht, zo ontdekt het theater. Beide inzichten zorgen de jongste tijd voor een heropleving van luisterspelen en -verhalen. Zo ging op 4 augustus tijdens Theater aan Zee Heinz van Saskia De Coster en Inne Eysermans in première, terwijl je diezelfde avond op Radio 2 ook de pilootaflevering kon beluisteren van Café Cuba, een radiofeuilleton over de Eerste Wereldoorlog. Wie niet lezen of kijken wil, moet horen.

Behalve hun lanceerdatum hebben Heinz en Café Cuba gemeen dat ze de narratieve verbeelding van het publiek prikkelen met louter woorden, klanken, muziek en stilte. In tijden waarin vooral de visuele verhaalcultuur de bovenhand schijnt te halen, wint verrassend genoeg juist dat soort verhalen een nieuw publiek: ingelezen luisterboeken veroveren een vaste plaats in de boekhandel, de populariteit van hoorspelen voor kinderen is aanzienlijk, literair werk krijgt nieuwe bewerkingen voor het oor en literaire auteurs schrijven hoorspelen. Maar wat mogen we vandaag verwachten van dergelijke verhalen voor het oor?

Experimenten mogen mislukken: Heinz

Heinz is de dementerende oom van Saskia De Coster. Hij heeft zijn leven gedocumenteerd aan de hand van opnames op cassettebandjes, die in Heinz als basis dienen voor de vertelling van De Coster en het beklijvende klanklandschap dat geluidsdesigner Inne Eysermans (vooral bekend van Amatorski) tijdens de voorstelling opwekt. Inzoomend op de jaren 1980 schetst de vertelling een portret van Heinz. De man werkt op een boorplatform voor de kust van Mexico, projecteert zijn liefde voor Miranda op een reeks katten en raakt ook een tijd in coma. De rode draad door het verhaal is Heinz’ onvervulbare verlangen naar Miranda. Hij kan niet mét en niet zónder haar leven – een herkenbare ervaring waar onze taal een woord voor ontbeert, stelt De Coster, en waarvoor zelfs de schrijfster er geen in petto heeft. Om Heinz’ verleden te reconstrueren brengt ze als verteller niet alleen verslag uit van de cassettegeluiden, maar ook van gesprekken die ze voerde met sleutelgetuigen: Heinz’ kameraad Alfons en Miranda zelf.

Heinz houdt het midden tussen de nostalgische intimiteit van het hoorspel en de rokerige spanning die in de lucht hangt bij het optreden van een nieuwe experimentele band

Heinz bestaat niet uitsluitend uit het hoorbare. Hoewel De Coster het stuk chargerend aankondigde als ‘het allereerste literaire klankverhaal’ en De Standaard het voorstelde als ‘een facelift voor het hoorspel’, is het in de eerste plaats een performance. De setting is een zaaltje in CC De Grote Post in Oostende, tijdens Theater Aan Zee. Het decor bestaat uit een mixpaneel en een geluidsinstallatie, met een sobere belichting die past bij de hele sfeer van het klankportret. Voeg daarbij de aanwezigheid van de twee performers, en de live-ervaring is compleet. Heinz houdt het midden tussen de nostalgische intimiteit van het hoorspel en de rokerige spanning die in de lucht hangt bij het optreden van een nieuwe experimentele band. Als een jazzband zetten De Coster en Eysermans nu eens het thema uiteen, dan weer lijken ze afwisselend te improviseren. Bovendien betrekken ze het publiek in de soundscape. Vooraf nemen ze bij het publiek interviews af over situaties die in het verhaal voorkomen. Wat zou je doen met een kat die mogelijk ziektes verspreidt op een boorplatform? Zou je als comapatiënt de kans willen krijgen om voor enkele uren te ontwaken? En wat zou je dan doen? Enkele antwoorden op die vragen passeren tijdens de voorstelling.

63_Bernaerts_Heinz_JolienFagard_001.jpg

Toch blijft de vertellende kracht van het hoorbare, die in het stuk verkend wordt, onderbelicht. Anders dan wat de hele opstelling en aankondiging doen verwachten, staat in Heinz de verteller zelf op de voorgrond, ook letterlijk. Aan het woord komt niet Heinz zelf, of de fictie van de reconstructie, maar een documentaire verteller die zich niet al te ver van de vermoede werkelijkheid wil wagen. Zelden laat ze de muziek en de klanken voor zich spreken. We horen wel een opsomming van de geluiden die Miranda en Heinz in hun appartementsblok konden horen, maar niet de geluiden zelf. Op zulke momenten valt het klankverhaal in duigen.

Telkens wanneer stem en soundscape elkaar ruimte gunnen, ontstaat daarentegen een machtig samenspel voor het oor. Terwijl de verteller bijvoorbeeld opgaat in een ritmische reeks zinnen die het drama van Heinz’ leven opdringen aan het publiek, creëert Eysermans een vervreemdende klankband met Larsen-effecten. De tekst die De Coster op dat moment leest, steekt positief af tegen haar lecture performance, waarin de taalcreatieve schrijver plaatsmaakt voor de onderhoudende gastvrouw. Het is een van de weinige passages waarin de twee spelers voluit inzetten op een suggestief samenspel van woord en klank. Knap is ook de documentaire geluidsmix: twee tijdsgewrichten in het verhaal – 1984 en 1989 – worden gemarkeerd met een nostalgische mozaïek van popmuziek, nieuwsberichten en persoonlijker materiaal van Heinz’ cassettes.

De documentaire dimensie, de experimentele passages, de humoristische toetsen en de didactische toewijding van de verteller doen de vraag rijzen welke richting Heinz precies uit wil. Vele paden worden bewegwijzerd; we horen aanzetten tot een tragedie, een komedie, een biografie, absurdisme, een documentaire. Maar er wordt niet gekozen voor een van die wegen of voor een zinvolle combinatie. Het blijft bij aanzetten. Is die onevenwichtige compositie dan misschien de geschikte vorm voor het verhaal dat De Coster en Eysermans willen vertellen? Dat denk ik niet: er is juist een teveel aan uitleg om het tekort van Heinz echt voelbaar te maken. Heinz heeft dus alle auditieve middelen voorhanden voor een sterk suggestief luisterverhaal, maar zet ze met te veel verbale duiding zelf wat buitenspel. Een klankverhaal zou er nog meer op mogen vertrouwen dat geluid, muziek en stilte niet alleen een sfeer oproepen, maar het verhaal mee vertellen.

Een memodrama voor de hele familie: Café Cuba

Wie luisterspel zegt, zegt natuurlijk radio. Toen die honderd jaar geleden geboren werd, nam ook de Eerste Wereldoorlog een aanvang. In het kader van de herdenkingen maakte Het Geluidshuis een hoorspel over WO I, dat op Radio 2 in 46 afleveringen dagelijks uitgezonden wordt van 8 september tot 11 november. De pilootaflevering van 4 augustus zet de toon.

De toon en de verhaaldynamiek van Café Cuba zijn die van een oorlogsroman annex familieroman met een historische dimensie

De getuige-verteller van Café Cuba is James Cullem (Herbert Flack), die tijdens de Eerste Wereldoorlog als Amerikaans verslaggever in Europa verbleef. Hij begint zijn verhaal op de dag dat het werk van Koenraad Verstockt (Stef Aerts) een plaats krijgt in het Museum of Modern Art in New York. Terugdenkend aan zijn eerste ontmoeting met de jonge soldaat Verstockt, vertelt hij hoe de oorlog begon en hoe Verstockt en zijn gezin de zomer van 1914 beleefden. De toon en de verhaaldynamiek van Café Cuba, vergelijkbaar met de tv-reeks In Vlaamse velden, zijn die van een oorlogsroman annex familieroman met een historische dimensie. Centraal staat de vraag hoe de oorlog dramatisch ingrijpt in het leven van een Vlaamse familie: twee zonen trekken naar het front, dochter blijft thuis, moeder is ziek en sterft, vaders zaak gaat ten onder. Hun verhaal wordt opgehangen aan de politieke en militaire geschiedenis, die eveneens verlevendigd wordt in de loop van het hoorspel.

Met Café Cuba verruimt Het Geluidshuis zijn werkterrein. Het bedrijf maakte de voorbije jaren een succesvolle reeks hoorspelen voor kinderen en een aantal adaptaties van literaire werken, zoals Tom Lanoyes Het derde huwelijk (regie: Tom Van Dijck), Hugo Claus’ Het jaar van de kreeft (regie: Stef De Paepe) en verhalen uit Annelies Verbekes Groener gras (regie: Stef De Paepe). Vakkundigheid verwierf het bedrijf ook door radiocommercials te maken. Terwijl De Coster & Eysermans voor het audionarratieve experiment kiezen, houdt Het Geluidshuis zich meer aan beproefde recepten. De audiofilms – met die term wil het bedrijf de oubollige connotaties van het ‘hoorspel’ afwerpen – bouwen op een weloverwogen vertelsituatie, een snedige montage en een gebalanceerde mix van vertelling, dialoog, geluid en muziek. Zo koos de bewerking van Het derde huwelijk (regie: Tom Van Dijck) voor een ik-verteller die zijn gestorven geliefde aanspreekt. Die dialogische vertelwijze verschilt van de roman, maar verdiept het hoorspel juist. Geluiden bevorderen het realisme in deze hoorspelen: ze dienen als indexen waardoor de luisteraar zich in de verhaalwereld kan wanen. Zoals het in een hoorspel hoort, kraken de deuren, tikken de voetstappen, en ergens op de achtergrond komt een tram voorbij. Het psychologisch realisme van de audioverhalen wordt opgeroepen met woorden, stemkleur en stemgebruik, en door muziek ondersteund.

63_Bernaerts_Heinz_JolienFagard_005.jpg

In de producties van Het Geluidshuis zijn de spelers meestal toneelacteurs, professioneel getrainde stemmen die vaak ook van tv bekend zijn. In Café Cuba spelen onder meer Gène Bervoets, Liesa Naert, Mathias Sercu en Katelijne Verbeke mee. Hun stemgebruik is veeleer expressief dan suggestief en hun hoorspel zet dialect in om kleur te geven aan het stemmenspel – een handelsmerk van Het Geluidshuis dat niet altijd goed past in het geheel. In zijn spreekstijlen en zijn verhaaltoon zoekt Café Cuba naar een geslaagde verhouding tussen drama, spanning en humor. Gezien de thematiek is het verhaal zuinig met humor en investeert het vooral in de uitbeelding van het oorlogsdrama. In combinatie met het familieverhaal dreigt het dan soms melodramatisch te worden, maar zo weet het verhaal zich af te stemmen op het Radio 2-publiek en op zijn functie: entertainen, ja, maar ook het inlevend memoreren van de Grote Oorlog. En een familieroman voor een familiezender – ongepast is het niet.

Het hoorspel: waarvandaan, waarnaartoe?

Het maakproces, de opzet en de luistercontext van Café Cuba en Heinz verschillen sterk. Is Café Cuba de gezellige brasserie waar je kan snacken met het hele gezin, dan is Heinz het foodie-restaurant waar je voor de gewaagde smaken gaat. Beide werpen een boeiend licht op de eigenheid van het hoorspel als een totaalsysteem van auditieve keuzes die elk mee betekenis creëren: het timbre van de stemmen, de afstand tot de microfoon, het genre van de gebruikte muziek, de wijze van monteren, de talige metaforiek, en de balans tussen dialoog en vertelling. Zelfs de productiewijze bepaalt de interpretatie van de stukken. Gaat het om een collectief maakproces zoals bij Café Cuba, of om een gedeeld auteurschap zoals bij Heinz? En welke technologische middelen gebruiken ze? Beluister je een hoorspel op de radio, op internet of op lp/audiocassette/cd, dan hoor je in zekere zin iets anders. Zoals het ook een verschil maakt of je thuis of onderweg, individueel of in groep luistert. Wie recht wil doen aan het hoorspel als kunstvorm, houdt met al die factoren rekening. En dan doel ik zowel op makers als op luisteraars en critici.

Is Café Cuba de gezellige brasserie waar je kan snacken met het hele gezin, dan is Heinz het foodie-restaurant waar je voor de gewaagde smaken gaat

Minstens zo boeiend voor een goed begrip van de complexiteit van het hoorspel, is de geschiedenis ervan. Hoe heeft het zich wisselend verhouden tot andere kunstvormen zoals theater, literatuur en film? In de beginjaren – de jaren 1930 en 1940 – ontleende het zijn identiteit aan het toneel. Het verschil tussen theateruitzending en radiotoneel bleek bijzonder klein. BRT-hoorspelauteur Andries Poppe zei daarover in 1973 dat hoorspelschrijvers lang voor een behoudende vorm kozen, ook omdat ze zich onvoldoende bewust waren van de uitdrukkingsmiddelen van de radio. Een keerpunt kwam er volgens Poppe met de komst van de televisie begin jaren 1950: de luisterdichtheid voor hoorspelen slonk, hoorspelauteurs haakten af; maar zo werd het kaf van het koren gescheiden, redeneert hij, en werd het hoorspel gedwongen uit te gaan van de eigen sterkte. Hoorspelauteurs zoals Poppe of Luc Van den Briele benadrukken dat aspect. Van den Briele expliciteerde in 2004: ‘Het hoorspel is een zelfstandige vorm van dramatische kunst en stelt andere eisen dan het toneel.’

De ommezwaai van de jaren 1950 ging ook gepaard met een technologische ontwikkeling die nieuwe mogelijkheden schiep: het gebruik van stereofonie. Niet alleen de distributiecontext, ook de opnameapparatuur evolueerde. In de jaren 1990 zorgde de groei van het internet (distributie) en de digitale media (apparatuur) voor een al even ingrijpende verandering. Ook toen vond een minicrisis in de hoorspelcultuur plaats. De omroepen wilden geen geld meer geven aan het hoorspel en het publiek vond zijn weg niet meer naar de meerstemmige radioverhalen. Toch leefde het hoorspel na 2000 weer op, onder andere dankzij de nieuwe mogelijkheden voor productie en verspreiding.

Hoewel dit voor veel literatuurliefhebbers en -kenners onbekend terrein is, blijkt de lijst van literaire auteurs die hoorspelen schreven, net zo eindeloos als de lijst van literaire teksten die voor het oor bewerkt werden. In Vlaanderen schreven onder meer Louis Paul Boon, Walter van den Broeck, Hugo Claus, Johan Daisne, Mark Insingel, Ivo Michiels en Herman Teirlinck luisterspelen voor de radio. Voor het hoorspel als literaire vorm zijn Dylan Thomas’ Under Milk Wood (New York & BBC, Londen, 1954) en Samuel Beckett (bijvoorbeeld All That Fall, BBC 13-1-1957 en Cascando, BBC 13-4-1976) de grote voorbeelden, naast de makers van ‘neue Hörspiele’ (vanaf 1968) in de Duitstalige wereld. Wat het hoorspel mist, is kritische aandacht. Zeker in Vlaanderen was en is die haast onbestaande, terwijl een rijpe kunstvorm net alle baat heeft bij een professionele kritiek. Zoals gezegd, zou die oog moeten hebben voor alle betekenisgevende facetten van het hoorspel, dus zowel voor de dramatische als de verhalende en de muzikale dimensie. Zoals het hoorspel zelf kan die kritiek ook haar voordeel doen met kennis van de hoorspeltraditie, een traditie waarover veel nog ongeschreven is.

63_Bernaerts_Heinz_JolienFagard_003.jpg

Wie naar het verleden kijkt, begrijpt dat er ook een toekomst is voor het hoorspel. Die evolutie volgt een logica waarmee mediatheoretici goed vertrouwd zijn: een medium past zich aan nieuwe omstandigheden aan en herdefinieert zichzelf aan de hand van andere media. Niet toevallig noemt Het Geluidshuis de klankverhalen voor volwassenen ‘audiofilms’. In een interview in De Standaard naar aanleiding van Heinz maakt Saskia De Coster een belangrijk punt over de context van nieuwe media. In een tijd waarin mensen voortdurend muziek uit een cloud plukken, is er zeker plaats voor verhalen die uit klank en stem bestaan. Mensen zijn bereid om zich mee te laten voeren in een andere wereld via klanken, benadrukt ze. En ze hoopt op steun voor haar project: ‘Hopelijk stapt de VRT erin mee, [zo]dat die luistercultuur een nieuwe injectie krijgt. Voor muziek heb je immers geen radio meer nodig.’ Radio is niet meer het voorkeurskanaal voor muziek, maar behoudt wel zijn verhalende kracht. Hopelijk blijft er dus zowel binnen als buiten de VRT naast het eetcafé plaats voor een toprestaurant.

Want al blijkt Heinz een experiment waarbij je op je honger blijft zitten, er zijn genoeg redenen om het toch toe te juichen. Op het kruispunt van avant-gardemuziek, sound art, lecture performance en hoorspel kan er iets ontstaan wat onweerstaanbaar tot de verbeelding spreekt. Een ongezien weefsel van woorden, klanken en muziek.

Lars Bernaerts doceert moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Gent.

Over het hoorspel in Vlaanderen, zie: Luc Van den Briele, ‘De hoorspelen van Louis Paul Boon’, Boelvaar Poef, jg. 4, nr. 3, 2004, pp. 5-28. // Andries Poppe, ‘De evolutie van het luisterspel sinds 1950’, Vlaanderen, jg. 22, nr. 133, 1973, pp. 162-163. // Michel De Sutter, ‘Een kunst die het zien uitschakelt. Radiotheater: het kleinste zaaltje van het land’, Etcetera, jg. 5, nr. 19, 1987, pp. 27-34 (incl. enkele interviews).

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.