Soldaatje spelen in het museum

Onlangs werd Gent opgeschrikt door een bomalarm, aan het Gravensteen nog wel. Iemand had er - geprezen zij het waarschuwingsbordje - een landmijn ontdekt. Gelukkig wist Rik de flik aan de andere kant van de lijn waarover het ging. 'Gene paniek, madam, 't is maar kunst.' De landmijn bleek er één van Ives Maes. De jonge kunstenaar wil er, de ironie hoog in het vaandel, mee ten strijde trekken tegen de ethische kramp van veel sociaal geïnspireerde kunst. Maar komt hij zo op voor de vrijheid van de kunstenaar, of doet hij niets meer dan soldaatje spelen in zijn veilige museumspeeltuin?

Ives Maes' landmijnen maken deel uit van zijn buitententoonstelling The Greenery Line. De titel verwijst naar de Green Line, de lichtjes explosieve scheidingslijn tussen Turks en Grieks Cyprus. Precies zo'n denkbeeldige as trekt Maes met zijn eigen mijnen (en bijhorende waarschuwingsborden) door de groene parken en de binnenstad van Gent, van het De Naeyerplein tot het Sluizeken. Knooppunt is het S.M.A.K. Daar spijkerde Maes in een kabinetzaaltje op de bovenverdieping het overzichtsplan van zijn stedelijke mijnenveld tegen de muur, zodat de bezoekers minstens zouden weten waarheen. Het paste allemaal mooi in het terugkerende concept 'City Scan' van het Gentse museum: een reeks exposities die zich vanuit de museale ruimte uitspreiden over de stad.
Maes waagt zich niet voor het eerst op dit terrein. De laatste jaren werkte hij rond de thema's ecologie en vluchtelingen ook al het project Recycable Refugee Camp uit: een organische verzameling van verschillende voorstellen, prototypes, tekeningen, debatten en artistieke interventies rond een biologisch afbreekbaar vluchtelingenkamp. Maes stelde zijn kamp niet alleen voor als toevluchtsoord, maar ook als lust- en vakantieoord. Naast een biologisch afbreekbare scheidingsmuur voorzag hij het van gele plaveien, een idyllisch watervalletje, een waterput en een grote urne voor slechts gedeeltelijk verbrande lichaamsdelen. In Maes' vluchtelingenkamp is het fijn vertoeven, ja.

HYPOCRIETE LANDMIJNEN

The Greenery Line gaat verder in op die vluchtelingenproblematiek, maar concentreert zich op de controverse rond landmijnen. Geen onschuldig materiaal, op zijn zachtst gezegd. Het mensonterende van deze wapens begint al bij hun oorspronkelijke doelstelling. In een folder van de 'Pakistaanse Bevoorradingswerkplaatsen' heet het zo: 'Mijnen zijn ontworpen met het doel personeel ongeschikt te maken. Lopend onderzoek heeft aangetoond dat het beter is een man ongeschikt te maken dan hem te doden. Een gewonde man vereist aandacht, vervoer en evacuatie naar de achterhoede en veroorzaakt zodoende verstoring van de transportlijnen op het veld. Een gewonde persoon heeft ook een psychologisch nadelig effect op zijn strijdgenoten.' Maar nog erger is het gesteld met de ongewenste effecten van antipersoonsmijnen. Het S.M.A.K.-foldertje leert dat slechts zeventien procent van de slachtoffers soldaten zijn, en de rest burgers die voornamelijk ná de oorlog getroffen worden. Verschillende schattingen spreken zelfs van jaarlijks 26.000 civiele doden en gewonden, waarvan bijna de helft kinderen. Oplossingen dienen zich niet meteen aan. Ook al kost de productie en plaatsing van een mijn maar een paar luttele euro's, hem terug onschadelijk maken is een grap die schommelt tussen 250 en 750 euro. Rekent u zelf maar uit wat de wereldwijde ontmijning van meer dan 100 miljoen van die tuigen zal kosten. Zo'n bedrag zegt niets meer.
Dat kan niet gezegd worden van het werk van Ives Maes. Zijn realistisch ogende SIMON antipersoonsmijnen bieden op al deze toestanden zelfs een antwoord. Ze functioneren wel echt, maar zowel hun jasje als hun interne mechanisme zijn vervaardigd uit biologisch polyester en organische materialen als hars, hennep en pigment. Komen ze niet tot ontploffing, dan degraderen ze na bepaalde tijd tot humus voor het klaprozenzaad dat mee in de mijn zit, en toveren ze zo voormalige mijnenvelden prompt om tot bloeiende bloemenperkjes. Makkelijk zat voor de ontmijningsdiensten, hoeven die ook al niet meer langs te komen. En neen hoor, dit is niet alles. Zelfs tijdens zijn leven — van de mijn, welteverstaan — is hij kindvriendelijk: zijn vorm knipoogt naar het klassieke memoryspel 'Simon Says', met zijn vier kleuren en geluiden. GI Joe kan wel inpakken.

Ives Maes' ironie moge duidelijk zijn. Zelf schrijft hij over Recycable Refugee Camp: 'Het is een kritische reflectie over het bestand tussen kunst en moraal, een ironische poging om een 100% ethisch kunstwerk te maken.' Hij gaat hierin zelfs zo ver dat hij zijn werken vervaardigt in overeenstemming met de VN-voorschriften van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen.

HYPOCRIETE SOCIALE KUNST

Maar wie denkt dat we hier eindelijk onze wereldverbeterende kunstenaar pur sang gevonden hebben, slaat de bal mis. De ironie van Maes' kunstwerken voert ons naar een andere planeet, naar wat hij op zijn website noemt 'de ontsporing van de hedendaagse hyperethiek in kunst en daar voorbij, naar een nieuwe vorm van kunst: A-sociale kunst.' Recyclable Refugee Camp is allesbehalve een pleidooi voor meer sociale betrekkingen met de straat, maar bepleit net de totale vrijheid en authenticiteit van kunst. Maes richt zijn werk zelfs tégen maatschappelijk geëngageerde kunstenaars, zoals hij die bijvoorbeeld ziet functioneren binnen Michelangelo Pistoletto's Cittadellarte: een Italiaans platform voor jonge, sociale kunstenaars dat — volgens Maes — nogal verziekt is door verdoken machtsstructuren en onkritisch geldgewin.
Het is die hypocrisie van sociale bewogenheid, gecombineerd met de verrechtsing van het cultuurbeleid in vele Europese landen, die Ives Maes enkele jaren geleden resoluut deed afstappen van waar hij toen mee bezig was. Gedaan met zijn onderzoek naar 'antropomorfe elementen in de renaissance schilderkunst', leve de strijd vóór vrijheid en authenticiteit van kunstenaars, tégen hypocriete kunst die kost wat kost ethisch wil zijn. Een kunstenaar mag niet beknot worden. Een kunstenaar hoeft niet sociaal bewogen te zijn. Dat is wat Maes aan de wereld diets wil maken met zijn werk, of het nu gaat om landmijnen of om een heel vluchtelingenkamp. 'Alles moet functioneren en een beetje belachelijk lijken. Het moet een aannemelijke oplossing bieden, maar kiest er uiteindelijk voor dat niet te doen. En het kan enkel getoond worden in het kunstcircuit.'

Goed om weten. Want als je eerder toevallig op Maes' mijnen botst, is zijn opgestoken vuist tegen maatschappelijke dwang helemaal niet het eerste wat je ziet. Integendeel, je ziet een kunstenaar die een heikel wereldthema op zich interessant vertaalt, en dat doet ver buiten de gewitte muren van het kunstcircuit. Net omdat hij vol ironie ethische normen toepast op zoiets onethisch als antipersoonsmijnen, wordt hij dubbel maatschappelijk: hij gaat de grenzen aftasten van wat publiek toelaatbaar is. Kortom, The Greenery Line ontplóft van sociale bewogenheid. Maes weet dat natuurlijk ook wel. In zijn manifest op zijn website besluit hij: 'Ik realiseer me dat ik een sociaal geëngageerde kunstenaar geworden ben. Tegen mijn eigen wil. Maar ik beoefen nu een nieuw soort kunst: A-sociale kunst.'

HYPOCRIETE HYPERETHIEK

Die slotzinnen vormen een vrije kreet die Maes' interne en troebele strijd pijnlijk blootlegt. Als hij nu toch sociaal geëngageerd blijkt, is dat dan geen bom onder zijn eigen retoriek? Net daarom lijkt Maes het o zo belangrijk te vinden dat zijn kunst toch A-sociaal is. Ja, zelfs A-patisch. Op zijn website schrijft hij: 'I just took two urgent matters in our society: refugees and ecology.' Het klinkt onbewogen en niet-betrokken, alsof hij evengoed twee andere crisisthema's had kunnen kiezen: kinderprostitutie en de ontbossing van het Regenwoud, om maar iets te zeggen. Maar in een interview zegt Maes over de mijnenproblematiek in The Greenery Line: 'Ik sta er met mijn hart dichter bij dan ik toon in mijn werk.' Hier wordt het verwarrend. Ives Maes is sociaal geëngageerd als het gaat over de vrijheid van de kunstenaar, gebruikt hiervoor maatschappelijk gevoelige thema's op een schijnbaar A-sociale manier, maar blijkt er met zijn hart toch dicht bij te staan. Bent u nog mee? De verwarring ontstaat omdat Maes niet voluit kan gaan voor zijn engagement. Hij kampt met de mogelijke consequenties van zijn sterke kunstwerken: dat ze gevoelige snaren zouden kunnen raken en zo — stel je voor — dingen in beweging zouden brengen in de samenleving. Te gevoelig geëngageerde kunst bedreigt blijkbaar zijn ironie.

Maar hoe zwaar weegt die ironie eigenlijk? Dat valt wel mee, om niet te zeggen 'tegen'. Zo is het niet uit ironie dat Maes afziet van zijn idee om — als statement — zijn biologisch afbreekbare mijn te koop aan te bieden aan Belgische wapenfabrikanten. Dat zou nochtans een geniaal verlengstuk zijn geweest op zijn kritiek op de Cittadellartes die zich voor geld laten verleiden om bijvoorbeeld Illy-koffietasjes te designen voor grote bedrijven. Op dezelfde manier had hij ook ironisch kunnen verwijzen naar de banken die niet alleen het S.M.A.K. (en dus hemzelf) sponsoren, maar ook producenten van antipersoonsmijnen als Singapore Technologies en Alliant Techsystems. Maar nee, integendeel, toen een joodse organisatie aanstoot nam aan een mijn in de buurt van een joods monument, nam Maes hem meteen braafjes weg. Waar was plots zijn hoge lans voor de vrije kunstenaar? Even in zijn zak gemoffeld, voor het gemak.

De beperktheid van Maes' geëngageerde ironie moge duidelijk zijn. Ze weigert tegen bestaande structuren in te gaan. Ze wil een beetje keet schoppen, zolang keet maar niet terugschopt. Het is soldaatje spelen in de speeltuin. En dat is jammer, zeker omdat Maes' werk in principe zo'n grote potentie heeft. Het doet zich voor als een geëngageerd project over én landmijnen én de vrijheid van de kunstenaar, maar raakt uiteindelijk niet verder dan een theoretische denkoefening. Over de gevaarlijke wereld, maar binnen de veilige kunst. Maes is verworden tot datgene waartegen hij reageert: hypocriet.

KRITISCH ALTERNATIEF

Er is een ander antwoord mogelijk op het spanningsveld tussen engagement en vrijheid. Kunst kán zich in het maatschappelijke debat wagen en toch zichzelf blijven. Een mooi voorbeeld daarvan waren de moslimcartoons. Die verhitten zo sterk de globale gemoederen omdat zoveel verschillende mensen er zich door geraakt wisten: moslims omdat hun profeet bespot werd, en 'verlichte burgers' omdat hun cruciale 'vrijheid van meningsuiting' tegenwind kreeg. En niet zomaar een beetje tegenwind. Aanvallen op ambassades, roerige betogingen, overdrukke opiniepagina's: qua maatschappelijk tumult ging dit heel wat verder dan een joodse organisatie die beleefd komt vragen om een werkje weg te halen. Hadden Maes' mijnen zo'n storm veroorzaakt, hij zou behoorlijk duizelen.
En toch — en hier gaat het mij om — zijn deze cartoons artistiek gezien niet minder 'vrij' en 'authentiek' dan The Greenery Line. Integendeel, volgens een heel eigen logica voeren ze een maatschappelijke discussie tussen twee kernwaarden: vrijheid en heiligheid. Waar Urbanus' laatste avondmaal, Bart Peeters' Koken met Jezus en Félicien Rops' masturberende Maria-Magdalena ooit het vuur aan de lont staken van een 'kernwaardenhetze' tussen katholieken en 'de anderen', gaat die nu tussen moslims en 'de anderen'. Binnen dat conflict brachten de spotprenten wel een dynamisch proces van aanpassing op gang. Die dagen verschenen ook andere cartoons, die de grenzen aftastten van wat wel en niet kan: met de profeet onder een bourka, of met een profeet uit letters ('ceci n'est pas Mohammed') — voor mij voorbeelden van het soort krachtige kunst waar ook Ives Maes naar zoekt, geëngageerd en vrij. Maar ook, en dat hebben ze voor op Maes' werken: moedig rechtop tegen de wind. En dit net met zijn favoriete wapen. Humor en ironie brengen taboes in de openbaarheid en veranderen zo onze kijk op wat we belangrijk of net schokkend vinden.
Dat is wat het publieke debat voortdurend nodig heeft: dat op een niet-polariserende wijze (kritisch in plaats van hypocriet) gevoeligheden afgetast worden. Dat gaat boven emotionele reacties over vrijheid van meningsuiting, zoals het gekakel dat enkel autochtonen mogen bepalen wat kan en niet kan. Dat gaat ook boven commissies die elke vrijheid fnuiken door alles in regeltjes vast te leggen. Maar bovenal gaat dat boven kunstenaars die werk maken over vrijheid, maar als puntje bij paaltje komt, hun nek niet durven uitsteken. Kunstenaars als Ives Maes, dus. Natuurlijk is zijn werk 'leuk' in zijn poging geëngageerd te zijn en toch vrij te blijven van alle politiek. Maar door zich zo krampachtig te willen opsluiten in de veiligheid van de kunst, ontmijnt het zichzelf en breekt het af tot niet meer dan een geurige ruiker loze woorden. A-sociale kunst? Geen probleem, maar dan lenen die 'antropomorfe renaissance-elementen' zich toch beter. Zet je zo'n explosief thema als landmijnen op zijn kop, gebruik dan tenminste je authentieke vrijheid om het publieke debat constructief aan te drijven, door af te tasten wat kan en wat niet kan. Zorg dan tenminste dat Rik de flik niet kan zeggen dat 'het maar kunst is'.

www.ivesmaes.be

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.