Tijd voor beleid op lange termijn

Sinds 1970, toen Vlaanderen zijn eerste minister van Cultuur kreeg, heeft deze regio veertig jaar lang een eigen cultuurbeleid kunnen voeren. De ambities lagen hoog en het budget is sindsdien stevig gegroeid. Het aantal culturele evenementen en organisaties is zelfs exponentieel gestegen, samen met het aantal reglementeringen en decreten. En de sector is sterk geprofessionaliseerd. Goedbedoeld dilettantisme wordt ingeruild voor zakelijk beheer. De sector handhaaft zich beter dan vroeger in een vermarkte context. Hij geniet in sommige gevallen een internationale reputatie (dans, theater, beeldende kunst). En de ‘cultuurindustrie’ kent een groeiende tewerkstelling. Tot zover het goede nieuws.

Is het Vlaamse cultuurbeleid er onder de slogan ‘wat we zelf doen, doen we beter!’ ook in geslaagd aan de grote maatschappelijke verwachtingen te voldoen? Alle inspanningen ten spijt, vanaf het eerder paternalistische begin van volksverheffing, via het bouwen van cultuurcentra in elk dorp, tot het recente ordewoord ‘participatie’, blijven wetenschappelijke analyses aantonen dat voor de deelname aan het culturele leven in Vlaanderen twee factoren bepalend blijven: het ouderlijke milieu en de scholingsgraad. Reken dus maar een generatie om dat te verhelpen. Beleid op lange termijn is een noodzaak.

De theorie, de praktijk

Momenteel wordt het beleidsvoorbereidende werk beheerst door een (kunst)sociologisch en managementdiscours. Het eerste discours instrumentaliseert het cultuurbeleid als oplossing voor allerlei beleidsmatige pijnpunten en sociologische spanningsvelden, zoals onze omgang met culturele identiteit, het grootstedenbeleid en de migratieproblematiek. Het culturele managementdiscours vertoont dan weer vermoeidheidsverschijnselen. Het heeft zijn glans als wondermiddel ingeruild voor realistischer verwachtingen. Dat is gezond, maar de rek is eruit. Ook het parool ‘beter beheer’ botst op de beschikbaarheid van mensen en middelen. En door de professionalisering voelen amateurs en vrijwilligers zich buitenspel gezet. De loodzware verplichtingen van de nieuwe vzw-wetgeving (2002) doen de rest.

We hebben behoefte aan een omvattende behoeftestudie, gericht op de verre toekomst

Het kernprobleem van dit discours is dat ze lang niet altijd aansluiten op de praktijk. Terwijl de overheid een aanbodgedreven regelgeving voorstaat, daar zijn financiering op toesnijdt en dwingt tot netwerking en versmelting, vraagt het veld een luisterend oor voor zijn expertise en zijn heel specifieke behoeften, en een vertaling van de theorie in de praktijk. Want elke dag ervaren ‘cultuurwerkers’ een kloof tussen coherente theorieën en incoherente concrete problemen. Voor die problemen zijn structurele oplossingen nodig, en dus investeringen op (heel) lange termijn, geen subsidiëring van talloze intense belevingsmomenten.

Eén verduidelijkend voorbeeld uit het museumlandschap. Daar leidt deze hele situatie tot een klemtoon op het kortlopende evenement van de tentoonstelling en op een maatschappelijke verantwoording tegenover het publiek. De vaste verzameling is niet langer een prioriteit. Maar het beheer van die verzameling vraagt om een beleid op de (zeer) lange termijn. Zo kost de installatie en het onderhoud van pollenfilters in museumzalen erg veel, maar de daling van de luchtvervuiling zou ervoor zorgen dat schilderijen maar om de vijftig en niet dertig jaar gereinigd moeten worden. Het is heel moeilijk dit besef te doen doordringen in musea die als bedrijf worden gerund op de korte termijn, en met een beleid dat zich om de vier of zes jaar electoraal moet verantwoorden. De realiteit is nochtans dat behoud en beheer in musea een tijdshorizon van minimum dertig jaar vragen om het culturele patrimonium ongeschonden te kunnen doorgeven aan de volgende generatie. Hoe kunnen we het beleid zo organiseren dat het aan dit soort langetermijnperspectieven tegemoet kan komen?

DE BOMEN, HET BOS

De huidige minister verklaarde wel te streven naar decretale stabiliteit, maar meteen noopt dat de ervaringsdeskundige tot kritische zin: dat klinkt als een echo van wat opeenvolgende onderwijsministers hebben verklaard. En net zoals in het onderwijs moeten meer en meersoortiger verwachtingen ingelost worden met minder budget. Waar we veeleer behoefte aan hebben, is een omvattende behoeftestudie, gericht op de verre toekomst. Momenteel leiden de toenemende subsidieregelingen tot een oververzadiging aan initiatieven en evenementen die geen redelijk mens nog kan volgen, laat staan verwerken.

Joost Vander Auwera doceert museumkunde en kunstenbeleid aan Ugent en is conservator van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.