A tale of two houses: theater en school

Over het onderwerp ‘theater op school’ is al veel inkt gevloeid. Toch is er altijd één grote afwezige: de leerling zelf. Als die al in beeld komt, lijkt dat steeds om aan te tonen dat er een probleem is. Hij of zij moet met stokken de theaterzaal ingejaagd worden, om daar dan de boel te verstoren of net in slaap te vallen. Hoog tijd om het oor te luisteren te leggen bij de doelgroep zelf. Wat vinden leerlingen van het theateraanbod via de school? Zij willen bij bezoek aan de schouwburg minder taken, en meer diversiteit.

Hedendaags onderzoek en debat rond kunsteducatie focust veelal op rapporten en beleidsplannen. Wanneer het specifieker over theater en onderwijs gaat, is dat niet anders. In 2006-2007 kwam het Bamford-rapport uit: nog altijd het meest grootschalige onderzoek in Vlaanderen op vlak van kunsteducatie. Anne Bamford wees op structurele en financiële inconsistenties inzake kunstbeleid in het onderwijs, en baseerde zich daarvoor op gesprekken met alle betrokken partijen: leerkrachten, politici, kunstenaars … Alleen de leerling zelf werd amper bevraagd.Ambrassadeurs, een boek van Franky Devos over het algemene culturele gedrag van jongeren, liet de leerling alvast meer aan het woord, maar blijft toch vooral gebaseerd op cijfers. Bovendien is die analyse alweer tien jaar oud. Recentere cijfers levert het Steunpunt Cultuur van de Vlaamse Gemeenschap. Op de jongste Dag van de Cultuureducatie, op 4 februari 2014, presenteerde het de eerste resultaten van zijn studie naar cultuurklimaat en cultuureducatie in secundaire scholen: een veelbelovend onderzoek met een groot bereik. Enkele relevante cijfers tonen alvast aan dat leerlingen over het algemeen vrij neutraal staan tegenover theaterbezoeken: de meerderheid vindt het niet saai, maar ook niet boeiend; niet nutteloos, maar ook niet heel nuttig. Valt de indruk van leerlingen over het theateraanbod dat hun via school wordt voorgeschoteld, niet concreter te maken?

Theater: wadisda?

Donderdag 13 maart 2014, 20 uur, de grote zaal van HETPALEIS. Op rij P wacht een groepje jongens van om en bij de 17 jaar op het begin van de voorstelling Azen. Blijkbaar hebben ze al een turbulent theaterverleden, want gedecideerd gebiedt een begeleidende leerkracht een van de jongens een andere plaats in te nemen, terwijl zij op zijn plaats gaat zitten. Beter voorkomen dan genezen? Iemand vraagt nog snel: ‘Mevrouw, hoelang duurt de voorstelling?’, maar mevrouw heeft geen idee. Dan doven de zaallichten, terwijl het gepraat en het gelach aanblijven. Meer nog: het kabaal blijkt juist aan te zwellen, tot het originele draaideurendecor, de dansende figuranten en de camera op het podium de zaal even later dan toch het zwijgen opleggen. Voor zowel de jongens als de grootmoeder met kleindochter naast mij is dat het sein om ongegeneerd een zakje snoep te openen. De leerkracht geeft geen krimp, de zaalwachter treedt wel op. Nog snel drukt oma haar kleindochter een extra snoepje in de hand.

63_VanOstade_© Vincent Lynen700.jpg

Azen, Dimitri Leues versie van Othello, is niet gespeend van seksueel getinte dialogen. Hoewel altijd suggestief, reageert het jonge publiek keer op keer met veel gejoel en gelach, maar ook duidelijk ongemakkelijk en – zo zal blijken uit de nagesprekken – lichtjes gechoqueerd. Maar ze reageren, dus luisteren ze wel naar wat er gezegd wordt. Verder blijft de zaal relatief rustig. Af en toe flikkeren enkel wat smartphones op – om te kijken hoe laat het is, of even Facebook te checken.

Dat is anders bij RAM, een wervende voorstelling van De Maan over de impact van sociale media op een jong leven, die op 4 april Gent aandoet. Het kleine, knusse zaaltje van de Kopergietery zorgt voor een minder formele sfeer dan de grote zaal van HETPALEIS, en de leerlingen voelden zich minder geremd om enkele bedenkingen luidop te maken. Soms lijkt het bijna alsof ze met de acteurs, of minstens met elkaar, in dialoog zijn. Wanneer op het podium een mysterieus pakje opduikt, vraagt een leerling zich wel erg luidop af: ‘Wadisda?’ Ook is er even grote consternatie wanneer iemand op de achterste rij zijn gsm verliest. Maar als beide voorstellingen afgelopen zijn, hoor je precies dezelfde vragen: ‘Welke opdracht moeten wij hiervoor maken?’, ‘Mevrouw, wanneer moeten wij onze recensie indienen?’, ‘Op hoeveel punten staat dat?’ … De voorstelling is een kijk- en luisteroefening geworden die achteraf gequoteerd wordt. Pas bij het aanfloepen van de zaallichten kan de ontspanning écht beginnen.

Een dure factuur?

Is het dan wel een goed idee om met school naar theater te gaan? De acteurs die voor de leerlingen staan, hebben het soms moeilijk. Ook al is een schoolvoorstelling van nature responsiever, en wordt er sowieso al eens meer en uitbundiger gelachen, toch vormen de oplichtende schermen een irritante trend, vindt Dimitri Leue: ‘Het leidt acteurs erg af. Zelfs al hoor ik soms vertellen dat leerlingen gewoon grapjes over de voorstelling naar elkaar doorsturen, leerkrachten of suppoosten moeten dat voorkomen. Leerlingen horen te beseffen dat ze niet in de cinema zitten.’

Is schoolvoorstellingen afschaffen een optie? Absoluut niet, verdedigt Anja Geuns, coördinator publiek van HETPALEIS: ‘Er is geen democratischer plaats dan de school om kinderen kennis te laten maken met theater. Het is juist onze plicht om iedereen via die weg de kans te geven om met theater in aanraking te komen.’ Een groot huis als HETPALEIS toont zich dan ook heel actief in het onderhouden van hechte contacten met scholen: tekstlezingen, workshops, jaarlijkse infomiddagen en gratis avant-premières voor leerkrachten, gesprekken met makers … Want niet alleen de leerlingen, maar ook de scholen moeten warm worden gemaakt voor culturele uitstappen. Van overheidswege zijn ze niet verplicht om binnen hun officiële pakket livetheater aan te bieden, al stipuleren de eindtermen voor het middelbaar onderwijs wel dat er aan culturele participatie gedaan moet worden. In het leerplan van het VVKSO voor het vak Nederlands in de derde graad ASO-KSO-TSO wordt er bijvoorbeeld ‘gepleit’ voor minstens één theatervoorstelling voor de richtingen met minstens drie uren Nederlands in het lessenpakket. De praktijk verschilt evenwel sterk van school tot school.

Of leerlingen tijdens hun middelbare studies minstens één keer theater voorgeschoteld krijgen, is nu eenmaal ook een financiële kwestie. Sommige scholen rekenen de kosten voor schoolactiviteiten extra muros rechtstreeks door naar de ouders, maar dat stuit soms op verzet. In de lagere school voerde men daarom de maximumfactuur in: scholen mogen van ouders niet meer dan 70 euro per jaar vragen voor hun extra aanbod (tenzij het om meerdaagse uitstappen gaat). Dat heeft het schoolbezoek bij sommige theaterhuizen minder evident gemaakt. Al in 2007 trokken tien jeugdtheatergezelschappen en het Overleg Kunstenorganisaties daarover aan de alarmbel in een open brief in De Morgen. Vandaag wordt dan weer gevreesd dat een eventuele uitbreiding van de maximumfactuur naar de eerste graad van het middelbaar onderwijs, de druk op het aantal schoolbezoeken opnieuw zal verhogen. Ook al rekenen niet alle scholen de kosten door naar de ouders, en zoeken andere scholen extra subsidiëring via het project ‘dynamo3’ van Canon Cultuurcel, toch kan je je dan afvragen: lonen al die inspanningen voor een groep ‘ongeïnteresseerde jongeren’ nog wel de moeite?

In elk geval geen cinema

Benieuwd naar wat leerlingen daar zelf over te zeggen hebben, ondervroeg ik enkele klassen van de tweede en de derde graad secundair onderwijs (ASO, TSO, BuSO en KSO) na hun bezoek aanAzen of RAM. Toen daarbij telkens de term ‘ongeïnteresseerd’ ter discussie kwam, bleken maar liefst 69 van de 74 leerlingen het goed te vinden om met school naar theater te gaan. Hun motivaties verschillen weliswaar sterk. Voor sommigen is de grootste reden het missen van lessen, of wat extra punten verdienen. Anderen tonen zich enthousiaster: ‘Zo komen we in contact met theater, en kunnen we ontdekken of we dat graag doen.’ Of: ‘Ik vind het fantastisch dat je met school naar theater gaat. Zelfs mensen die niet dikwijls naar toneel gaan, kunnen dan toch een stukje cultuur opsnuiven en er zich misschien meer in gaan verdiepen.’ Maar het overheersende antwoord blijkt: ‘Omdat ik het anders niet zou doen.’ Eén jongen oppert zelfs: ‘Theater is niet echt meer van deze tijd. Wij gaan vandaag veel sneller naar de film dan naar het theater. Daarom is het belangrijk dat we die kunstvorm toch nog via de school leren kennen.’

Theater is niet echt meer van deze tijd. Daarom is het belangrijk dat we die kunstvorm toch nog via de school leren kennen

De bioscoop heeft op de schouwburg voor dat er veel intensiever reclame voor wordt gemaakt. ‘Enkel bioscopen prikkelen het publiek met trailers die op een krachtige manier de sfeer en het verhaal weergeven van een aankomende film’, aldus Franky Devos in Ambrassadeurs. ‘Binnen de podiumkunsten en de musea is dat onbestaande. Daar vormt tekst het hoofdbestanddeel van promotiemateriaal.’ Toch staat dat de nieuwsgierigheid van de leerlingen naar de schouwburg niet in de weg. Theater als ontspannende afwisseling of als museale ervaring: afgaande op de indruk van deze klassen, zit een grote meerderheid van de leerlingen alvast niet tegen zijn zin in de zaal. Ook al spreken zij natuurlijk niet voor alle Vlaamse leerlingen, het zijn toch opmerkelijke resultaten. Naar het theater gaan vormt voor hen op zich geen probleem.

Wat verklaart het rumoer in de zaal dan wel? Wat op het podium te zien is, moet vandaag minstens zo interessant zijn als wat er tegelijk op Facebook gebeurt. Dat geldt niet alleen voor theater, en zelfs niet alleen voor tieners. In de bioscoop kan je dertigers net zo goed met hun smartphone in de weer zien tijdens de film. Maar cruciaal is wel dat het gekozen stuk spréékt. En dat heeft dan weer te maken met wie kiest wat leerlingen te zien krijgen. Het aanbod van theater via school is volledig afhankelijk van enkele leerkrachten. Zijn die leerkrachten zelf bezig met theater, dan is dat aanbod veelal erg uitgebreid. Anders blijft het aanbod beperkt – zowel in frequentie als in variatie. ‘Op onze school zijn het de leerkrachten Nederlands die één verplichte theatervoorstelling per jaar kiezen, vanaf het derde middelbaar’, zegt een leerkracht. ‘Criteria zijn kwaliteit en een zo laag mogelijke kostprijs, maar we zorgen er vooral voor dat er genoeg humor in zit. De voorstelling is altijd gelinkt aan de leerstof, en we vragen om een inleiding en een nagesprek met de schrijver of de regisseur.’

Ik bezocht drie scholen met een vrijwilligerstraject: enkele leerkrachten stellen bij aanvang van het schooljaar een lijst op met voorstellingen die zij interessant vinden voor de leerlingen, en wie wil kan dan vrijwillig – buiten de schooluren – mee naar theater met de leerkrachten, die vervoer en tickets regelen. Niet toevallig startte dat initiatief in elk van de scholen bij een groepje enthousiaste leerkrachten. Het werpt ook zijn vruchten af: zo’n traject bereikt zeker een vijfde van de leerlingen, die ook blijven aanhaken in latere jaren. Ondervraagde leerlingen die niet deelnemen aan dat parcours, prefereren echter theaterbezoeken binnen de schooluren. Het is ook niet correct om leerlingen zonder interesse voor theater meermaals te vragen om er hun vrije tijd aan ‘op te offeren’. Dat zou enkel contraproductief zijn. Het vrijwilligersparcours met avondvoorstellingen en verplichte voorstellingen tijdens de schooluren lijkt dan ook een mooi compromis.

Iets met Shakespeare?

Maar zelfs bij een vrijwilligerstraject is de vraag van vele leerlingen duidelijk: ‘We hebben ondertussen nogal veel Shakespeare gezien, waarom niet eens een musical?’ Theater in het schoolkader moet volgens vele leerkrachten en directieleden nog steeds ‘leerrijk’ zijn volgens schoolnormen. Kennismaking met grote schrijvers als Shakespeare en Molière is veelal de voornaamste motivatie voor een theaterbezoek. Met die focus op repertoiretheater krijgen leerlingen op school meestal maar een fractie te zien van het veel uitgebreidere hedendaagse theaterlandschap. Dimitri Leue wil daar een oplossing voor bieden: ‘Ik vind het belangrijk dat er repertoire in mijn voorstellingen voorkomt, maar moderne twisten aan dat repertoire zijn minstens zo belangrijk. Ik probeer bijvoorbeeld veel humor in mijn toneelstukken te stoppen, zodat leerlingen er zich makkelijker mee kunnen identificeren.’Toch is dat voor sommige leerlingen niet genoeg: ‘Ik hoorde van een andere school dat die naar poppentheater ging. Waarom wij niet?’ Ook musical en zelfs opera zijn welkom in het aanbod.

Op de vraag of ze dan meer inspraak willen in het aanbod, door zelf voorstellingen aan te brengen, wordt er lauw gereageerd. De luxe van alles voorgeschoteld te krijgen, met je vrienden te kunnen gaan en tegelijk een les wiskunde te kunnen skippen, is voor velen een handige formule. ‘Laat de leerkracht maar beslissen. Als je met school naar toneel gaat, weet je dat het wel goed zal zijn.’ In tijden waarin vraaggestuurd onderwijs zowat het standaard antwoord wordt op vele vermeende problemen – ‘laat de leerling zijn eigen interessepakket samenstellen’ – is zo’n reactie op zijn minst verrassend. Ook al betekent ‘goed’ hier wellicht niet zozeer ‘onze smaak’, als wel ‘een stuk met prestige’, toch lijken deze leerlingen de autoriteit van hun leerkracht meer te vertrouwen dan vaak wordt beweerd.

Laat de leerkracht maar beslissen. Als je met school naar toneel gaat, weet je dat het wel goed zal zijn

Waarom? De voornaamste reden blijkt dat de leerlingen zelden hun weg weten te vinden naar het theateraanbod. De theaterhuizen die ze kennen, beperken zich tot die plekken waar ze ooit met de school geweest zijn. De stap om zelf naar figuren- of muziektheater te gaan, is dan ook nog te groot. Een leerkracht: ‘We laten onze derdejaars verplicht naar theater gaan, maar ze moeten zelf een voorstelling uitzoeken. Zo stimuleren we hen om het theaterlandschap te verkennen en zelfstandig naar theater te gaan. Maar daar hebben onze leerlingen veel moeite mee, merken we. Het brengt weinig op.’ Voor de theaterkennis van een leerling uit het middelbaar blijkt de school dus een cruciale factor. Met het zeer gevarieerde theater dat vandaag in Vlaanderen bestaat, is het dus ook aan de school om die diversiteit in kaart te brengen. Geen gemakkelijke taak, maar er zijn wel een hoop initiatieven om leerkrachten daarin te ondersteunen. Op de uitstekende website cultuurkuur.be kan iedereen informatie vinden voor een culturele uitstap op maat van de klas. Ook canoncultuurcel.be biedt heel wat wegen.

Minder taken, meer dialoog

Niet alleen de keuze van de theaterstukken, maar ook de omkadering van het reële bezoek vinden de leerlingen soms onaangenaam. Een bundeltje na de voorstelling met vragen over het verhaal en de definities van theatertermen, een recensie van 500 woorden die op punten staat … School mag dan wel een belangrijke katalysator zijn, theater altijd linken aan verplichte taken en toetsen heeft juist een tegengesteld effect. Het geeft de leerling een apart beeld van theater, als ‘iets verplichts en lastigs’. Zelfs al proeven leerlingen bij een avondvoorstelling van een ‘echt avondje theater’, zo ‘echt’ is die ervaring niet als je er daarna – tegen je zin – 500 woorden over moet schrijven. Zulke taken en opdrachten zijn er natuurlijk niet zomaar. In de klassen die ik bevroeg, zag de meerderheid van de leerlingen het nut in van analyserende taken en creatief schrijven over een theatervoorstelling: het scherpt je kritisch vermogen en het leert je enkele basisprincipes aan. Maar of dat nu elke keer moest? Een leerlinge: ‘Ik ga heel graag naar het theater, maar die taken zijn er voor mij te veel aan. Soms heb ik al geen zin om te gaan, omdat ik weet dat ik er daarna nog een interview voor moet regelen.’ Liever een goed nagesprek, op café of op de trein naar huis. ‘Op de trein terug wat napraten over de voorstelling vind ik veel interessanter’, zegt een leerling. ‘Zo hoor je verschillende interpretaties en meningen.’ En ook de leerkracht mag dan meedoen: ‘Onder het praten zal er wel leerstof uitvloeien, bijvoorbeeld als de leerkracht over de kostuums en de achterliggende symboliek begint te praten.’ Ook de technische kant kan volgens hen interessant zijn, maar dan moet dat alles anders aangereikt worden. Niet altijd als theoretische leerstof, maar in een open dialoog, zo geven de leerlingen aan.

Theater en school zijn erg verwant, maar theater blijkt niet altijd te passen binnen het schoolse kader van ‘taken en toetsen’. In theater bestaat er geen ‘juist’ of ‘fout’, geen ‘buis’ of ‘10/10’. Benoemen wat je mooi en niet mooi vindt aan een voorstelling, kan soms moeilijker zijn dan de tekensystemen te analyseren. Zo besluiten de onderzoekers achter het recente rapport De waarde van cultuur van de Rijksuniversiteit Groningen: ‘Wellicht de belangrijkste legitimatie voor cultuuronderwijs ligt niet in de transfer naar buiten de cultuur gelegen vakken en vaardigheden. Cultuur is een eigen manier van kennen van de wereld, die leerlingen de mogelijkheid biedt op hun bestaan te reflecteren en betekenis te verlenen aan hun ervaringen.’ Voor zover de schoolse pedagogie van vandaag blijft zweren bij strakke leerplannen, botst ze met het wezen van theater. Theater is een uitstap, buiten de school, buiten het schoolsysteem. Het biedt een ervaring en een vorm van leren die je niet tussen de schoolmuren vindt, en dat is net zijn sterkte. Uit de gesprekken bleek dat ook de leerlingen zelf aanvoelen dat er tussen beide instituten wrijving bestaat. Toch zijn het geen vijanden, wel integendeel. De school kan net de deuren openen naar het theater. Alleen moet de taakgerichte en kwantificerende aanpak waarmee theater op school wordt aangebracht, grondig herdacht worden.

Ik ga heel graag naar het theater, maar die taken zijn er voor mij te veel aan

In een mooie open brief naar Jan Decleir (De Morgen 23/4/2014) schetst Yamila Idrissi haar eerste theaterervaring met school: Gilles! van Hugo Claus, een monoloog door Jan Decleir. Het was die voorstelling die haar passie voor theater deed ontluiken, en door culturele verschillen met haar achtergrond was het de school die die coup de foudre mogelijk maakte. Het zou natuurlijk naïef zijn om voor alle leerlingen zo’n ervaring te verhopen, maar als de school daadwerkelijk zo’n grote rol speelt in de kennismaking van jongeren met theater, is het belangrijk de leerling een voldoende gevarieerd beeld van theater te bieden, en die ervaring buiten de schoolse pedagogie te plaatsen. Dat is wat de leerlingen missen in hun aanbod. De paar leerlingen die meer theater willen dan de gemiddelde leerling, kennen de theaterwereld te weinig om er op eigen benen hun weg te vinden, en voor hen is het vrijwilligersparcours een ideale oplossing. Voor zo’n aanbod is het enthousiasme van leerkrachten wel noodzakelijk. Wat hen kenmerkt, is precies dat ze de school even achter zich durven te laten, en het hen gaat om de geestelijke en zintuiglijke ontwikkeling van jonge mensen, niet zozeer om leerplanproducten afleveren. Mocht theaterbezoek wat minder leerstof worden, en wat meer de verrijkende menselijke ervaring die het voor iedereen wil zijn, dan blijven die smartphones misschien al sneller in de boekentas. Dan begint de eerste vraag na de voorstelling wellicht niet met ‘mevrouw, moeten wij …’, maar met ‘wat vond jij van …’.

Kleo Van Ostade studeert Engels, Theater-, Film- en Literatuurwetenschappen aan UAntwerpen. Ze schreef dit artikel in het kader van een onderzoeksstage bij rekto:verso.

Met dank aan: Sint-Jozef-Klein-Seminarie uit Sint-Niklaas, Sint-Ritacollege uit Kontich, Sint-Maarten bovenschool uit Beveren, Secundair Kunstinstituut Ottogracht uit Gent, IVIO Binnenhof uit Gent en het Sint-Janscollege uit Sint-Amandsberg.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.