Verhalen schrijven de stad

Soms lijkt men het te vergeten, maar onze toekomst zal in de stad worden geschreven. Gelukkig duiken er de laatste tijd geregeld publicaties op waarin de stad in al haar complexiteit wordt belicht. Dit jaar verschenen Naar de stad, een lijvige bundel kortverhalen, Mensen maken de stad, dat de krachtlijnen voor een toekomstig stedelijk beleid uitzet, en Rebel Cities, een strijdvaardig pamflet dat oproept ‘het recht op de stad’ in handen te nemen. Stuk voor stuk tonen ze blikken die we te weinig zien. Een schat voor wie oog heeft voor de enorme uitdagingen waar de steden voor staan.

54_VanLangenhove_naar de stad.jpg54_VanLangenhove_mensen_maken_de_stad.jpg54_VanLangenhove_rebel cities.jpgNaar de stad, samengesteld door Sanneke van Hassel en Annelies Verbeke, biedt het grootste plezier: dat van de vondst. De in het voorjaar verschenen verzameling bevat eenenveertig verhalen die zich afspelen in eenentwintigste-eeuwse wereldsteden uit alle windstreken, en die vaak nog niet eerder in het Nederlands werden vertaald. Je maakt kennis met een pak frisse verhalen en nieuwe schrijvers, en vooral met een reeks bijzondere personages: dolers, voorbijgangers. Op de cover van Naar de stad  is een metronetwerk afgebeeld. Enkele haltes kregen namen van schrijvers. Klinkende namen als Haruki Murakami of Roberto Bolaño, maar ook minder bekende tot zelfs onbekende auteurs.De tocht verloopt van Reykjavik tot Tel Aviv, van Grozny over Mexico-Stad tot Tokio, en onderweg verslind je de verhalen, erg verschillend van stijl, maar haast altijd zonder omwegen, erg direct. In dit genre is geen plaats voor lange introducties. De contouren van de hoofdpersonages tekenen zich al na een paar zinnen scherp af. 

De tocht verloopt van Reykjavik tot Tel Aviv, van Grozny over Mexico-Stad tot Tokio, en onderweg verslind je de verhalen, erg verschillend van stijl, maar haast altijd zonder omwegen

Veel auteurs verwerkten hun eigen ervaringen: David Albahari emigreerde uit Servië naar Canada,  Yiyun Li trok van Beijing naar Californië,; Asef Soltanzadeh ruilde Afghanistan eerst in voor Pakistan en vervolgens voor Iran, maar vluchtte uiteindelijk naar Denemarken; Chimamanda Ngozi Adichie verhuisde van Nigeria naar de Verenigde Staten,  en Jhumpa Lahiri groeide als dochter van Bengaalse immigranten op in Londen en de Verenigde Staten. Veel van de auteurs zijn zelf zwervers. Zo komt het trieste verhaal ‘De vertoning’, over een straatventer die in Peshawar suikerriet aan de man probeert te brengen terwijl zijn zoon thuis doodziek is, van de (gratis toegankelijke) site voor vertaalde literatuur, wordswithoutborders.org. Van de Afghaanse auteur, Khan Mohammad Sind, was geen spoor te bekennen. In de inleiding merken Van Hassel en Verbeke op dat dit genre de eenentwintigste eeuw goed past, vanwege de wereldwijde trek naar de stad, en dat er in de Verenigde Staten, vanwege het rijke multiculturele verleden, al langer een breder draagvlak voor is. Maar niet alle verhalen draaien rond migratie,  we zien ook toeristen of ambtenaren ronddwalen. In de stad zijn we eenvoudigweg allemaal op een hoop gegooid, stelt het motto van de Amerikaanse auteur Raymond Carver (eveneens een voorvechter van het kortverhaal): ‘We lived in Albuquerque then. But we were all from somewhere else.’

OP DE VOET GEVOLGD

Niet alleen het rake observatievermogen, vooral ook de poëtische, surreële kracht van veel teksten maakt de bundel zo sterk. Zo voert de Israëlische Etgar Keret een sprekende goudvis op, die de wensen van mensen vervult, in een wonderlijk verhaal dat nog even blijft nazinderen. Hoe verschillend de verhalen ook zijn, als lezer zit je elk personage dicht op de huid. In spanning wacht je samen met de vrouw die aan de Amerikaanse ambassade in Lagos in de rij staat om asiel aan te vragen, in het aangrijpende verhaal van Chimamanda Ngozi Adichie. In het Napels van Valeria Parella hou je een paar keer de adem in, en volg je de avonturen van een maffiahoertje dat ‘signora’ wil worden op de voet. Zo goed als elk personage is zoekend, en vaak vechtend, zoals in het pijnlijke ‘Op haar knieën’ van Tim Winton, dat een trotse schoonmaakster toont, ten onrechte beschuldigd van diefstal. Erg krachtig is ‘Het voordeel van de twijfel’ van de Amerikaan Tobias Wolff, waarin Mallon, die voor zijn werk in Rome is, op de bus wordt lastiggevallen door een zakkenroller. Mallon geeft de man een vrij harde trap, waarop die ineenkrimpt van de pijn en Mallon zich dan maar over hem ontfermt. Wolff voert ons mee naar een modderig terrein aan de rand van Rome, waar de zakkenroller met zijn zigeunerfamilie kampeert, en brengt de vooroordelen en moeizame relaties haarscherp in beeld.

Het zijn de verschillende stemmen die de steden een gezicht geven

De contrasten in de verschillende leefwerelden zijn vaak erg groot. Zo vertelt de uit Zimbabwe afkomstige Petina Gappah op briljante wijze – door een gelaten, afstandelijke vertelstijl te hanteren – hoe een steenrijke vrouw in haar Range Rover door Harare rijdt en zich dood verveelt. Elk op hun manier zijn het ‘buitenstaanders’. Door hen te volgen in hun afzonderlijke zwerftochten, wordt de diversiteit van de stedelijke ervaring bijzonder tastbaar – diversiteit die in een politiek klimaat waarin nationalisme en antistedelijkheid hoog scoren, makkelijk op de helling komt te staan. Door in te zoomen op de persoonlijke belevenissen, lijken we het koortsachtige gekrioel in de geglobaliseerde steden aan den lijve te ervaren. In ‘Tuinstraat 3’ merkt Yiyun Li terloops op dat de Tuinstraat nu een vierbaansweg is, maar het is door de relaties tussen de bewoners te schetsen, dat we een glimp krijgen van het leven in het snel veranderende Beijing. In alle verhalen zijn het de verschillende stemmen die de steden een gezicht geven.

MENSENVERSLINDERS

In Mensen maken de stad nodigde Oikos, denktank voor sociaalecologische verandering, een aantal onderzoekers uit om een analyse te maken van de staat van de stad, en een aantal bouwstenen voor een toekomstgerichte stad aan te reiken. Je vindt in het boek dus nogal wat alarmerende feiten en cijfers, maar vooral ook nuchtere vaststellingen waarmee we aan de slag moeten. Zo kunnen we ons het best al even proberen voor te stellen dat tegen 2050 zo’n 70 procent van de wereldburgers stedelingen zullen zijn, en kunnen we niet langer blind zijn voor het feit dat de stedelijke bevolking de afgelopen vijftig jaar van 30 naar 50 procent is geklommen. Of concreter, dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het afgelopen decennium zijn bevolking met 130 000 mensen heeft zien stijgen, en dat dat nogal wat ingrijpende veranderingen met zich meebrengt of tot dringende keuzes noopt.

54_VanLangenhove_TuciaVeria760.jpgHoewel niet elke bijdrage even vlot leest – daarvoor zijn sommige teksten iets te weinig aanschouwelijk – biedt dit boek een rijk palet aan scherpe inzichten, hoopgevende praktijken en boeiende antwoorden op de acute vraagstukken voor een stedelijk beleid. In zijn bijdrage voor Mensen maken de stad benadrukt cultuurfilosoof en sociaal wetenschapper Eric Corijn dat ‘onze stadscentra in werkelijkheid allemaal meer kosmopolitisch en multicultureel zijn dan de door de voorstad gedomineerde beeldvorming in politiek en media’. Door die ondermaatse beeldvorming vindt de multiculturele bevolking geen plaats in het maatschappelijke project, stelt Corijn. Een culturele draai is nodig. In hun tekst over samenlevingsopbouw in de stad merken Pascal Debruyne, Griet Verschelden en Sven De Visscher op dat onder de term ‘leefbaarheid’ de focus verschuift naar de verbetering van de buurt, niet naar de verbetering van de situatie van de (kwetsbare) buurtbewoners. De historische schets van bewonersgerichte stadsvernieuwing naar stadsontwikkeling, door Pascal De Decker, Pieter Van den Broeck en Maarten Loopmans, stelt onomwonden dat er vandaag ‘een vrij brede – vaak onbewuste – consensus’ is rond de noodzaak van stadsontwikkeling: ‘Het aantrekken van economische (kantoor)activiteiten, toeristen en recreanten, en tweeverdieners met kinderen (ter bevordering van de sociale mix) hebben de werkloze, de migrant, de alleenstaande moeder, de verpauperde bejaarde en in het algemeen de woningbehoeftige van de prioriteitenlijst verdrongen.’ In China werden tal van kleine dorpen in een mum van tijd opgeslokt door enorme metropolen, waardoor vele nieuwe stedelingen zich ontheemd voelen.

Soms lijkt men steden nog steeds te moeten bekijken zoals lang geleden: als mensenverslinders

Soms lijkt men steden nog steeds te moeten bekijken zoals lang geleden: als mensenverslinders. Toen omdat de ongezonde omgevingen met pest en cholera hun tol eisten, nu omdat er nog bitter weinig plaats overblijft voor de gemiddelde stedeling. Vandaag is dus meer dan ooit het moment om een stem te geven aan de verschillende stadsbewoners, om hun verhalen op te tekenen in een vitaal archief. ‘Wij denken dat het korte verhaal zeer geschikt is om het zwervende, zich verloren voelende individu zijn identiteit terug te geven’, schrijven Sanneke van Hassel en Annelies Verbeke in hun inleiding. Dat een bloemlezing als Naar de stad urgent is, hoeven van Hassel en Verbeke verder niet eens te legitimeren, en wordt na het lezen van Mensen maken de stad alleen nog maar helderder.

BOTSINGEN

Geen enkel verhaal in Naar de stad schuift het beeld naar voren van de ‘pretstad’, waarmee men in marketingstrategieën graag inspeelt op toerisme. Integendeel, veel verhalen tonen grauwe steden. Muharem Bazdulj omschrijft in ‘Sarajevo’ de stad als een ‘stad van modder en sneeuw’, waarvoor Stefan, het hoofdpersonage, een intense haat koesterde. In ‘Oorlog in tien afleveringen’ van Arkadi Babtsjenko vormt Grozny de achtergrond voor de gewelddadige strijd tussen Russen en Tsjetsjenen. De Poolse Olga Tokarczuk schildert in het absurdistische ‘Professor Andrews in Warschau’ haar hoofdstad af als een mistroostige en ietwat beangstigende stad, waarin een verwarde professor tevergeefs wegwijs probeert te geraken. Hier is geen plaats voor promoverhaaltjes. In het donkere ‘Het huwelijk’ van de Schotse A.L. Kennedy botst een koppel tijdens een urenlange, stille wandeling door Glasgow plots op een terrein met iets wat op vergruisde schalie lijkt, en bij een of ander grootstedelijk prestigeproject moet horen: ‘Ook dat gesteente is vreemd – dat je de echo van de hemel aantreft onder je voeten en drie of vier verdiepingen moet graven om erbij te komen om iets zo geheims bloot te leggen, zo permanent dat de stad om hem heen ervan beeft, de belachelijke gebouwen, de trage schade die in alles aanwezig is.’

54_VanLangenhove_111118_SaoPaulo_51351180.jpgAlle verhalen getuigen van dergelijke botsingen, waardoor plekken worden blootgelegd en banden worden gesmeed. De personages die elkaar tegen het lijf lopen, lijken in niks op de bordkartonnen figuren die de propere, welvarende steden uit een fictionele economische logica aan de man moeten brengen. Is het je ookal opgevallen dat op vrolijke infoborden over nieuwe stadsprojecten de hangjongeren steevast van de marktpleinen – ‘evenementenpleinen’ heten ze tegenwoordig – zijn weggegomd? In Mumbai leven zelfs 6 miljoen mensen in krottenwijken, in wat op alle stadskaarten lege plekken zijn.

Het is bijzonder leerrijk om dergelijke voorbeelden van stadsprofilering te bekijken door de bril van de invloedrijke Britse sociaalgeograaf en theoreticus David Harvey, die zich al jaren uitspreekt over de ontwikkeling van onze steden, recent nog in het vlijmscherpe en aanstekelijke boek Rebel Cities. Harvey doet daarin toegankelijk uit de doeken hoe steden uitgroeiden tot centra van kapitaalaccumulatie, en hoezeer bijvoorbeeld city branding daarom big business werd. Succesvolle city branding vereist niet zelden de verdrijving of uitroeiing van al wat en wie niet in het plaatje past.

VOORTONEEL

Verstedelijking speelt een bijzonder actieve rol in de nimmer aflatende zoektocht naar meerwaarde die het overheersende economische systeem kenmerkt, betoogt Harvey. Door middel van een hele reeks gevallen toont hij het nauwe verband aan tussen dat systeem en het uitzicht van tal van steden: buurten waarin bewoners samen investeerden om ze aantrekkelijker te maken, worden opgekocht door projectinvesteerders, waardoor de oorspronkelijke bevolking op de vlucht moet. In de loop van de geschiedenis doemen af en toe megalomane make-overs van steden op, telkens wanneer er een financieel dieptepunt dreigt. Van het Parijs dat Haussmann eindnegentiendeeeuw herschiep tot het New York dat na de Tweede Wereldoorlog een beurt kreeg: keer op keer ging het om een schaalvergroting van de boulevards, de gebouwen, de projecten, maar bovenal van de omvang van de winst. Die doorgedreven schaalvergroting, met uiteindelijk een globale integratie van financiële markten en gesofisticeerdere vormen van kredietfinanciering, heeft van São Paulo tot Hongkong tot onvoorstelbare stadsprojecten geleid, en in het Midden-Oosten ronduit voor uitspattingen gezorgd – Harvey noemt de voorbeelden van Dubai of Abu Dhabi crimineel en absurd, vanwege de meest sociaal oneerlijke en meest milieuverontreinigende vorm van bouwwoede denkbaar.

Voor het feit dat elke financiële crisis urbane wortels heeft, raapte Harvey een indrukwekkende verzameling argumenten bijeen. Zo legt hij met behulp van een sprekend grafiekje uit dat de New Yorkse skyline meer vertegenwoordigt dan een architecturale beweging: de skyscrapers werden gebouwd op piekmomenten, property booms die crisissen voorafgaan. Aan de hand van een aantal frappante voorbeelden uit verschillende steden haalt Harvey ook een contradictie in het kapitalistische systeem naar boven: aan de ene kant wil elke stad haar uniciteit en authenticiteit in de verf zetten, aan de andere kant worden steeds meer steden gemodelleerd naar dezelfde Disney-standaarden. Beide tendensen verklaart Harvey vanuit de logica van de markt, die enerzijds om monopolievoorwaarden en ‘unieke’ culturele goederen vraagt, en anderzijds ook culturele goederen zo veel mogelijk als producten wil verkopen. In elk geval stelt Harvey daarbij dezelfde vraag: welk segment van de bevolking geniet het meeste van het collectieve symbolische kapitaal van een stad, waartoe ieder op zijn eigen manier een bijdrage levert? Welke verhalen bouwen dat collectief geheugen van de stad op? 

Welke verhalen bouwen dat collectief geheugen van de stad op?

Zijn verhalen over tal van rebel cities, van de historische Commune van Parijs tot het Boliviaanse El Alto vandaag, sporen aan om de stad als het voortoneel van sociale en politieke verandering te zien. Willen we iets veranderen, dan moeten we in de steden beginnen. Die visie, die teruggaat op de Franse filosoof en socioloog Henri Lefebvre (aan wie Harvey zijn voorwoord opdraagt), is actueler dan ooit. Het lijkt wel alsof te snelle veranderingen de steden lamlegden, terwijl de vele concentraties van welvaart en consumentisme, te midden van een planet of slums, om hernieuwde, kritische verhalen schreeuwt, vindt Harvey. Nieuwe verhalen brengen een ander symbolisch kapitaal voort. Dat moeten we koesteren, vooraleer het wordt verzwolgen door een allesoverheersend economisch systeem (waarin zelfs commerciële tours in het New Yorkse Harlem georganiseerd worden, of poverty tourism het licht ziet in de sloppenwijken van Zuid-Afrika of in de favela’s van Rio de Janeiro). In die zin kan je ook een bundel als Naar de stad, waarin je geen karikaturen tegenkomt,lezen als verzet, botsing tegen de hapklare, verkoopbare verhalen die Harvey hekelt. De vrijheid om onszelf en onze steden heruit te vinden, is volgens hem een van de meest waardevolle en tegelijk meest genegeerde menselijke rechten. We kiezen zelf met welke verhalen we het stedelijke weefsel vormgeven.

Katrien Van Langenhove is redacteur van rekto:verso.

Naar de stad. De mooiste stadsverhalen van de 21ste eeuw. Samenstelling Sanneke van Hassel en Annelies Verbeke, De Geus, Breda, 2012, 480 p., ISBN 9789044520231.

Mensen maken de stad. Bouwstenen voor een sociaalecologische toekomst, red. Dirk Holemans, Epo, Berchem, 2012,368 p., ISBN 9789491297281.

Rebel Cities. From the Right to the City to the Urban Revolution, David Harvey, Verso, Londen/New York, 2012, 206 p., ISBN-10:1844678822.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.