Rondetafel: ‘We zijn nog altijd stukjes in de muur aan het steken’

Vrouwen maken kunst, schrijven boeken en spelen theater. Toch lijkt dat niet zo als je de geschiedenisboeken erop naslaat. En ook in het hedendaagse kunstenlandschap pronken er nog steeds meer mannen op de affiche dan vrouwen. Wat doen directeurs, programmatoren en uitgevers om dit te verhelpen? Catherine de Zegher, Nele Hendrickx, Dirk Snauwaert en Katleen Van Langendonck bepalen mee de etalage van de kunsten. Volgens hen is de inhaalbeweging ingezet, maar mag het altijd nog iets meer zijn.

Vrouwen blijven in de artistieke canon en de hogere regionen van het culturele landschap ondervertegenwoordigd, zeker als het erop aankomt om de stoel van regisseur, directeur of conservator te bezetten. Deze vaststelling mag verbazen als je bedenkt dat kunst ooit wilde ontvoogden, veredelen en verheffen en besloot radicaal in te zetten op vrijheid, verbeelding en experiment, eens de oude idealen wat te belerend gingen klinken. De kunsten willen dan wel niet langer paternaliseren, maar ze zijn nog lang niet van hun patriarchale neigingen verlost. Of is de kunstensector vandaag toch vrouwvriendelijker georganiseerd dan we het hier schetsen? Om zowel de literatuur, de beeldende en de podiumkunsten hierover te laten meepraten, bracht rekto:verso vier curatoren uit de diverse sectoren rond tafel voor een gesprek over vrouwelijkheid en feminisme.

Feminisme draait om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen wegwerken, dus waarom zou je dan terugschrikken om jezelf feminist te noemen?

Nele Hendrickx is uitgever bij De Geus en kan getuigen dat de ambitie van De Geus om evenveel mannelijke als vrouwelijke auteurs te brengen nog steeds actueel en noodzakelijk is. Katleen Van Langendonck zet samen met Guy Gypens de artistieke lijnen uit in het Kaaitheater, richtte het WoWmen! festival op en tracht ook in haar programmatie het genderevenwicht te bewaken. Dirk Snauwaert is artistiek directeur van WIELS dat dit najaar een retrospectieve wijdt aan de Portugese kunstenares Helena Almeida en daarmee zijn feministische lijn van het afgelopen decennium resoluut doortrekt. Catherine de Zegher tenslotte is directeur van het MSK in Gent en een internationaal boegbeeld van feministisch curatorschap. Vorig jaar nog bracht zein de vuistdikke anthologie Women’s Work Is Never Done de invloedrijke essays samen waarmee ze onder meer Eva Hesse, Martha Rosler, Mona Hatoum en Joëlle Tuerlinckx internationaal op de kaart zette. Zelf vindt ze dat ze daarmee ‘gewoon haar werk deed’.

Noemen jullie jezelf feministen of is dat etiket te beladen?

Van Langendonck: ‘Ik begrijp de schroom daarrond niet. Ik ben sinds mijn twintigste overtuigd feminist. Binnen literatuurwetenschappen hadden we een vak over de écriture féminine van Franse schrijfsters zoals Julia Kristeva. Ik ben dan ook bij haar gaan studeren en heb mijn thesis daarover gemaakt. Feminisme draait om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen wegwerken, dus waarom zou je dan terugschrikken om jezelf feminist te noemen?’

De Zegher: ‘Ik dacht daar aanvankelijk niet echt over na, maar in het buitenland werd ik al snel als feministe bestempeld en uitgenodigd voor feministische congressen. Dat vond ik flatterend. Ik voelde mij ook thuis in het Franse en Angelsaksische feminisme, maar ik vond mezelf absoluut niet zo radicaal als de hardcore feministes van de jaren 1970. Nu zou ik mezelf wel explicieter feministe noemen, omdat ik het gevoel heb dat er internationaal een terugval is. Jongeren moeten beseffen dat het nog niet eens zo lang geleden niet evident was voor meisjes om te studeren.’

Hendrickx: ‘Ik heb mezelf nooit feminist hoeven te noemen. Binnen de uitgeverij heb ik alvast geen glazen plafond ervaren. Misschien omdat De Geus altijd ingezet heeft op vrouwelijke auteurs. Toen Erik Visser de uitgeverij in 1983 oprichtte, zei hij van zichzelf dat hij een feminist was. Het doel was kwaliteitsvolle literatuur van over heel de wereld brengen, maar daarbij maakte hij er een erezaak van om evenveel mannen als vrouwen te publiceren.’

73_VanBrabant_Katleen Van Langendonck (c) Michiel Hendryckx.jpg

 

Jullie zetten dus ook als organisator bewust in op die gendergelijkheid?

Van Langendonck: ‘Toch wel. In dans en performance zijn er heel veel vrouwelijke kunstenaars, terwijl in het theater de mannelijke regisseurs in de meerderheid zijn. Daarom vind ik het fijn om met Guy samen te werken en het genderevenwicht samen te bewaken. Ik nodigde in Performatik, onze biënnale van de performancekunst, soms te veel vrouwen uit terwijl hij dan weer bij debatten alleen maar mannen uitnodigde.’

De Zegher: ‘Ik maak er een punt van om pas achteraf te gaan tellen hoeveel vrouwen en mannen ik opneem in een tentoonstelling of publicatie. Ik ben dan altijd blij dat het doorgaans 50/50 is of dat er meer vrouwen zijn. En ik hou daarbij ook rekening met andere culturen en achtergronden. Dat gebeurt echter vanzelf. Ook toen ik begon. Ik heb dat niet echt zo gepland.’

Het gaat mij niet zozeer om een zoektocht naar zoveel mogelijk vrouwelijke kunstenaars. Op de kunstmarkt kan je ze met kruiwagens inladen, dat is op zich niet zo moeilijk. Het gaat me om nieuwe agenda’s.

Snauwaert: ‘Het gebeurt ook deels organisch. Zo waren de tekeningen van Anne-Mie Van Kerckhoven zelfs in haar optiek secundair werk, terwijl ze bijzonder fundamenteel en explosief bleken te zijn. Er lag in de jaren 1980 en 1990 een autosnelweg open. Er waren alleen maar lacunes om te vullen. De nieuwe schilderkunst was zo uitgesproken macho en heroïsch. Martha Rosler was toen een obscure naam, terwijl ze al vijftien jaar bezig was met meer sociologische en contextueel gerichte kunst te maken in verschillende media. En ik moet toegeven dat wij nog altijd stukjes in de muur aan het stoppen zijn. Als we nu Helena Almeida programmeren, komt dat bij manier van spreken twintig jaar te laat omdat zij in die performativiteit tot de pioniersgeneratie behoort. Het gaat mij dus niet zozeer om een zoektocht naar zoveel mogelijk vrouwelijke kunstenaars. Op de kunstmarkt kan je ze met kruiwagens inladen, dat is op zich niet zo moeilijk. Het gaat me om nieuwe agenda’s. Hoe verhouden jonge generaties zich tot dit tijdperk waarin hoogtechnologie, dematerialisering en grootkapitaal domineren?’

Hendrickx: ‘Wij hebben een traditie om actief te speuren naar goeie schrijfsters: hier, maar ook in Rusland en Turkije. Ik zeg niet dat we ze altijd vinden, maar vooral dat cross-culturele perspectief is van belang. Momenteel hebben we een project lopen met Creative Europe dat stimulansen wil bieden aan moeilijk vermarktbare auteurs die goeie verhalen vertellen, maar vaak uit een klein taalgebied als Macedonië komen.’

Van Langendonck: ‘Wat ik soms moeilijk vind, is dat je continu aan een soort van kruispuntdenken moet doen. Het gaat inderdaad niet alleen om de aanwezigheid van vrouwen, maar ook om andere achtergronden, nationaliteiten en religies. Ik heb twee keer het festival WoWmen! georganiseerd met mannelijke en vrouwelijke kunstenaars die rond gender werkten. Bij de eerste editie programmeerde ik louter de blanke canon, omdat ik daarmee vertrouwd ben. Met de tweede WoWmen! wou ik daar iets aan doen en heb ik onder meer een debat rond Turkije en feminisme georganiseerd. Ik wou iemand met een hoofddoek, maar Turkse experten adviseerden me om dat niet te doen, omdat voor hen een hoofddoek impliceert dat je je inschrijft in een onderdrukkingsdiscours. Plots voelde ik me een leek in de ganse discussie.’

Er bleken verschillende soorten feminisme naast elkaar te bestaan?

Van Langendonck: ‘Inderdaad. Dat besefte ik vorig jaar ook toen Yamila Idrissi mij contacteerde voor vrouwendag omdat Fatima Mernissi gestorven was. Mernissi is dan wel een rolmodel voor vele Marokkaanse vrouwen, vergelijkbaar met wat Simone de Beauvoir voor ons betekent, maar ik had nog nooit van haar gehoord. Samen met Idrissi heb ik toen een ode aan Fatima Mernissi georganiseerd, waarbij mannen en vrouwen voorlazen uit haar werk. Ik heb zelden zo’n mix van mensen gezien in het Kaaitheater: jong, oud, man, vrouw, hoofddoek, geen hoofddoek. Achteraf kwam iemand van het bestuur mij zeggen dat ik dit niet kon maken, omdat het discours helemaal teruggaat naar de jaren 1960-1970 en dus naar een vorm van gelijkheidsdenken die eigenlijk een regressie betekent ten aanzien van hoe we vandaag over gender denken. Ergens heeft ze gelijk, maar toch vind ik dat een instelling als Kaaitheater dit moet doen. Feminisme heeft altijd meerdere snelheden gekend en het is vandaag meer dan ooit noodzakelijk om dit als organisator te respecteren.’

73_VanBrabant_Dirk Snauwaert (c) Michiel Hendryckx.jpg

 

Snauwaert: ‘Als je de discussie over gelijkheid verbindt met identiteitsdenken merk je al snel dat de woorden ontoereikend zijn. Je zit met een glijdend vocabularium. Het doet me denken aan wat Jimmie Durham graag zegt: “First came the women, and then we all came”. Hij heeft gelijk. Na de vrouwen kwamen de minderheidskunstenaars. De vrouwen waren de eersten om te theoretiseren en sindsdien heeft iedereen als het ware van hun discours geprofiteerd. Vandaag kan je dan ook niet meer om het feminisme heen. Je krijgt er onvermijdelijk een slok van binnen. Werkelijk iedereen heeft eruit geput om het systeemdenken, de clichés en de vooroordelen van antwoord te dienen. En dan krijg je natuurlijk verschillende complexen en interpretaties, maar door het feminisme is er een intellectualiteit die niet meer weg te denken is. Het hele alteriteitsdenken komt daaruit voort en is zeer belangrijk voor de jongere generatie kunstenaars, mannen en vrouwen.’

Feminisme heeft altijd meerdere snelheden gekend en het is vandaag meer dan ooit noodzakelijk om dit als organisator te respecteren

De Zegher: ‘Tijdens mijn research voor de tentoonstelling Inside the Visible. An Elliptical Traverse of Twentieth Century Art in, of, and from the Feminine in 1994-96 merkte ik inderdaad op dat vrouwen – omdat ze zich ook in de marge voelden – zich associeerden met andere etniciteiten en minoriteiten. Toen werd de tentoonstelling niet aanvaard in het Paleis voor Schone Kunsten (nu Bozar), maar wel in ICA Boston waar dit concept grote bijval kreeg. Dat steeds maar verder theoretisch ontwikkelen en naar voren schuiven van een alternatieve bewoording in de taal is sowieso cruciaal. Dat is wat Julia Kristeva en Luce Irigaray indertijd deden, en hun zoeken naar benamingen heeft Bracha Ettinger, auteur van de The Matrixial Gaze, dan nog weer naar een ander niveau gebracht, ook al omdat ze nogal tekeergingen tegen Freud en Lacan. Je moet maar de briefwisseling lezen tussen Freud en Lou Salomé om reeds voelbare verschillen te merken in hun denken.’

Het feministische discours mag dan wel alomtegenwoordig zijn, maar vrouwen blijven in de kunsthistorische canon nagenoeg onzichtbaar.

De Zegher: ‘Wij proberen met het MSK nu een inhaalmanoeuvre te doen. Als je rondkijkt in onze museumzalen, dan besef je dat de vrouwelijke kunstenaars afwezig zijn en meestal in het depot ondergebracht zijn. Dat zal nu veranderen.’

Snauwaert: ‘In oude kunst komt de inhaalbeweging stilaan op gang. Je hebt nu de tentoonstelling over Clara Peeters in Antwerpen, maar je leest nergens dat zij een zeldzame verfijning bereikte en dat de klanten voor haar in de rij stonden. Dat is een gemiste kans.’

De Zegher: ‘Iemand als Paul Vandenbroeck is hierin een absolute voorloper. Hij is professor in Leuven en heeft zo een hele generatie beïnvloed. Ook Barbara Baert – die nu de Francquiprijs heeft gewonnen – heeft nog bij hem gestudeerd. En Inside the Visible begon in het Begijnhof van Kortrijk en moest eigenlijk een pendant zijn voor de besloten hofjes in Hooglied in het PSK in 1994. Paul zocht naar plekken waar er weinig tot geen invloed was van de patriarchale cultuur en zo kwam hij in die begijnhoven terecht. Hij is ook naar Noord-Afrika getrokken om er de geheimen te ontfutselen van het tapijtweven bij Tunesische vrouwen. Nu loopt in het MSK een Europees project over die relatie tussen craft en kunst: Manufactories of Caring Space-time (2015-2017). In de kunstwereld is men nog steeds bang voor “ambacht”, omdat dit vaak niet als kunst beschouwd wordt en geconnoteerd wordt met het vrouwelijke.’

Snauwaert: ‘Die definities berusten vaak op ideeën uit de renaissance die doorleven en bepalend blijven. Wij hier aan tafel zijn natuurlijk vertegenwoordigers van de hoge cultuur. In de subalterne cultuur liggen de kaarten heel anders geschud. Wij kunnen moeilijk voor anderen spreken, zeker als het gaat om het transculturele. Die mensen projecteren zich niet op de hoge cultuur, niet direct. De socialisering komt er via andere nissen, en dat is meer populaire cultuur. Tapijtweven is natuurlijk nooit populaire cultuur geweest. Tapijten waren het duurste en meest exclusieve wat je kon bezitten.’

Dat vrouwen in Tunesië tapijten weven is cultureel bepaald, maar bestaat er zoiets als een vrouwelijke esthetiek of benadering?

De Zegher: ‘Ja, maar een dergelijke houding wordt vaak bestempeld als essentialisme. Het is nochtans zo dat de kunst van vrouwen anders is en ook gemeenschappelijke kenmerken vertoont. Er zijn natuurlijk ook mannelijke kunstenaars die vrouwelijke principes hanteren, en bijvoorbeeld heel participatief denken. Je hoeft ook niet over het mannelijke en het vrouwelijke te spreken. Wellicht is het beter om het over het fallische en het matrixiale te hebben, waarbij het matrixiale geen binair denken promoot en zich daarom naast het fallische plaatst. Criteria voor kunst waren vroeger dikwijls, om het zo te zeggen, fallisch: kunst moest stoer, radicaal, of sterk zijn. Het is bijzonder moeilijk geweest om die parameters te veranderen.’

Binnen literatuur bestaat er ook wel zoiets als een vrouwelijke aanpak, denk ik

Hendrickx: ‘Binnen literatuur bestaat er ook wel zoiets als een vrouwelijke aanpak, denk ik. Deze zomer las ik A Little Life van Hanya Yanagihara, over vier vrienden in New York die samen opgroeien en oud worden. In een interview stelt Yanagihara dat de mannelijke gevoelswereld onderbelicht blijft in literatuur en doorgaans simpel, snel en gestandaardiseerd wordt geschetst. Je hebt natuurlijk tegenvoorbeelden, maar ze heeft wel een punt. Zelf heeft ze alvast zevenhonderd pagina’s aan die gevoelswereld gewijd. Haar benadering vind ik alvast vrouwelijk.’

Van Langendonck: ‘Ik twijfel daar toch sterk aan. We weten toch al lang dat dit zogenaamd mannelijke en vrouwelijke louter sociale genderconstructies zijn?’

Snauwaert: ‘Dualistische tegenstellingen zoals man-vrouw, cultuur-natuur, Dionysisch-Apollinisch werken heel erg beperkend. Het zijn vaak archaïsche formuleringen van een grootvadercultuur waartegen al een halve eeuw strijd gevoerd wordt. Uiteindelijk is er een groot verschil tussen mensen die vanuit een identiteitsdenken vertrekken en diegenen die het pragmatischer aanpakken en gelijke rechten vooropstellen. Als er structurele uitsluiting of discriminatie is, dan moet je die eerst wegwerken. Binnen onze sector is de doorstroming van vrouwen naar leidinggevende posities desastreus, zeker als je bedenkt dat ze veruit in de meerderheid zijn binnen de opleidingen.’

73_VanBrabant_Nele Hendrickx (c) Michiel Hendryckx.jpg

 

Hoe verklaar je dat onevenwicht in leidende posities?

De Zegher: ‘Heel vaak moet een vrouwelijke directeur zichzelf continu blijven verdedigen en legitimeren, voornamelijk bij mannen maar ook bij vrouwen. Heb je wel echt die capaciteiten?’

Het grootste probleem is dat – ondanks de verwezenlijkingen van de feministen – vrouwen te veel alles zelf moeten of willen doen, thuis en op het werk

Van Langendonck: ‘Dat komt ook omdat er weinig vrouwelijke directeurs zijn. Je loopt in de kijker. Uit cijfers van het Vlaams Theater Instituut blijkt dat er binnen de podiumkunsten tot vijfendertig jaar een gelijke verdeling is tussen vrouwen en mannen die in organisaties werken. Aan de top blijkt dat echter alleen nog het geval in kleine organisaties. Komt dat doordat vrouwen dan aan kinderen beginnen?’

Snauwaert: ‘Ook onzekerheid over de carrousel van subsidiëring is een bepalende factor. Tot niet zo lang geleden kon je financiering elk jaar of elke twee jaar veranderen, en dat legde een grote competitiedruk op. Dan kies je – zeker als je een gezin hebt – liever voor een aantal dingen die planbaar zijn. Als ik spreek voor onze sector, dan is er buiten Catherine geen vrouw directeur.’

De Zegher: ‘Ik ben in het MSK de eerste vrouwelijke directeur in tweehonderd jaar! De wijze waarop vrouwen werken strookt niet altijd met het beeld dat je hebt van iemand die de leiding heeft. Ik zal wel weer essentialistisch klinken, maar ik vermoed dat wij meer inclusief denken, horizontaler werken, met meer empathie, meer iedereen aan het woord laten, luisteren, en dan beslissingen nemen. Het grootste probleem is echter dat – ondanks de verwezenlijkingen van de feministen – vrouwen te veel alles zelf moeten of willen doen, thuis en op het werk. Gelukkig beseffen politici als Hilde Crevits maar al te goed dat vrouwen het aan de top niet uithouden als ze geen hulp krijgen.’

Van Langendonck: ‘Die vrouwelijke politici zijn er gekomen dankzij quota. Ook in raden van bestuur zie je daardoor meer evenwicht komen.’

Criteria voor kunst waren vroeger dikwijls fallisch: kunst moest stoer, radicaal, of sterk zijn

Zijn jullie voorstanders van quota?

Van Langendonck: ‘Ik zie er zeker het nut van in. We hebben nooit meer vrouwelijke politici gehad, al nemen ze nog steeds sneller ontslag of moeten ze ontslag nemen bij problemen.’

Hendrickx: ‘In bedrijven is het minder evident om quota op te leggen. Quota helpen, maar er dringt zich ook een mentaliteitswijziging op bij vrouwen. Als er nu een terugval is, heeft dat misschien ook te maken met de druk die vrouwen zichzelf opleggen om bijvoorbeeld zo lang mogelijk borstvoeding te geven en alles puur natuur te doen. Ik kan mij daar nogal over opwinden. Veel vrouwen beslissen zelf om minder of niet te gaan werken, ondanks hun hogere opleiding. Dat ligt aan rolmodellen, maar ook aan een lacune in de hulpverlening.’

Van Langendonck: ‘Mij stoort dat ook. Veel meer vrouwen dan mannen beslissen een tijdlang niet of deeltijds te werken, maar als ze daar later op terugkomen, komen ze vaak in een lagere administratieve job terecht. Al kan ik hun keuze ook begrijpen, de samenleving moet ervoor zorgen dat je ook later of na een onderbreking terug kunt instappen.’

Hendrickx: ‘Maar de samenleving, dat zijn toch wijzelf? Als wij dat niet thematiseren en benoemen, verandert er niets.’

Wat moet er dan vooral veranderen?

De Zegher: ‘Je moet vrouwen ondersteunen zodat ze werk en gezin kunnen combineren, en niet van hot naar her moeten rushen. Hulp in het huishouden is cruciaal en het komt ook de werkgelegenheid ten goede. In de jaren 1970 was dat uit den boze. Het strookte niet met het ideaal van een klasseloze maatschappij. Ik weet zelf niet hoe ik het allemaal voor elkaar gekregen heb. Ik sliep niet en schreef ‘s nachts. Fout aan het feminisme was dat we niet genoeg alternatieve sociale modellen geformuleerd hebben. In Scandinavië staan ze dan toch verder met deze aanpassingen. Daar kunnen mannen twee jaar thuis blijven na de geboorte. Dat is fantastisch. Zo krijg je een andere samenleving.’

Van Langendonck: ‘Hier evolueert dat ook wel positief. Mannen nemen nu ook sneller vaderschapsverlof op.’

De verloning in België is totaal patriarchaal gestructureerd

Snauwaert: ‘Er zijn ingrijpender aanpassingen nodig, zodat je ook na een paar jaar minder of niet actief te zijn niet verliest aan anciënniteit, in een lagere looncategorie blijft zitten en ook een minder voordelig pensioen opbouwt. De verloning in België is totaal patriarchaal gestructureerd. Er is duidelijk nog veel werk bij de vakbonden.’

Hendrickx: ‘Dat economische plaatje is heel belangrijk. Vrouwen kunnen dan wel zoeken naar manieren om gezin en werk te combineren, maar onvermijdelijk is de meerverdiener degene die het patroon bepaalt thuis.’

Van Langendonck: ‘Niet alle vrouwen willen natuurlijk directeur worden. Zelf had ik geen ambitie om algemeen directeur te worden. Ik ben blij dat Guy (Gypens, nvdr) dat doet. Dat financiële plaatje, die overheden, die personeelszaken, dat interesseert mij minder. Geef mij maar de gesprekken met artiesten. Een man zou misschien anders redeneren en dat directeurschap toch op zich nemen, om vervolgens de taken die hem minder boeien door te schuiven.’

Moeten we dan meisjes anders opvoeden zodat zij ook anders denken? Strategischer? Gerichter?

Snauwaert: ‘Dat ze niet zo perfect moeten zijn. Ik zie binnen mijn team dat het perfectionisme bij vrouwen veel groter is en ik vind dat een rem. Een zelfopgelegde rem. Het is echt geïnterioriseerd. De vraag is hoe je dat eruit gewassen krijgt.’

Van Langendonck: ‘Het maakt ook dat vrouwen minder snel gaan solliciteren voor een job waarvan ze het gevoel hebben dat ze niet aan alle puntjes beantwoorden. Als mannen aan twee van de vijf puntjes beantwoorden, dan wagen ze het erop en zien ze wel wat het geeft.’

73_VanBrabant_Catherine de Zegher (c) Michiel Hendryckx.jpg

 

Hoe schroef je dergelijke determinismen terug?

Van Langendonck: ‘Een genderevenwicht zou toch al heel veel oplossen. Ik geloof echt in het belang van een genderevenwicht in alle sectoren en beroepen. Dan komen de nieuwe rolmodellen vanzelf.’

Snauwaert: ‘Dienstenberoepen zijn zogezegd vrouwelijk en concrete beroepen mannelijk. Dat is natuurlijk onzin.’

Hendrickx: ‘Het verschil in waardering hangt ook samen met het idee dat rationele geesten de meest verlichte geesten zijn, en dat is niet zo.’

We moeten andere culturele criteria kunnen laten doorwerken in de maatschappij: het relationele, het participatieve, liefde, zorg, empathie, medeleven, het associatieve, het vloeiende, het helende, het horizontale.

De Zegher: ‘We moeten andere culturele criteria kunnen laten doorwerken in de maatschappij. Termen als het relationele en het participatieve moeten nog veel meer aan bod komen. Hetzelfde met liefde, zorg, empathie en medeleven; met het associatieve, het vloeiende, het helende en horizontale. We moeten daar continu en nog meer over spreken, waardoor ook mannen zich die woordenschat eigen maken en ze dat niet langer als zwakker zien. Nieuwe sociale modellen zijn aan de orde …’

Zijn Merkel en Clinton er niet vooral gekomen omdat ze eerder tough women zijn die iets weten van machtspolitiek?

De Zegher: ‘Dat is niet helemaal waar. Hillary Clinton is door een meer empathische politiek gekomen waar ze nu is. Ze heeft gevochten voor health care, voor families, voor gehandicapte kinderen. Dat is op de achtergrond geraakt omdat ze dan Secretary of State is geworden, waar ze de brokken moest lijmen nadat Bush veel relaties kapotgemaakt had. Wat je ook ziet met Theresa May. Het is zoals mijn vrienden in Engeland zeggen: “When everything goes wrong with the Tories, they need a nanny.” Dat was ook zo bij Thatcher.’

Snauwaert: ‘We kunnen het hier nu wel over rolmodellen in kunst en politiek hebben, maar we hebben het helemaal nog niet gehad over de massamedia. De openbare opinie wordt daar gevormd. Als cultuur zijn we eigenlijk zeer marginaal. De impact van televisie is veel groter. Ik herinner me dat de eerste gay in Familie twintig jaar geleden voorpaginanieuws was.’

Hendrickx: ‘Tegelijk houdt de meer populaire misdaadliteratuur vaak meer de vinger aan de pols van de tijd dan het literaire establishment. Wij geven fictie, non-fictie en crime uit en dat zijn heel andere werelden. In crime fiction zijn de schrijfsters het meest mee met hun tijd en leunen de vrouwelijke personages het dichtst aan bij de wereld.’

Kloppen de verhalen dat mooie, jonge schrijfsters als zeer verkoopbaar worden beschouwd in de uitgeverswereld?

Hendrickx: ‘“She’s highly marketable.” Dat wordt zo gezegd, ja. Er wordt ook binnen de literaire wereld hard mee gelachen omdat het zo manifest fout is. Wat daarbij vooral opvalt, is het meisjesgehalte van die schrijfsters en waarover ze schrijven, tot en met veelzeggende titels als “Gone Girl”. Wat als die meisjes vrouwen worden en zich zo gaan benoemen?’

De Zegher: ‘Dat meisjesachtige verwondert mij niet. Al bij de surrealisten had je de femme-enfant. Meret Oppenheim was zo’n femme-enfant en een van de weinige die opgenomen werd door de surrealisten. De vrouwen die er radicaal tegenaan gingen, werden gewoon geëlimineerd uit die kringen. Het overkwam Adon Lacroix, een Belgische dichteres die samenleefde met Man Ray en behoorlijk radicaal was.’

Snauwaert: ‘Tja. In Frankrijk is misogynie tot op vandaag light culture. De marketing rond het jonge meisje is op zich niet verrassend. Er is telkens een andere schijf van het leven die vermarkt wordt. Het gebeurt met alles, ook met mannen. Sinds twee jaar is de transgender het nieuwe ding.’

73_VanBrabant_Nele Hendrickx, Catherine de Zeger & Katleen Van Langendonck (c) Michiel Hendryckx.jpg

 

De instrumentalisering van het feministische discours voor zelfpromotie wordt Beyoncé en andere postfeministen soms zwaar aangewreven, vooral ook omdat ze hun lichamelijkheid zeer sterk uitspelen. Is dat een terugval of net niet?

Hendrickx: ‘Er is een grote discrepantie tussen wat je laat uitschijnen, hoe je de dingen werkelijk beleeft en wat je doet. Of dat nu met Beyoncé te maken heeft, weet ik niet, maar ik kan ervan opkijken hoe onzeker vrouwen zijn, vooral ook over hun uiterlijk.’

Van Langendonck: ‘Het uiterlijk van de vrouw lijkt me nog belangrijker geworden dan vroeger. Ik hoor van mijn dochter dat meisjes na het zwemmen niet meer naakt onder elkaar willen zijn, omdat er een foto op internet kan terechtkomen. Uit zelfbescherming. De beeldcultuur van er mooi uit zien en je eigen foto bewerken, is zeer dwingend.’

Hendrickx: ‘En daar zit die spanning tussen beantwoorden aan de dominante blik van de ander en tegelijk trachten te doen wat je wil en waar je jezelf toe in staat acht.’

De Zegher: ‘Het lichamelijke was in de jaren 1970 ook al erg belangrijk. Toen ging iedereen naakt: Hannah Wilke, Carolee Schneemann …’

Snauwaert: ‘Ze zagen er ook goed uit.’

De Zegher: ‘Niet alleen dat. Ze voelden zich ook goed.’

Het is toch ongelooflijk dat er in het reglement van beachvolley staat dat meisjes een bikini moeten dragen? Dat kan toch niet.

Snauwaert: ‘Het waren allemaal mooie vrouwen. Ik herinner me nog de ergernis van Laura Cottingham die in de jaren 1990 daarover zei: “Why the fuck do you always have to get out of your clothes. Keep them on.” Die vrouwelijke kunstenaressen moesten plots allemaal gaan strippen omdat ze er goed uitzagen.’

De Zegher: ‘Het ging toch ook om jouissance, om je vrouwelijke seksualiteit botvieren en jezelf zijn.’

Van Langendonck: ‘Dat is één ding, maar het is toch ongelooflijk dat er in het reglement van beachvolley staat dat meisjes een bikini moeten dragen. Dat kan toch niet.’

Snauwaert: ‘Tot in de jaren 1990 moesten vrouwen in de administraties een rok dragen.’

De Zegher: ‘Het MSK werkt nu aan een tentoonstelling met werk van Artemisia Gentileschi. Dat is ongelooflijk sensueel! Met weelderige boezems. In het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium hebben ze ontdekt dat Artemisia daar later voiles moest over schilderen, terwijl haar mannelijke collega’s wel naakten mochten schilderen.’

Snauwaert: ‘Dan hebben we het wel over de zeventiende eeuw. Werden de schilderijen van haar broers en vader nooit geretoucheerd? Het gaat toch ook om de zeden en gewoonten van die tijd.’

Met welke kwalijke zede of en gewoonte van onze tijd zouden jullie graag komaf maken?

De Zegher: ‘We mogen niet toegeven aan spectaculaire massa-events maar blijven geloven in vooruitstrevende ideeën. Ik stond ervan te kijken dat de miljardair Nicolas Berggruen in Los Angeles een instituut heeft opgericht dat puur draait om filosofie. Hij gelooft dat ideeën de wereld leiden en kunnen veranderen, en hij wil daar geld voor op tafel leggen.’

Ik zou willen veranderen dat er maar één iemand aan het hoofd staat. Ik geloof in collectief leiderschap.

Van Langendonck: ‘Ik zou willen veranderen dat er maar één iemand aan het hoofd staat. Ik geloof in collectief leiderschap. Ik merk dat er in de podiumkunsten heel veel collectieven zijn en dat het genderevenwicht daar automatisch meestal goed zit.’

De Zegher: ‘Het individualisme van de twintigste eeuw krijgt inderdaad gelukkig stilaan weerwoord in de eenentwintigste eeuw. In de beeldende kunst zie je die collectieven en samenwerkingen ook. Dat geeft hoop.’

Snauwaert: ‘Wat ik vooral hoopgevend vind, is de toenemende diversificatie die ik opmerk in de doorstroming naar ons residentieprogramma. Met jaarlijks driehonderd dossiers krijg je zo een staalkaart te zien. De laatste jaren zitten daar ook kunstenaars uit de tweede of derde “migratie”-generatie tussen, en vaak zijn dat vrouwen. Vijf of zes jaar geleden zag je dat niet, die keuze om kunstenaar te worden als levenstraject. Dat is helemaal geen vanzelfsprekende keuze, zelfs niet voor blanke West-Europeanen. Bij de middenklasse is het toch nog altijd een bohemienreflex. Als vanuit de gemarginaliseerde bevolkingsgroepen mensen die keuze maken en niet voor de spektakelcultuur kiezen, maar zich op de filosofische-etherische vragen willen richten, is dat toch een barometer.’

 

Petra Van Brabandt is filosofe en doceert semiotiek, cultuurkritiek en kunsttheorie aan Sint Lucas Antwerpen.

Isolde Vanhee is docent aan LUCA School of Arts en kernredacteur van rekto:verso.

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.