Subsidie voor kunst - een loflied op de verbeelding

Ons Gesubsidieerde Kunstenland Nederland is een slagveld geworden. Er zijn troepen binnengetrokken om het te plunderen en dus te verwoesten. En bij die ene aanval blijft het niet, vrees ik. Niet dat ik de illusie heb dat ik het gevaar kan keren. Als dat zo was, had ik mijn mond wel eerder opengetrokken. Er zijn krachten aan het werk waartegen de kunstwereld geen verweer heeft. Wat we wel kunnen doen, is aan de plunderaars duidelijk maken wát ze vernietigen. Zodat ze achteraf niet kunnen zeggen dat ze niet wisten wat ze deden.

WIE ZIJN ZIJ DIE ONS BESTAAN BEDREIGEN?   

Ten eerste zijn dat de financiële bonzen, die met hun ontoelaatbare en desastreuze praktijken onze overheden dwingen tot zeer forse bezuinigingen. Het grootste gevaar voor de westerse wereld komt niet uit het Midden-Oosten, maar schuilt in onze eigen samenleving. We voeren een felle en nietsontziende oorlog tegen de ontoelaatbare praktijken van sommige aanhangers van Allah, maar we laten talloze aanhangers van Mammon nog steeds vrijwel ongestoord hun gang gaan met allerlei ontoelaatbare en nog veel desastreuzere praktijken. Wat kunnen kunstenaars aan die praktijken doen? Politiek actief worden natuurlijk, en dan vooral door er films en theatervoorstellingen over te maken.

Het grootste gevaar voor de westerse wereld komt niet uit het Midden-Oosten, maar schuilt in onze eigen samenleving

Ten tweede zijn het de populisten. In onze samenleving is er sprake van rancune of zelfs regelrechte haat tegen de elite. Niet eens, zoals je zou verwachten, tegen de financiële elite, maar tegen de elite die zich bezighoudt met het inrichten van de samenleving, dus het organiseren van de maatschappij. Dat op grond van hun talenten, hun belangstelling, hun verantwoordelijkheidsgevoel én natuurlijk ook hun verlangen naar macht. Zij die die rancune koesteren, voelen zich miskend en geminacht door die elite. Zij hebben het gevoel – en voor een deel is dat terecht – dat hun stem niet wordt gehoord, aan hun noden geen aandacht wordt geschonken. Ze hebben het gevoel als minderwaardig te worden beschouwd, en dat terwijl iedereen in dit land toch gelijk is voor de wet. Er staan regelmatig leiders op die die onvrede weten te kanaliseren in een politieke beweging. Nu is het hun beurt. Nu hebben zij het voor het vertellen. Al wie zich tot nu toe heeft beziggehouden met het inrichten van de samenleving, moet de mond worden gesnoerd. En om haar extra te treffen, pakken ze de elite haar speeltje af: gesubsidieerde kunst. Maar wat kunnen kunstenaars tegen die aanvallen doen? Politiek actief worden natuurlijk, en dan vooral door er films en theatervoorstellingen over te maken.

Ten derde zijn het de neoliberalen. Hun tot dogma verstarde ideologie dicteert hen dat het subsidiëren van kunst niet de taak is van de overheid. Zij willen de overheid sowieso zo klein mogelijk maken. Die moet zich zo min mogelijk met de samenleving bemoeien, zo weinig mogelijk reguleren. Gevraagd naar het waarom van hun draconische bezuinigingen op de kunst, verzuchtte een van hun woordvoerders onlangs: ‘We moeten toch ergens beginnen.’
Wat kunnen kunstenaars aan dat dogmatisme doen? Politiek actief worden natuurlijk, en dan vooral door er films en theatervoorstellingen over te maken.

HET GELOOF IN DE MARKT

Op die neoliberale ideologie moet ik iets dieper ingaan. Die schrijft voor dat de overheid  alleen moet zorgen voor datgene waar de individuele burgers qualitate qua niet zelf voor kunnen zorgen. Zoals bijvoorbeeld hun veiligheid: de overheid heeft daartoe het geweldprivilege. En bijvoorbeeld de geldigheid en de waarde van het geld: de overheid heeft daartoe het muntprivilege. De neoliberalen vinden verder dat de mensen zelf het initiatief moeten nemen om goederen te produceren of diensten te verlenen en die aan anderen te verkopen – en dat proces moet worden overgelaten aan de eisen en de wetten van de markt. Maar ja, dat gaat niet helemaal vanzelf en dus moet de overheid – helaas, helaas – tóch iets doen: maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de markt werkt. De markt kán, als hij goed werkt, de mensen alles bezorgen wat ze nodig hebben, wat onmisbaar voor ze is. Zeggen de neoliberalen.

49.5_Blokdijk_money-question.jpgZij hebben een absoluut geloof in de goedheid van de mens. Zij zijn ervan overtuigd dat mensen de macht die zij als producenten van goederen en leveraars van diensten weten op te bouwen, nooit zullen misbruiken om zichzelf ten koste van anderen te verrijken of anderen nadeel of schade te berokkenen, in ellende te storten zelfs. Wij weten wel beter. De neoliberalen hebben ook een absoluut geloof in de werking van de markt. Wij weten wel beter. Uit zichzelf bezorgt de markt níét iedereen alles wat nodig is, zelfs niet wat onmisbaar is.

Voor de neoliberalen is kunst gewoon een product dat gemaakt of een dienst die verleend wordt. Mensen willen genieten van mooie dingen, mensen willen versteld staan van de knapheid en de virtuositeit waarmee die zijn gemaakt of worden uitgevoerd, mensen willen zich vermaken. En daar zorgen kunstenaars voor. Is het de ene niet, dan de andere wel. De overheid heeft daar niets mee te maken, zegt de neoliberaal. Zo geformuleerd, zit daar ook wat in. Ook zonder te genieten, te bewonderen of zich te amuseren kán een mens leven.    

Maar wat als er vormen van kunst zijn die nog iets anders doen? Iets wat belangrijk, zo niet onmisbaar is voor de samenleving? En wat als de kunstenaars daar niet van kunnen leven? Wat als de mensen dat niet kunnen betalen? Is dat dan nog steeds geen zaak voor de overheid? Als er te weinig energie of water zou zijn, of als die veel te duur zouden zijn, zou de overheid dan kunnen zeggen: daar moet de markt voor zorgen? 

KUNST ONMISBAAR?

De vraag is: bestáát er kunst die nog iets anders doet dan schoonheid verschaffen, bewondering oproepen en vermaak bieden? Bestáát er kunst die zo belangrijk, zo onmisbaar is voor de samenleving dat de overheid te hulp moet schieten?

De afgelopen maanden ventileerde de kunstwereld, vanwege de bezuinigingen, veel kritiek op de overheid. Er waren bezuinigers die daarop reageerden met de opmerking dat ze ‘vanuit de kunstwereld nog maar weinig steekhoudends hadden vernomen over waarom kunst eigenlijk gesubsidieerd zou moeten worden’. Vervolgens kwamen de kranten met hilarische citaten uit persberichten en programmatoelichtingen van allerlei kunstmanifestaties. Inderdaad, je komt daarin nogal wat pretentieus en pseudofilosofisch gebrabbel tegen. En clichés. Zo heten theatervoorstellingen wel eens universeel én actueel, eigentijds én van alle tijden te zijn. Een combinatie die maar uiterst sporadisch voorkomt, en ook dan nog niet veel zegt.  

De argumenten die politici zelf hanteren als ze wel voorstanders zijn van subsidie voor de kunst, mogen er trouwens ook zijn. Ik noem er een paar. Het verheffen van het volk. Het verhogen van het maatschappelijk bewustzijn. Het bereiken van nieuwe doelgroepen. En het bevorderen van de gemeenschapszin. En wat dacht u van de emancipatie van de Nieuwe Nederlanders? Nooit vroeg iemand zich af, zelfs niet bij de Raad voor Cultuur, of die hoge doelen wel bereikt kónden worden via die – gesubsidieerde – vormen van kunst. Met andere woorden: of je voor die kunst niet verheven of geëmancipeerd moest zíjn, in plaats van er verheven of geëmancipeerd door te ráken; of je er geen gemeenschapszin en maatschappelijk bewustzijn voor moest hébben, in plaats van het daardoor te kríjgen. Al lang geleden schreef ik een artikel met de titel ‘Subsidiegronden zijn geen diepe gronden’. Áls die effecten die de kunst volgens de overheid moet hebben, zich al voordoen, is dat mooi meegenomen, maar dan gaat het nooit om meer dan een neveneffect, collateral advantage.

Het echte maatschappelijke belang van kunst kan alleen maar zitten in wat een kunstwerk ‘is’, en in wat het met toeschouwers en toehoorders ‘doet’

Regelmatig wees de sector op de forse economische bedrijvigheid die rond de presentatie van kunst ontstaat. Maar ook dat is geen stevige grond voor subsidiëring. Ook voor een heleboel andere sectoren geldt dat ze extra economische bedrijvigheid genereren, neem het hotelwezen. De cijfers die de kunstwereld produceert, slaan bovendien altijd op álle kunst, en niet alleen op de gesubsidieerde kunst. En als die economische return al het criterium was voor subsidie, zouden de middelen vooral naar de kunst gaan die geen subsidie nodig heeft, want die genereert meestal veel méér economische activiteit. Nee, het echte maatschappelijke belang van kunst kan alleen maar zitten in wat een kunstwerk ‘is’, en in wat het met toeschouwers en toehoorders ‘doet’.

WAT DOET KUNST?

Wat er precies gebeurt bij elke individuele toeschouwer en toehoorder van kunst, komen we niet zo gauw te weten, maar in meer algemene termen valt er wel iets over te zeggen. Een kunstwerk bespeelt het innerlijk van mensen. Dat innerlijk is een hele constellatie van gedachten en gevoelens, van inzichten, zienswijzen en opvattingen en van allerlei daaraan verbonden emoties. Die constellatie ontstaat in de loop van iemands leven. Een schilderij, een beeld, een boek, een film of een theatervoorstelling roept een beeld bij ons op dat tot op zekere hoogte lijkt op iets uit de werkelijkheid zoals wij die kennen. Preciezer gezegd: het lijkt tot op zekere hoogte op het bééld dat wij ervan hebben. Wij vergelijken vervolgens die twee beelden: het door de kunstenaar verzonnen beeld dat hij in zijn kunstwerk heeft vastgelegd, en het beeld dat wij zelf van dat stukje werkelijkheid hebben.  

En wat gebeurt er dan? Het kan zijn dat we constateren dat die beelden ongeveer hetzelfde zijn, waarna we overgaan tot de orde van de dag. Maar bij de kunstenaars over wie we het nú hebben, zal dat niet zo vaak gebeuren, want die willen met het product van hun verbeelding juist een heel ánder beeld geven: een beeld dat iets dóét met het beeld dat wij hebben. Het vult bijvoorbeeld ons beeld aan, of verbreedt het, of verdiept het. Of het haalt ons beeld onderuit, blaast het op. Of het vervangt heel geraffineerd ons beeld door een ander beeld.

49.5_Blokdijk_ArtValueBlog.jpgKunst ordent ons innerlijk. Of ‘ontordent’ en herordent ons innerlijk. Dat is behoorlijk abstract. Twee voorbeelden uit mijn eigen leven kunnen het concreter maken. Ik zag de Nederlandse oervoorstelling van Wie is bang voor Virginia Woolf? samen met haar die mijn vrouw zou worden, drie maanden voor ons huwelijk. Ik verzeker je dat ik geen overromantisch beeld meer had van het huwelijk, maar ik verzeker je ook dat ik verpletterd was. Wij zijn gewoon getrouwd, maar één ding wisten we heel zeker: dat nooit. Heel vaak heeft de herinnering aan die voorstelling mij ingefluisterd wat ik in bepaalde situaties in elk geval niet moest doen, opdat het goed zou blijven gaan.

Een ander voorbeeld: de voorstelling die Gerardjan Rijnders maakte van Shakespeares Troilus en Cressida, over een periode in de Trojaanse oorlog. Rijnders liet zien wat mensen werkelijk drijft. Het was één gore opeenvolging van geilheid, platvloersheid, egomanie, achteloze en mateloze wreedheid, lafheid en verraad. Niks geen heldendom, niks geen vaderlandsliefde, trouw, tederheid of mededogen. Ik vond het walgelijk, weerzinwekkend, ik wou weg. Ik ben gebleven. Mijn nog altijd wat hoopvolle, positieve mensbeeld schudde op zijn grondvesten. Wat een mens kan worden, hoe een mens in bepaalde omstandigheden kan vérworden, dat vertellen die beelden me nog steeds. Ik heb voor de duidelijkheid twee voorbeelden gekozen van heftige ervaringen. Vaak is het beeld dat je krijgt voorgeschoteld echter fluweelzacht, maar niet minder ingrijpend.

TEGEN DE VERSTARRING

Is zoiets van maatschappelijk belang? Er is heel wat kunst die ons een beeld geeft dat letterlijk te mooi is om waar te zijn, dat ons eigen beeld alleen maar streelt en bevestigt, en verder eigenlijk niet zo veel méér met ons doet. Er is ook heel wat kunst die alleen maar spannend, grappig, mooi, knap of leuk is. Niks op tegen. Het gaat hier om artistieke vormen die zeker niet nutteloos zijn, maar nu ook niet zo belangrijk dat ze gesubsidieerd moeten worden als ze hun geld niet opbrengen. Maar kunst die écht iets doet met jouw werkelijkheidsbeeld – door dat beeld ofwel te versterken, te verdiepen en te verbreden, ofwel het te wijzigen en zelfs te vervangen – die kunst kan wél belangrijk zijn, zelfs onmisbaar. En dus van maatschappelijk belang, en daarom, zo nodig, subsidieerbaar.

49.5_Blokdijk_theater-masks.jpgWaarom? Omdat de wereld voortdurend verandert en de beelden en opvattingen die mensen ervan hebben, niet zomaar meeveranderen. Als die niet bijgesteld of gewijzigd worden, kunnen mensen hun greep op de werkelijkheid verliezen, kunnen ze ontwricht en ontworteld raken. En dat niet alleen. Die veranderingen zelf kunnen erdoor stagneren, wat desastreus kan zijn als het gaat om noodzakelijke veranderingen ten goede. Gaat het om veranderingen ten kwade, dan kan het noodzakelijk zijn het beeld dat mensen hebben, juist te versterken, onwrikbaar te maken.

Kunst behoedt de mensen voor verstarring. Kunst behoedt de maatschappij voor stagnatie. Mensen worden continu belaagd door beelden in allerlei vormen van reclame en propaganda, en ook dan kan een tegenwicht noodzakelijk zijn. Hele generaties omhelzen opvattingen en denkbeelden en idealen die los staan van de werkelijkheid en mede daardoor schadelijk zijn, voor die generaties en voor de anderen. Ik heb het meegemaakt. En het gebeurt weer. Tegen zulke gangbare opvattingen stellen kunstenaars zich te weer. Kunstenaars maken mensen – door middel van hun verbeelding – bestand tegen de werkelijkheid.

HET BELANG VAN DE VORM

Zijn er geen andere, minder kostbare manieren om hetzelfde te bereiken? Jazeker, een goed betoog vermag veel, is zelfs onmisbaar voor de kunst. Maar kunst – of beter gezegd de verbeelding – overstijgt het betoog. Een kunstenaar kan beelden creëren die zo verrassend, zo indringend, zo overrompelend, zo fraai en meeslepend zijn dat ze blijvend op je netvlies worden geëtst, in je hoofd worden geboord, in je hart worden gekerfd en in je buik worden geplant. Telkens wanneer je daarna geconfronteerd wordt met datgene waarover het kunstwerk gaat, komt het je weer voor ogen. Het kunstwerk wordt een ijkpunt voor je houding en je gedrag.
 
Niet alleen het beeld zelf moet dus speciaal en van belang zijn. Het doet niets met je als ook de vorm die het heeft gekregen, niet onontkoombaar is. Kunst ontleent zijn bestaansrecht aan de kracht van de vorm. Daarom ook richten kunstenaars daarop hun volle aandacht. Die vorm moet met name superieur zijn, willen kunstenaars een beeld voorhouden dat op gespannen tot zeer gespannen voet staat met het beeld dat toeschouwers en toehoorders hebben. Want aan hun beeld van de werkelijkheid zit hun hele innerlijk vast: die hele constellatie van gedachten, inzichten, zienswijzen en opvattingen, met alle daaraan verbonden gevoelens en emoties. En die constellatie, dat bén je, dat is je identiteit. Als je merkt dat het beeld dat je al hebt, door een kunstwerk wordt versterkt en verdiept, is dat aangenaam: je voelt je voller, rijker, misschien zelfs gelukkiger. Maar als je merkt dat je iets moet veranderen aan het beeld dat je hebt, dan is dat – hoe voorzichtig ook gebracht en hoe fraai ook verpakt – alsof er een aanslag, soms zelfs een zware aanslag gepleegd wordt op wat je 'bent', op je identiteit. Je kan er behoorlijk van slag door raken, en je zal geneigd zijn het af te wijzen.

Kunst behoedt de mensen voor verstarring

Grote kunstenaars weten door die weerstand heen te breken, door je te pakken met de schoonheid van het werk en de virtuositeit waarmee het is gemaakt of wordt uitgevoerd. Ze weten je bij de les te houden, omdat hun werk spannend of vermakelijk is. Ze hanteren allerlei tactieken om je zo ver te brengen dat je bereid bent hun voorstelling van de werkelijkheid te accepteren als een serieus alternatief. Grote kunst is onontkoombaar.

VIER OPMERKINGEN TOT SLOT

1. Ik ben me ervan bewust dat mijn analyse van wat het is dat kunst subsidiabel maakt, een zware last legt op de kunstenaars. Daarom heb ik lang geaarzeld of ik hiermee voor de dag zou komen.  

2. Ik ben me ervan bewust dat mijn analyse van wat kunst subsidiabel maakt, het niet makkelijker maakt om te bepalen of een kunstenaar in aanmerking komt voor subsidie. Want wat is wel en wat is niet van maatschappelijk belang? Een toneelgezelschap dat Wie is bang voor Virginia Woolf? speelt wel, en een schilder die het landschap voor ons duidt niet? Bovendien hebben we ergens in de tweede helft van de negentiende eeuw besloten dat kunstenaars autonoom moeten zijn, dat niemand ze mag voorschrijven wat ze moeten maken en hoe ze dat moeten doen. Gelukkig maar, want dat zorgt ervoor dat kunstenaars mensen een beeld kunnen voorhouden dat ze nog niet kennen en dus vaak niet wensen, maar dat – volgens de kunstenaars tenminste – noodzakelijk is om zich te verhouden tot de ontwikkelingen van dat moment. Kunstenaars mogen en moeten hun maatschappelijke belang zelf kiezen. Dat zal vaak iets heel nieuws zijn. Aan de subsidiebeoordelaars om uit te vinden wat dat zou kunnen zijn én of het belang ervan groot genoeg is.

3. Het zou een stuk makkelijker worden als iedereen die over een kunstwerk schrijft, het niet alleen zou hebben over hoe mooi het is en hoe goedgemaakt en hoe ontroerend en spannend en grappig, maar ook zou vermelden wat het met mensen doet, om te beginnen met de verslaggevers zelf. Want als dat niet gebeurt, hoe kunnen de subsidiebeoordelaars dan hun werk goed doen? Ze kunnen het niet allemaal zelf uitvinden.    
 
4. Een kunstwerk kan niet zonder een goed betoog dat eraan ten grondslag ligt, maar door de kracht van de verbeelding kan het effect dat een kunstwerk op mensen heeft, vele malen groter zijn dan dat van om het even welk betoog. Als dat betoog een groot kunstwerk zou zijn, werden de bezuinigingen op de kunst meteen teruggeschroefd.

Tom Blokdijk is werkzaam als dramaturg, en beschouwt al sinds de jaren 1970 het theater in Nederland en daarbuiten; zijn analyses zijn gebundeld in de uitgave BlokboekBlokschijf. Bovenstaand artikel sprak hij op 30 november als lezing uit in de Amsterdamse Schouwburg, bij de opening van de Oostpool-week.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.