Stadsvernieuwing in Wallonië? Cultuur als hefboom

Kunnen er nieuwe stedelijke ontwikkelingen in Wallonië worden gesignaleerd? Zeer zeker wel. Of blijft het debat beperkt tot de casus Louvain-la-Neuve, de enige nieuwe stad die de vorige eeuw in Wallonië ontstond? Zeer zeker niet. Er zijn nieuwe tekenen van stedelijk leven aanwijsbaar in de oude industriesteden La Louvière en – zij het in mindere mate – Charleroi. Namen kijkt zoals gebruikelijk vanaf de zijlijn toe, maar in Luik, en in de eerste plaats in Mons (Bergen) beweegt wat. Bovendien zijn de hefbomen niet meer de economie, de steenkoolmijnen, de vakbonden, de staalfabrieken of de terrils: de nieuwe hefboom is de cultuur. Er is een nieuw Wallonië in de maak.

CITÉ JARDIN

Wallonië kruipt uit een diepe recessie, al wil men dat in Vlaanderen niet zien, of slechts ongaarne inzien. Als de Walen er weer bovenop komen, valt immers een groot deel van de bewijsvoering ten voordele van een absolute splitsing van het land weg. Ook daarom is een summier overzicht van oude en nieuwe stedelijke ontwikkelingen in Wallonië weleens nuttig.

54_Fonteyn_Cité jardin Bois-du-Luc, La Louvière © G. Focant.jpgVermelden we Louvain-la-Neuve pro memorie: niet omdat de stad er al niet zo nieuw meer uitziet, want wat sleet heeft een stad wel nodig om als stad erkend te worden, maar omdat het debat over de vraag of andere kandidaat-bewoners dan studenten, oud-studenten, assistenten e.a. zich in Louvain-la-Neuve thuis kunnen voelen, al heel lang woedt, zonder conclusie.

En ik zit in elk geval liever in La Louvière, op het eerste gezicht zonder enige twijfel de lelijkste stad van Wallonië, maar dat imago is onterecht. La Louvière betekent letterlijk ‘wolvenval’, een verwijzing naar de wolven die tot voor een paar eeuwen de bossen daar onveilig maakten, vooraleer de stad ontstond als een noodzaak voor de steenkool- en staalindustrie. La Louvière was dus ooit een compleet nieuwe stad, net zoals Louvain-la-Neuve. Nu nog neemt de overgebleven industrie – er zijn daar nog twee staalbedrijven actief, het Italiaans-Zwitserse Duferco en een Russisch bedrijf – meer dan de helft van de oppervlakte van de stad in. Daarnaast bestaat La Louvière uit een paar winkelstraten, een lelijke bakstenen kerk, en … veel tuinwijken.

La Louvière is de stad van de tuinwijken. De eerste ervan werd in 1810 gebouwd door de eigenaars van de mijnsite Bois-du-Luc, is nog altijd bewoond en een bezoek meer dan waard.  De stad bouwt vandaag trouwens nog altijd naarstig voort aan die tuinwijken, onder de benaming ‘Cité jardin’. Hier vinden we nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen, maar die maken wel deel uit van een eeuwenlange traditie. De meeste inwoners van La Louvière beschikken dus over huis en tuin, en Cité jardins zijn er uit alle tijden, in alle bouwstijlen. Bij een van mijn recente omzwervingen zag ik – at last! – een groep (Vlaamse) studenten in de architectuur La Louvière tuinwijkgewijs bezoeken en bestuderen. La Louvière is de encyclopedie van de tuinwijk.

Verder is de grootste werkgever in de sector van de kmo’s niemand minder dan Franco Dragone, die daar om de zoveel jaar een straatopera opvoert die sommige acteurs tot op de top van die lelijke kerk leidt. En de stad beschikt in diverse musea over een bijzonder rijke en interessante collectie surrealistische werken, van Magritte (die in het naburige Châtelet opgroeide en leerde schilderen) tot Man Ray, op zich eigenlijk een verhaal waard. Tijd dus om La Louvière anders te bekijken dan als een lelijke industriestad, zonder toekomst, met enkel maar een verleden van steenkool en staal.

NAMEN, CHARLEROI, LUIK

Over Namen en Charleroi kunnen we kort zijn. Namen bouwt aan een groot winkelcentrum, maar dat wordt ingeplant aan de rand van de Rue du Fer, die de voornaamste handelsstraat is, zodat de klassieke handelaars eerder voor- dan nadelen van de hypermarkt zouden ondervinden. Dit is een typisch Naamse redenering. Op geen enkel vlak gaat er van deze hoofdstad van het Waalse Gewest uitstraling uit, die dankzij de inwijking van vele ambtenaren verder slapend rijk wordt. Vele lusthuizen en villa’s aan de rand van de Maas kregen nieuwe bewoners. En naar Dinant toe verrijzen nu ook luxueuze residenties. In deze zin vervult Namen een woonfunctie, maar dan eerder voor een hogere klasse. Wij zijn hier ver van de tuinwijken van La Louvière.

De binnenstad van Charleroi is er hopeloos aan toe, na decennia van slecht bestuur en verval. Maar er groeit een nieuwe stad bij de luchthaven, ten noorden van het centrum, met bewoning en industrieterreinen. Dat betekent dat het noorden van Henegouwen inzake bewoning dichter naar Waals-Brabant en zelfs Brussel opschuift: een soort Wallo-Brux op het terrein, een toenadering die later tot politieke conclusies zou kunnen leiden.

54_Fonteyn_Carré des Arts, Mons.jpgLuik, maar vooral Mons, verdienen onze bijzondere aandacht. Het zal wel geen toeval zijn dat de plechtige opening van de compleet vernieuwde opera van Luik plaatshad enkele weken voor de verkiezingen van de gemeenteraad aldaar, maar het resultaat mag er zijn. Boven het klassieke fronton prijkt nu een hoge, vierkant aandoende nieuwe ruimte, en volgens de (fiere) burgemeester en zijn volgelingen zou Luik nu beschikken over de modernste opera van Europa. Helemaal toekomstgericht is de operatie niet echt, maar belangrijker is dat de opera opnieuw het stadsgezicht van Luik mee bepaalt, dicht bij het autoluwe stadscentrum en het Perron, hét symbool (op de grote marktplaats) van het oude, onafhankelijke prinsbisdom. Nog belangrijker is bovendien dat de grootste investering van de jongste decennia in Luik er een in de culturele sector was.

En dan is er nog Luik-Guillemins, de enorme glazen koepel van de Spaanse architect Santiago Calatrava boven het station: veel te koud in de winter, eerder geschikt voor Catalonië dan voor het koude België, met voor het station een veel te grote kale vlakte, die Guillemins van de rest van de stad scheidt, en waar diverse bouwheren het naar verluidt maar niet eens worden over het antwoord op de vraag hoe deze ruimte moet worden ingevuld.

Deze fout zal men in het Mons van Elio Di Rupo niet maken. Mons mag in 2015 fungeren als culturele hoofdstad van Europa, en de daarbij horende slagzin wordt, in het Engels, ‘Mons, where technology meets culture’. En hoewel deze slogan van zéér veel ambitie getuigt, mag hij letterlijk worden genomen, ook dankzij Calatrava, maar daarover verder meer.

HOGEROP MONS

Dat Mons zozeer in cultuur investeert, is niet aan het toeval te wijten, maar aan een historischemaar weinig bekende overeenkomst tussen de (destijds allemaal socialistische) burgemeesters van de vier grote Waalse steden, toen bij de installatie van het Waalse parlement en de Waalse regering, in het begin van de jaren tachtig van vorige eeuw, een hoofdstad moest worden gekozen. Die vier steden waren Luik, Charleroi, Namen en Mons. In Vlaanderen koos men toen even voor Mechelen, dat snel voor Brussel werd verlaten, deels ook omdat toen in Mechelen een lokaal project op termijn ontbrak. In Wallonië haalde Namen het, vooral omdat de twee groten, Luik en het toen nog machtige Charleroi, het elkaar niet gunden. En dan kwam dit historische compromis uit de bus, dat tot vandaag wordt nageleefd en toegepast: Namen ‘kreeg’ al het politieke, Charleroi het sociale, Luik het economische, en Mons … het culturele. Om deze reden ligt de zetel van de Waalse dienst voor arbeidsbemiddeling in Charleroi en de Waalse investeringsmaatschappijen in Luik. En om deze reden investeert Mons al heel lang in de sector cultuur.

Dat Mons zozeer in cultuur investeert, is niet aan het toeval te wijten, maar aan een historische overeenkomst tussen de vier grote Waalse steden

Meer dan Brussel is Mons dus de culturele hoofdstad van de hele Franse Gemeenschap. De kandidatuur als Europese culturele hoofdstad werd zorgvuldig voorbereid, vanuit een bestaande traditie. En Mons maakt van 2015 gebruik om de hele oude kernstad op te frissen en deze te verbinden met de nieuwe stad, deze van de ‘technology’ in de slogan, die aan de overzijde van het station vorm krijgt. Een brug van Santiago Calatrava, inderdaad dezelfde als van het station in Luik, zal nu over de sporen heen de oude met de nieuwe stad verbinden. De plannen zijn klaar. Het ziet er schitterend uit.

Mons is al lang niet meer een met steenkool en staal te identificeren stad, al getuigen de talrijke terrils in de Borinage daar nog van. Jammer genoeg zal bij mijn weten geen gebruik worden gemaakt van deze terrils in 2015, alsof de stad zich schaamt over haar verleden. De nieuwe technologie heeft deze plaats ingenomen, met vestigingen van Google, IBM, Hewlett-Packard, Microsoft e.a., die samen de Digital Innovation Valley (DIV) vormen, en waar nauw wordt samengewerkt met onderzoekspolen van de universiteit van Mons.

FERMETTE FLAMANDE

Men heeft er in Vlaanderen geen idee van in welke mate sommige Waalse steden, Mons voorop, en Luik, de crisis van de oude delfstoffenindustrie hebben overwonnen. Dat gebeurde ook dankzij veel Europese en Belgische steun, maar de resultaten zijn er. Kijk maar naar een bedrijf als I-Movix, wereldleider op het gebied van slow motion en de grote televisieschermen die bij manifestaties als de Olympische Spelen worden gebruikt: made in de DIV van Mons. Er komt ook nog een Congrescentrum, trouwens.

54_Fonteyn_Station van Mons.jpgDe Digital Innovation Valley ligt aan de overkant van het station, maar breidt zich nu ook uit over de E19 (de autoweg naar Parijs). Aan Calatrava werd gevraagd om de DIV te verbinden met de kernstad, de stad-op-de-berg. Binnen de kernstad komt de ‘Cultural Mile’, met het Théâtre du Manège, Arsonic (nieuwe muziek) en ‘Le Lieu Numérique’ (nieuwe tendensen in de kunst, experimenten, demonstratie). De ‘Carré des Arts’ krijgt een schuifdak over de binnenplaats, en verder zijn er nog instellingen zoals ‘Les Abattoirs’, een galerij voor hedendaagse kunst: al deze instellingen bestààn, en functioneren. Zowel in de kernstad als in het ontwerp van Calatrava worden bovendien een honderdtal nieuwe appartementen gebouwd, die in 2015 de deelnemers of bezoekers aan de Europese culturele hoofdstad zullen huisvesten: een soort Olympisch dorp, voor de atleten van de cultuur. Natuurlijk blijven deze appartementen ook na 2015 bestaan.

Vooral in Mons zijn dus nieuwe vormen van stedelijkheid in Wallonië aanwijsbaar, en deze passen in een algemeen plan. Of het voorbeeld van Mons navolging krijgt, moet nog blijken. Charleroi blijft achterop hinken, en Luik is ons meer verschuldigd dan de vernieuwing van een opera. Toch mag in het algemeen voor Wallonië van een heropleving na de crisis gewag worden gemaakt, en dat blijkt ook uit deze enkele nieuwe vormen van stedenbouw. Jammer genoeg duikt tussen de dorpen en in sommige rustig gelegen voorsteden intussen ook een andere nieuwe stedenbouwkundige vorm op, te vaak de natte droom van nieuwe inwoners. Die tonen hun welstand middels de gruwelijkste van alle bouwsels: de ‘fermette flamande’, die in Wallonië aan een opmars bezig is.

Guido Fonteyn was journalist bij De Standaard en is Walloniëkenner. In zijn jongste boeken behandelde hij de taalgrens: Over de taalgrens (EPO 2009) en Grensgebied (EPO 2010). Hij woont in Brussel, tegelijk het onderwerp van zijn volgende boek.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Sommige kleinerende

Sommige kleinerende opmerkingen niet noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van een analytische tekst...

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.