Urbi et orbi et foxy

Ten zuiden van de rivier is een roman van Blake Morrison over het Groot-Brittanië van Tony Blair, het Londen van schrijvers, reclamejongens en journalisten, en over de vos in u en mij. Het boek zat in de selectie van de Literaire Lente, een initiatief van Boek.be, dat deze roman misschien beter als herfstpromotie had aangeboden, want fleurig kun je Morrisons schets van de Britse samenleving en het politieke systeem van dat land bepaald niet noemen. In plaats daarvan is Ten zuiden van de rivier wel een uiterst genietbare en zeer relevante roman, omdat Morrison er gelijktijdig in slaagt om een geloofwaardige microkosmos voor zijn personages neer te zetten én een panoramisch beeld te schetsen van een almaar kleiner wordend Groot-Brittannië, dat vergeven is van beesten.


Treinconducteurs doen zelden waarvoor ze zijn aangeworven. Vragen om een reisticket te mogen zien, doen ze alleszins uitsluitend wanneer het echt niet anders kan. Meestal komen ze geruisloos naast je staan en mompelen ze hoogstens een soort excuus voor een begroeting, maar vrijwel nooit stellen ze letterlijk de vraag: 'Mag ik misschien uw reisticket even zien?' Dat hoeft ook niet, denken ze, want kaartjesknippers dragen een uniform, een ensemble van grijstinten dat de vraag vanzelf al stelt, waardoor de robotten die in die vestimentaire treurnis verstopt zitten ze niet meer hoeven uit te stoten. Door de wol geverfde forenzen lijken zich met die belachelijke logica te hebben verzoend: zodra zo'n conducteur de deur van een wagon open schuift, ontvouwt zich spoorslags een choreografie van grijpende vingers in handtassen en broekzakken, waarna wij geruisloos het bewijs van ons pendelende bestaan de lucht in steken.

Ten zuiden van de rivier (South of the River) is een ware turf, maar focust eigenlijk op slechts vijf dagen uit de levens van vijf personages. Op een of andere manier liggen die personages allemaal in de knoop met de veronderstellingen die over hun beroep en hun identiteit bestaan. De Ierse en in Londen dus enigszins geviseerde Libby staat in de ijdele reclamewereld haar mannetje, maar hunkert eigenlijk naar oprechtheid en wat nestwarmte van haar gezin. Haar man Nat heeft zich als mislukte schrijver in een inert zolderbestaan genesteld, maar voelt een jeugdig vuur opflakkeren wanneer de jonge Anthea hem haar merkwaardige verhalen toestuurt. Anthea, die Nats minnares wordt, hunkert als idealistische milieuambtenaar naar een avontuurlijker bestaan op de barricaden, en Harry bokst als zwarte journalist tegen forse vooroordelen, die hij precies door dat te beseffen eerder bevestigt dan vernietigt. Ten slotte is er ook nog Jack, het buitenbeentje in dit kwintet van personages, omdat hij wat ouder en wat conservatiever is dan de anderen, en in tegenstelling tot hen niet in Zuid-Londen maar op het platteland woont. Als eigenaar van een bedrijf wordt van hem verwacht dat hij jong en hip en glad is, maar Jack wil in feite niets liever dan de oude orde van het Britse klassenstelsel in al zijn eer en glorie herstellen.

Nat, Libby, Anthea, Harry en Jack proberen zich dus allemaal een beetje uit hun uniform los te scheuren. En omdat Morrison een auteur is met mededogen, laat hij zijn personages evolueren. Voor Anthea, de meest idealistische van het gezelschap, is Morrison het mildst: zij dumpt Nat en belandt via een omweg langs Seattle in Palestina, waar ze haar leven op het spel zet om eigenhandig voedselpakketten uit te delen. Ook Harry kent zijn moment de gloire, wanneer hij als reporter voor de Gazette een zaak over een vermist kind op een grandioze manier verslaat — al is het dubieuze van zijn situatie dat het hem slechts een nieuw uniform oplevert, met name dat van de zwarte sterreporter die telkens zal gevraagd worden om zijn eigen (zwarte) blik te werpen op de samenleving. Maar ondanks dat laatste is Morrisons boodschap duidelijk: wie zich waarlijk uit zijn geformatteerde bestaan tracht te wrikken, geraakt minstens een stap vooruit.

 

De Derde Weg smelt weg

Ten zuiden van de rivier is dus een roman in vijf delen die elk over een dag in de levens van vijf personages vertellen, en tussen de eerste en de laatste van die vijf vertelde dagen ligt er ook precies vijf jaar. De levens van de personages lopen op een of andere manier door elkaar, maar Morrison legt er nog een ander verband tussen door de dagen waarover hij vertelt zorgvuldig te kiezen. Op die manier zorgt hij ervoor dat niemand minder dan Tony Blair de (ont-)bindende factor tussen de vijfling wordt.

Zo speelt het eerste van de vijf delen zich niet toevallig af op 2 mei 1997, de dag na de Britse verkiezingen die Tony Blair met astronomische procenten had gewonnen. Morrison verwijst vaak slechts terloops naar die memorabele landslide van New Labour: nu eens staat Blair op televisie toevallig zijn tanden bloot te lachen voor de deur van Downing Street 10, dan zegt een personage iets over een politiek overwinningsfeest dat tot diep in de nacht geduurd heeft. Zo wordt duidelijk dat behalve Jack aanvankelijk alle personages in dit boek vurig in Blair geloven, of er toch minstens mooie dingen van verwachten. Soms wordt Morrison wat explicieter, maar hij is op zijn best wanneer hij voor de subtiliteit kiest, en mondjesmaat de levenswandel van zijn personages met een politiek aroma besprenkelt — een aroma dat met het vorderen der jaren steeds onwelriekender wordt. Vijf jaar na Blairs moment de gloire volgt voor veel van zijn burgers een kater, zo groot en stekelig dat zelfs de oer-linkse Nat, aanvankelijk Blairs grootste believer, zijn teleurstelling in de fameuze Derde Weg (het verstandshuwelijk tussen socialistische idealen en liberale technieken) niet meer onder stoelen of banken steekt.

De manier waarop Morrison de levensvragen van zijn personages met de op- en neergang van Blairs Albion versmelt, is ronduit meesterlijk. Zo is het tweede deel, dat zich volledig afspeelt op de dag dat de Engelse voetbalploeg het tijdens het wereldkampioenschap in Frankrijk tegen Argentinië moet opnemen, een fantastisch patchwork van de thema's en motieven die Ten zuiden van de rivier domineren. Een van die thema's die Morrison zowel op het plotniveau van zijn personages als op het grotere, Britse niveau verkent, is de vraag waaraan zij al dan niet schuldig zijn, en hoe ze die schuld kunnen aflossen. Dat thema kaart Morrison dus op een briljante manier aan door allerlei verwijzingen naar de tumultueuze voetbalwedstrijd te vermengen tussen de verhaallijnen over Nat, Libby, Harry, Anthea en Jack. Het begint al met de tegenstander van het Britse elftal: wanneer Engeland tegen Argentinië voetbalt, is de herinnering aan en het schuldgevoel over de Falklands nooit ver weg. Fijntjes sijpelt Morrison vervolgens details over het verloop van de wedstrijd binnen, zoals de talrijke straf(!)schoppen — de wedstrijd werd ook op penalty's beslist, ten nadele van Engeland — en de rode kaart voor David Beckham, die zo als icoon van de Engelse ploeg twee keer veroordeeld wordt: een keer door de scheidsrechter en een keer door zijn eigen natie, die oordeelde dat als de blonde zich een beetje had ingehouden, het team zich misschien wél voor de volgende ronde had kunnen kwalificeren.

Gelijktijdig met de incidenten op het Franse gras, weet Nat zich in Londen ook niet in te houden. Hij bedriegt zijn vrouw met de menstruerende Anthea, die op die manier Beckhams rode kaart weerspiegelt. Tegelijk misbruikt Nat ook zijn vriend Harry, die hem opwacht om samen naar de wedstrijd te kijken, maar in plaats daarvan als alibi voor Nats overspel moet dienen. Harry kampt trouwens zelf ook met een nijpend schuldgevoel. Vijftien jaar geleden heeft hij een zoon verwekt, die hij net als de moeder van het kind compleet verwaarloosd heeft. Op de dag van de wedstrijd wordt hij daaraan herinnerd, waardoor het schuldgevoel de hele avond opspeelt. Op het Britse platteland bekijkt ook Jack de wedstrijd samen met zijn comateuze vrouw, over wiens toestand hij zich ondertussen allerlei vragen stelt, vragen die hij zich als conservatieve Tory niet zou mogen stellen.

Morrison suggereert zo dat de fouten die Groot-Brittannië (en dan vooral Engeland) op een macroniveau maakt, doorsijpelen tot in de microkosmos van zijn burgers. Mooi is dat Morrison zijn personages ondanks hun zwaktes wel de kracht geeft om tot dat inzicht te komen. En om dat in de verf te zetten, gunt hij Nat, die hij aanvankelijk als pseudo-intellectuele karikatuur afschildert, de kans om de mentale evolutie van de Britse burger te verwoorden. In volle finale van het boek — we schrijven intussen 2001 — geeft Nat een striemende lezing aan de universiteit waar hij net buitengewerkt is, over de verderfelijke cultuur van de lach, waarin Blair zijn land geduwd heeft. Nat valt er Blair openlijk af, in de eerste plaats als kunstenaar. Hij doet dat op zo'n manier dat het als Vlaamse lezer moeilijk valt niet aan ons eigen cultuurbeleid te denken: 'En ik stelde me voor dat Blair een vriend van de kunst zou zijn. Maar de enige kunst waar hij een vriend van is, is nauwelijks kunst te noemen — tweederangs popmuzikanten en snotterfilms en giechelende toneelstukken.' Nats besluit is vernietigend: 'We zijn een natie van dombo's en zombies geworden, van modepoppen en vetkleppen, workaholics en shopaholics, molesteerders en zelfbeschadigers. [...] Kop op, wordt er gezegd, misschien komt het nooit zover. Maar het komt wel zover, het is al zover, en we zitten met de gebakken peren. Altijd blijven lachen. Maar nee, niemand lacht. Er valt niets te lachen.'


illustratie: Marijn Dionys

 

De vos en de passie

Nats lezing aan het eind van de roman is een vlammend pleidooi voor de kunsten, en Morrison voert dat pleidooi zelf ook door tussen de vijf delen van dit boek telkens een intermezzo in te lassen. De eerste keer zijn dat de verhalen die Anthea naar Nat ter beoordeling opstuurt, de tweede keer gaat het om een filmscenario van Harry. Het derde intermezzo is een hilarisch verhaal dat Nats vader ooit in een clandestien pornografisch tijdschrift publiceerde, en het laatste intermezzo is een speech van het fictieve kamerlid Rufus Huish. Morrison toont met die intermezzo's het grote belang van fictie (en de kunsten) voor zijn personages: allemaal gebruiken ze die om met de werkelijkheid te kunnen omgaan. De speech van Huish lijkt op het eerste gezicht geen fictionele tekst, maar dat is hij wel: door voorafgaand aan dit intermezzo de (ook al fictionele) waarheid aan de lezer te onthullen, legt Morrison genadeloos de leugens van het New Labour-discours bloot, waardoor Ten zuiden van de rivier zich als een onomwonden betoog tegen de wanpolitiek van Blair en de zijnen ontpopt.

Opvallend is dus dat deze roman in zijn meest literaire passages, de intermezzo's, het sterkst een punt weet te maken over de buitenliteraire werkelijkheid waaraan het boek refereert. De deus die Morrison met dat doel telkens weer ex machina tovert, is het centrale motief van de vos, die in de intermezzo's en ook in de rest van het boek erg nadrukkelijk aanwezig is. Anthea's verhalen heten bijvoorbeeld simpelweg 'Over vossen', en zijn een soort grimmige sprookjes waarin ze het scheppingsverhaal vertelt, maar dan met vossen in de hoofdrol. Ook Harry, die als reporter de zaak rond een vermist kind op de voet volgt, is geobsedeerd door vossen, en Nat meent in Anthea zelfs een moervos te herkennen. Jack is als oer-Brit een fervent vossenjager, en al op de eerste bladzijde meent Libby een vos in haar stadstuin te zien lopen. Morrison heeft zich ter voorbereiding van dit boek duidelijk helemaal in de wereld van de vossen verdiept, en heeft als motto een citaat uit Reynaerts historie gekozen, waarin de centrale boodschap van zijn hele roman verscholen zit: 'Want men vijnt nu meer Reynaert / — Al en hebben sy geen roden baerd — / Dan men ye dede hier te voren'.

Daarmee onthult Morrison wat Ten zuiden van de rivier eigenlijk is: het tegengestelde van een klassieke dierenroman. In zo'n klassiek dierenverhaal houdt de auteur de mensen een spiegel voor door hen als dieren voor te stellen. Maar Morrison vertelt een verhaal over mensen om aan te tonen dat ze eigenlijk beesten (en meer bepaald vossen) zijn. Dat thema is het sterkst uitgewerkt in Anthea, die als kind zag dat haar vader bij het verbranden van wat snoeihout per ongeluk ook een vos verkoolde, wat een blijvende indruk op haar naliet, zeker omdat haar vader een week later plots dood in elkaar zakte: 'Ik kreeg steeds meer het idee dat de vossen me stiekem beslopen: ze hadden mijn vader vermoord en mijn moeder in de vernieling geholpen, en ik zou de volgende zijn. Toen besefte ik dat ik ze zélf was, dat ik hun gewelddadigheid en geslepenheid geërfd had. En dat de wereld, de hele wereld, uit vossen bestond.' Nat begint daar na de breuk met Anthea trouwens ook in te geloven, wanneer hij zich in de bibliotheek in allerlei bronnen over vossen gaat verdiepen, en op bizarre Chinese sprookjes stoot, zoals 'De sprookjesvos van het Jinjugebergte'. Zijn conclusie is kristalhelder: Anthea is een sprookjesvos. Hij verdenkt haar er zelfs van verantwoordelijk te zijn voor het vermiste kind over wie Harry dagelijks in de krant schrijft.

Ook hier trekt Morrison een parallel tussen de levens van zijn personages en het grotere, Britse verhaal, en wat de politiek betreft laat hij er weinig twijfel over bestaan: die zit vol met vossen, en socialisten verschillen wat dat betreft niet van conservatieven. Na Blairs overwinning denkt Nat: 'Weg met de oude Vossen. Hoera voor de nieuwe.' Ook Harry weet dat de stad, het land en de wereld waarin hij leeft, een beestenboel is, al is zijn visie iets abstracter: 'Er lopen daar nog steeds beesten rond. Het beest van de armoede. Het beest van de verwaarlozing. Het beest van het geweld. Het beest van de onwetendheid.'

In de onwaarachtige speech van de linkse Rufus Huish, het laatste intermezzo in dit boek, maakt de jonge MP het standpunt van New Labour over de vossenjacht bekend: afschaffen, die handel. Zijn speech is echter zo een samenraapsel van leugens en manipulatie, dat er geen twijfel over kan bestaan: Huish is zelf een vos, misschien nog de sluwste van allemaal. Zo maakt Morrison op een briljante manier de cirkel helemaal rond, waardoor zijn mening over de leugenachtige Labour-politici tussen de regels (maar in koeien van letters) opdoemt: als ze zo doorgaan, zullen ze zichzelf finaal elimineren. En als de Britten dat proces dan toch moeten ondergaan, dan liefst vandaag nog, en niet morgen.

Ten zuiden van de rivier is een voortreffelijke kroniek over een jachtige stad en een onstabiel land, waarin mensen alleen nog kracht kunnen vinden door te vluchten in fictie. Morrisons analyse van de samenleving waarin hij leeft, is dat die samenleving er ondanks een paar millennia beschaving, ondanks een veelbelovende regering en ondanks de uniformpjes waarin we ons telkens weer vermommen, niet in slaagt om haar beestige natuur te verdringen. Dus als de vos (al dan niet vermomd als een Prime Minister) de passie preekt, dan let de burger beter op zijn ganzen.

Ten zuiden van de rivier, Blake Morrison

Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 2008

ISBN 978 90 468 0355 4

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.