Stand-up misery

Bestaat er zoiets als typisch Vlaamse luchtigheid? Ze is het bizarre resultaat van twee extremen: een donker naturalisme en een burleske lolligheid, in dezelfde boeken en films. Lachen met het lot, daar zijn we kampioenen in. Kijk naar Giovanni, het jongste toneelstuk van Johan Heldenbergh bij Compagnie Cecilia.

Vlamingen koesteren hun miserie. Wij leven dan wel in een van de welvarendste regio's ter wereld, hebben een onderwijsniveau dat tot de mondiale top behoort en een sociale zekerheid om van te smullen, maar vanuit onze keuken (met kookeiland!) in ons huis in Brasschaat ziet de lucht er toch altijd verdomd grijs uit. We zijn pas blij als we een beetje kunnen zagen. Maar wat ons nog veel meer plezier doet, is de miserie van een ander: andermans treurnis duurt het langst.

55_VanRaemdonck_Gio380.jpgGeen wonder dat van alle kunst- en literatuurstromingen die de laatste twee eeuwen hebben voortgebracht, het naturalisme bij ons zo stevig voet aan wal heeft gekregen. Geef hem een roman, een toneelstuk of een tv-serie met een flinke scheut miserie, een hoop sociale wantoestanden, een verpletterend noodlot en een beklemmend sociaal milieu, en de Vlaming valt als een blok stortklaar beton. Wie sant in het eigen Vlaamse land wil worden, kan dus maar beter de helaasheid der dingen bezingen. Dat blijken veel inlandse vertellers ook te doen: van Buysse tot Brusselmans, van Streuvels tot Sierens, van Vermeersch tot Verhulst, allemaal hebben ze een buitengewone interesse voor de very dark side of the moon.

Vreemd genoeg hebben Vlaamse schrijvers en artiesten ook nog iets compleet anders gemeen. Wat hen naast die neiging tot naturalisme écht bindt, is hun bijzonder sterk ontwikkelde hang naar verlichtende humor. Hoe treurig de tristesse van hun verhalen ook mag zijn, er mag – nee, er moet – van tijd tot tijd ook altijd een stevig scheetje worden gelachen. Diepe miserie is hier nooit echt miserabel.

Ook in hedendaagse exponenten van Vlaams naturalisme blijft het motto hetzelfde: hoe schrijnender, hoe grijnzender

In de Vlaamse variant van het naturalisme zie je bijgevolg maar weinig personages hun heil zoeken in sensitivisme, decadentisme of dandyisme, zoals in het Nederlandse model wordt voorgeschreven. Maar ook de pure uitzichtloosheid van de gepredestineerde personages uit de films van de Waalse gebroeders Dardenne zul je zelden in Vlaamse verhalen terugvinden. In plaats daarvan vallen zij namelijk uiteindelijk erg vaak terug op veelal onnozele, soms groteske en niet zelden zelfs ronduit boertige humor. Bij auteurs als Walter Van den Broeck, Jo Van Damme of zelfs Tom Lanoye zit dat komische aspect in schunnige, scatologische of hoe dan ook dubbelzinnige dialogen, zoals pionier Cyriel Buysse het hen heeft voorgedaan. Op de planken of op de buis mag de lol uiteraard wat grafischer zijn, maar of je nu zit te staren naar Matroesjka's, De Ronde of De broers Geboers, ook in die hedendaagse exponenten van Vlaams naturalisme blijft het motto hetzelfde: hoe schrijnender, hoe grijnzender.

CRÈME DE LA CRÈME

Het is precies dat komische ingrediënt dat de mayonaise van ons Vlaamse naturalisme zo goed doet 'pakken': lachen met onze miserie, daar zijn wij geweldig goed in. Een uitstekend voorbeeld daarvan is Giovanni, het jongste geesteskind van Johan Heldenbergh en de nieuwste toneelhit van Compagnie Cecilia. Giovanni is een bijwijlen hilarische komedie waarin drie vrouwen vanuit een wafelhuis (ofte crèmerie) hun in elkaar verstrengelde levensverhalen met elkaar delen. Een opvallend onopvallende klant wordt ontmaskerd als schoondochter, twee zussen openbaren zich als  liefdesrivalen en tussen al hun onthullingen komt telkens de glorieuze herinnering aan een vergeten wielergod gefietst: Jempi Monseré.

Hoe kluchtig Giovanni ook mag zijn – zeker in vergelijking met de psychologische molensteen van de Broken Circle Breakdown – Heldenbergh zou niet zijn dramatische zelve zijn als hij ook dit stuk niet tot een emotionele climax had geleid. Die komt er wanneer Lily, een hoogzwangere en radeloze jongedame, het telefoontje krijgt waarop ze al de hele tijd zat te wachten, en waarin haar het lot van haar geliefde wordt meegedeeld. De scène, een woordeloos staaltje van dramatische vertraging, is het aandoenlijke hoogtepunt van het stuk.

55_VanRaemdonck_Gio2380.jpgDeze apotheose is wel voorafgegaan door een monoloog van Lily (Laurence Roothooft) die minstens even cruciaal is. ‘t Gaat al naar de kloten’, beweert ze daarin, ‘t Ligt allemaal vast, wij ontsnappen nie meer.’ Wat volgt, is een indrukwekkende tirade over allerlei slingers die compleet de verkeerde kant aan het opgaan zijn, waardoor we op een economische, religieuze, maatschappelijke en politieke anticlimax afstevenen: ‘D’er is genen uitweg meer voor de problemen. De geschied’nis herhaalt zich, da’s elementair.’ De inktzwarte conclusie is glashelder: ‘Wat rest er ons nu nog dan allemaal stilzwijgend onszelf te verzoenen alvast met de dood …’

Een nauwelijks verholen doodsverlangen, de loodzware kracht van het lot (‘de deterministische chaos, Martine, d’er zijn algoritmes die alles vertellen’) en een bijna ondraaglijk gevoel van noodlottige voorbestemdheid: Heldenbergh lijkt deze monoloog recht uit zijn exemplaar van Naturalisme voor Dummies te hebben geknipt.

Pootje Lapland

Dat de jeremiade van Lily voorkomt in het dramaturgische hart van een stuk, dat eigenlijk een klucht is, zou je best verwonderlijk kunnen noemen. Tenzij je haar klaagzang dus in die zeer eigenaardige, typisch Vlaamse context kunt zien waarin de treurnis van de menselijke natuur blijkbaar altijd met humor wordt bestreden. Nee, in het buitenland zullen ze met niet velen zijn die de Vlamingen met lolbroeken associëren. Maar toch ... wie erop begint te letten, moet wel concluderen dat we behalve een volk van kankeraars, piekeraars, woekeraars en bultenaars blijkbaar óók een volkje zijn dat telkens opnieuw zijn toevlucht zoekt in een of andere vorm van comic relief.

Behalve een volk van kankeraars zijn we blijkbaar óók een volkje dat telkens opnieuw zijn toevlucht zoekt in een vorm van comic relief

Ook in onze kunsten blijven wij verkikkerd op een grote dosis narigheid en chagrijn. Maar die hang naar zwaarte en duisternis gaat in onze films, romans en theaterstukken erg vaak gepaard met een welhaast onstuitbare aandrang om zo nu en dan ook eens een onderbroek af te steken, het alfabet te boeren, een taart in elkaars smoel te smijten of een welgemikte pootjelap te doen.

In Giovanni zijn het behalve de heerlijk hilarische dialogen en de weldadige vlucht in alcohol vooral ook de overvloedig geserveerde suikerwafels met crème fraîche die de miserie verlichten. Elke keer wanneer de stemming onder het vriespunt dreigt te zakken, vergrijpt een van de drie dames op scène zich snel aan die zoete zonde. En als het echt mis gaat, dan poeieren Lily, Martine en Colette elkaar letterlijk met die lekkernij in. Dat soort verlichting gaat recht naar ons hart, zowel Heldenbergh als zijn personage Martine hebben dat alvast erg goed begrepen: ‘Ik geve geen Brusselse wafels nie meer. Maar ‘k bakke zo hartjes. In kwartjes. Ze dokken hetzelfde voor minder, jazeker meneer.’

 

Bert Van Raemdonck is aan de UGent verbonden aan de afdeling Nederlands van de vakgroep letterkunde en schrijft over literatuur.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.