Tussen keuken en kansel: Martin Luther King en de angst voor de dood

Angst overwinnen begint bij jezelf en is volgens het betere doe-het-zelfboek niet eens zo moeilijk. Voor een stoet aan kleinere fobieën zal dat ook wel zo zijn. Met sommige angsten valt er best te leven. Maar wat te doen als de angst ons dreigt te immobiliseren, zoals het Martin Luther King overkwam? Of ons politiek monddood te maken?

Pour Nicolas Bárdos-Féltoronyi Miklós

Het meest beduimelde, uit zijn rug gelichte, tot slijtens toe gelezen boek van Belgiëstaat in de hoofdstedelijke bibliotheek van Brussel. De donkergrijs geworden bladzijden van Angst overwinnen voor dummies (2003) hebben het zweet ingedronken van duizenden en duizenden lezers die geen kant op konden met hun angststoornis. Wat zij zelf aan den lijve ondervonden, zagen zij nu helder bevestigd in het plakkerige doe-het-zelfboek: de kostprijs van hun angsten kwam neer op hoge bloeddruk, spanningshoofdpijn, maagkrampen, vet in de buikzone, hartziekten en beroerten, vliegende stoelgang en relatieproblemen. Maar ook, en wellicht nog erger, en dat hadden ze meer dan eens ook op tv uit de mond van een kregelige CEO of regeringsambtenaar opgevangen, nog veel erger, op ziekteverzuim, vluchtgedrag op de werkvloer, afname van productiviteit en torenhoge uitgaven in de gezondheidszorg.

Het meest beduimelde, uit zijn rug gelichte, tot slijtens toe gelezen boek van België is Angst overwinnen voor dummies

Toch bestond er voor al deze verschrikkingen een uitweg. Sterker nog. Het boek zei met vaderlijke eenvoud:

‘Wel, stop met zorgen op zorgente stapelen. Met een aantal interessante strategieën kun je je angst een stuk minder maken. Veel van die strategieën kosten je bovendien geen cent. En als een bepaalde methode niet werkt, probeer je gewoon een andere.’

Dat men daar zelf niet op was gekomen! En gratis op de koop toe!

In de index achter in het toverboek staat de welige lijst van alle mogelijke fobieën, angststoornissen en paniekaanvallen. Je kunt het zo zot niet bedenken of het draagt een label met bijsluiter. Er bestaat een vrees en een angstwerende therapie voor slangen en spinnen, voor ouderdom en voor hoogten en trouwens ook voor laagten, voor slaap en voor onvolmaaktheid, voor pleinen en straten, voor een speech houden en knaagdieren, voor ’s nachts alleen zijn, ja, zelfs voor de fobofobie of ‘angst voor de angst’.

Maar één ding valt wel heel erg op: te midden van deze deskundige bravoure ontbreekt één trefwoord op het appel. Eén onderwerp wordt door de wonderdokters in alle toonaarden verzwegen, bedolven als het is onder de zakjes kruidenthee, halsspieroefeningen en andere wereldwijze huis- tuin- en keukenmiddeltjes tegen de angst: dat is de dood.

De dood bestaat niet voor dummies.

71_Grootaers_LukasVerstraete_700.jpg

Martin Luther King

Ook burgerrechtenactivist en profetisch opposant tegen oorlog en kapitalisme Martin Luther King Jr. bracht het in één van zijn boeken tot een lijst van fobieën waarin de fobofobie een bijzondere plaats innam. ‘Als er iets is waar ik bang voor ben, is het wel de angst’, had Montaigne eeuwen vroeger beweerd. King worstelde zijn leven lang met terugkerende depressie en angst. Die angst bleef hem na 1966, toen zijn oudtestamentische woede de oorlog in Vietnam en de uitbuiting en armoede in de Noord-Amerikaanse steden in het vizier nam, als onafscheidelijke schaduw vergezellen, tot aan zijn ontmoeting met het niet eens zo onvriendelijke noodlot op een terras in een motel in Memphis, Tennessee, waar de kogel van een sluipschutter een einde maakte aan zijn opgejaagde, door de blanke én zwarte middenklasse uitgespuwde leven.

‘King’s tragic death was surely at some level also a great relief’, concludeerde een van zijn biografen laconiek en hij had geen ongelijk. De laatste maanden waren voor de geniale activist onleefbaar geweest. De grens tussen doodsangst en doodsverlangen werd poreus. Samengevoegde getuigenissen van vrienden en collega’s tonen het morele portret van een afgepeigerd man die ‘verschrikkelijk bezig was met de dood’, de indruk gaf ‘dat zijn tijd er op zat’ en met zijn rusteloos afdwalende ogen bedacht was op iedere verborgen bedreiging.

Maar niet alleen de laatste maanden waren een hel voor King.In januari 1956, in het begin van zijn openbare leven, kon men hem bij nacht en ontij boven een onaangeroerde kop koffie voorover gebogen aan de keukentafel zien zitten, met zijn hoofd in zijn handen, verlamd door een radeloze angst zoals hij die nooit eerder had gevoeld. Op 1 december 1955 had Rosa Parks geweigerd haar plaats in de bus af te staan aan een blanke man. Vier dagen later begon de historische boycot tegen de busdiensten in Montgomery. In de algemene verwarring werd King bijna tegen zijn zin als leider van de Montgomery Improvement Association aangesteld. Hij belandde in de gevangenis, werd valselijk beschuldigd van corruptie, moest het hoofd bieden aan de verdeel en heerspolitiek van het blanke stadsbestuur en ontving dagelijks dreigtelefoontjes – vaak met een seksuele inslag – bij hem thuis. ‘En weldra voelde ik mij niet zo zeker meer en begon de angst mij te bekruipen.’ De spreekwoordelijke druppel viel op 27 januari. Zijn vrouw en pasgeboren dochtertje lagen te slapen. De telefoon ging:

‘Nigger, we are tired of you and your mess now. And if you aren’t out of this town in three days, we’re going to blow your brains out and blow up your house.’

Gewoonlijk zocht King wanneer het water hem aan de lippen stond, zijn toevlucht bij een handvol filosofen en theologen die hem over de zwaarste vertwijfeling heen tilden. De ‘vader van het existentialisme’ Søren Kierkegaard en diens commentator, de Duits-Amerikaanse theoloog Paul Tillich, hadden hem als jonge student het nuttige verschil bijgebracht tussen vrees en angst. Vrees heeft een bepaald voorwerp en verdwijnt bij het wegnemen daarvan: men voelt vrees voor iets definieerbaars. Angst daarentegen werkt als een ondefinieerbare stemming ‘die zowel volkomen als bepaald is’, en al onze gewaarwordingen en meningen een onrustige kleur verleent. Het leven zit gekneld tussen de gedachte aan een oneindig aantal bestaansmogelijkheden en de eindigheid van onze reële existentie. ‘Tout au fond, l'esprit ne pense l'homme que dans l'éternel, et la conscience de la vie ne peut être qu'angoisse’, weet een personage in André Malraux’ La condition humaine (1933).

Op zijn eigen intuïtieve manier herkende Martin Luther King in de doodsangst de oerervaring van de menselijke conditie, en wist hij zijn eigen beleving een intellectuele plaats te geven in een lange filosofische en theologische traditie. ‘Als er één angst is die ik heb overwonnen, dan is het wel de angst voor de dood.’ Of: ‘Als een mens niets heeft gevonden waarvoor hij bereid is zijn leven te geven, is hij niet geschikt om te leven.’ Met dat soort uitspraken wilde King de buitenwacht maar allereerst zichzelf overtuigen dat hij zijn angst om te sterven intellectueel had weggedacht.

Maar met die verschrikkelijke stem aan de andere kant van de lijn draaide het anders uit. Wanneer de stervensangst het lichaam zodanig in zijn macht heeft dat men niet meer in staat blijkt om op te staan uit de keukenstoel en men zelfs de kracht mist zijn kop koffie aan de mond te zetten, lijkt de fut van de krachtigste tekst te zijn uitgewerkt. Zo diep zat Martin Luther King in de nacht van 27 op 28 januari 1956.

En toen gebeurde er iets ongehoords.

Wat er in dat kantelmoment gebeurde, bracht hij meerdere keren ter sprake in boek en sermoen, maar nooit met zoveel overreding als tijdens de laatste tien minuten van zijn zondagse preek op 27 augustus 1967 in de Mount Pisgah Missionary Baptist Church van Chicago.

In die ongehoord mooie, ongehoord aangrijpende, ongehoord meeslepende laatste tien minuten, die alle I have a dream’s samen opgeteld in de schaduw stellen, in dat pure stuk muziek dat alle bestaanbare toonladders afloopt en zich aan alle mogelijke stemmodulaties waagt en het betoverde gehoor bij het middenrif grijpt, in dat sublieme, nimmer geëvenaarde staal van moreel redenaarsgenie, waar de woorden achtereenvolgens tot hunker, intimiteit, daadkracht, boosheid, moed en overgave inspireren, draagt Martin Luther King, aan het slot van zijn preek, zijn angst voor de dood over op Jezus, of liever, op de eufonische naam ‘Jezus’. Het is die naam, en de modulerende herhaling van die naam, en de herhaling van die herhaling, afgewisseld met de scanderende bijval van het publiek, die de doodsangst en de verlamming en het gevoel van uitzichtloosheid uitdrijven –  niet alleen bij King zelf, die nu, voor recht en waarheid, uit zijn keukenstoel is opgestaan, maar bij zijn toehoorders, die opnieuw de straat op durven om het traangas, de waterkanonnen, de herdershonden, de witte sheriffs, het vreemde fruit en de verdwaalde kogels te trotseren.

‘He promised never to leave me,

Never to leave me alone.

No, never alone.

No, never alone.

He promised never to leave me,

Never to leave me alone.’

Buurtcomité

Goed. Wíj zijn géén helden. Wij zijn geen kings. Hoeft ook niet. Gegeven onze middelmaat krijgen we in ons lieve leven waarschijnlijk nooit met politieke doodsbedreiging af te rekenen. Maar wat doen we in vredesnaam met die fobieën waarmee we nog steeds zitten opgescheept?

Want na een laatste raadpleging van het boek voor dummies blijkt nu wel duidelijk dat onze mentale huishouding Kierkegaards onderscheid in de wind slaat. De beklemming voor dood en eindigheid zetten wij zielsgraag om in herkenbare vreesaandoeningen die als kleine vervangbare plaatsbekleders het voordeel hebben dat we er in alle oprechtheid van uitgaan dat met hun haalbaar geachte eliminatie dankzij divanmonologen en levenscoaching, ook onze verzwegen oerangst tenietgaat. Maar de strategische verwarring tussen angst en vrees is verre van onschuldig. Zij maakt ons toegankelijk voor politieke avonturiers.

Op die manier neemt de vraag naar de doodsangst in zijn hedendaagse gestalten (terrorisme, kanker, voedselveiligheid, overbevolking, migratie enzovoort) een politieke wending. De kwestie komt hierop neer: wat te kiezen bij de bestrijding van onze vreesaandoeningen? Een autoritaire staat of een uitbundig middenveld?

Kiezen we, zoals het boek Leviathan (1651) van de politieke filosoof Thomas Hobbes, voor de vrijwillige tirannie? Leviathan is doordesemd van angst. Er was veel reden om bang te zijn in het universum van Hobbes, die leefde in de tijd van de Engelse burgeroorlog. Wederom wordt de eigentijdse vrees er in zijn talloze objecten ontvouwd: dromen, sterreloze nachten, geestverschijningen, ongenade, onderdrukking, straf, misleiding, onzichtbare entiteiten, schipbreuk, gevangenschap en nieuwsgierigheid naar oorzakelijke verbanden. Ze vormen samen, in hun versterkende wederkerigheid, de zeventiende-eeuwse aanleiding van ‘bezorgdheid voor de toekomst’, een ‘geknaagd hart’ en een leven ‘zonder rust of onderbreking van de zorgen behalve in de slaap’.

Onze fobieën nemen ons bij het handje naar het stemhok waar ze ons laten kiezen uit een assortiment pijnverzachters

Maar de som van alle angsten die de hoeksteen van Hobbes’ politieke filosofie vormt en waaraan op bijna iedere bladzijde de lezer wordt herinnerd met de repetitieve galm van een doodsklok, is de ‘feare of death’. Uit angst voor de dood, uit louter lijfsbehoud dragen de bange inwoners van een land hun vrijheid over aan een machthebber, koning of staat, die uit kracht van een onaantastbaar mandaat alles in het werk mag stellen om de oorlog van allen tegen allen te verijdelen. Precies dat is nu aan het gebeuren op kleine en grote schaal in fort Europa. Onze fobieën nemen ons bij het handje naar het stemhok waar ze ons laten kiezen uit een assortiment pijnverzachters. De politieke instrumentalisering van het knagende hart is volop aan de gang. Willen we dat écht? Of brengen we ons het kolossale belang van het middenveld weer te binnen?

De rol van de religieuze gemeenschap als therapeutische schokdemper voor de collectieve angst lijkt uitgespeeld. Maar door de simultane leegloop van het klassieke verenigingsleven is de aflossing van de wacht niet voor morgen. Met man en macht moeten er nieuwe en vindingrijke allianties op touw worden gezet. Dat vraagt tijd en volharding. In afwachting is het om de hoek te doen. Bedoelt u een buurtcomité misschien? Jazeker, een buurtcomité. Het buurtcomité als de miskende plek waarwe, behalve met onze eis om een autoluw voorplein, met onze fobieën terechtkunnen, niet om ze dankzij op maat bedachte zoethouders in slaap te wiegen, evenmin om ze uit te spelen tegen de fobieën van anderen, maar om ze uit genealogische bekommernis terug te voeren naar hun gemeenschappelijke oorsprong, naar onze doodsangst met name, die iedereen met iedereen deelt, die een verlossende herkenbaarheid aan onze levens teruggeeft, en die, in een omgeving van verbondenheid en solidariteit waar men opnieuw leert met elkaar te spréken, politieke bergen kan verzetten.

 

Christof Grootaers is historicus van opleiding en werkt voor Axcent vzw, een kleine maar dappere middenveldorganisatie. Hij woont en schrijft afwisselend in Brussel en Oostende.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.