Netwerkman neemt zijn hoed af voor ongerijmd volk met een hoek af

Onlangs zat ik weer luidgekeeld te lachen in het publiek van Morgen beter, een telenovella op Canvas waarin het maatschappelijk debat dagelijks wordt geparodieerd. Echt hilarisch, met vlakke personages maar professionele spelers die van geen ophouden weten. Ik moet steeds vast lachen tot ik echt niet meer kan. Toen ik hier vriendelijk over werd aangesproken door de regisseur zelf, iets wat al die jaren in De zevende dag zelfs niet één keer is gebeurd, scheen mij dat dan ook een mooie aangelegenheid toe om hem eindelijk eens al mijn meningen te geven en bij een fris pintje bier ook spontaan te solliciteren tot een kot in de nacht.

Sinds rekto:verso mij in het kader van participatorische spanningen een podium heeft gegeven in ruil voor grootse beschouwingen over kunst heb ik die smaak immers goed te pakken. Groots was dan ook mijn verbouwerering toen de regisseur - die intussen echt een enorm dikke vriend was geworden - er mij bij het aandringen op nog één laatste pintje op wees dat iedereen intussen al lang was vertrokken. Zozeer was ik in mijn beslag genomen geweest. Maar een ongeluk blijft nooit alleen, zoals het spreekwoord zegt. Iedereen was weg, behalve toevallig mijn twee favoriete spelers, Rik Torfs en Jean-Marie Dedecker. De eerste speelt een professor die nooit geen les meer moet komen geven maar overal waar hij gevraagd wordt wel nog de gedachtegang in zijn hersenpan komt ventileren. De tweede is een senator die ook in het echt van senator speelt, hoewel echt niemand dat zou geloven - wat alleen maar bewijst hoe goed de man met zichzelf kan spelen.

Meestal speelt Dedecker in Morgen beter het grote ei dat in de lege pan van Torfs enorm bruin wordt gebakken, echt knap naar mijn smaak om het zo plastisch uit te drukken. Nu leunden zij echter half zittend half staand op de toog met glazen ogen van het nagenieten, luid sprekend en lam gesticulerend over een klein blad dat Torfs in zijn hand hield, zodat ik schoon mijn kans ging om hen met een babbeltje te slaan. Ik acht beide heren namelijk hoog omdat zij ondanks het succes toch laag bij de gronds zoals u en mij zijn gebleven én omdat zij zo veelzijdig zijn, ook van dichtbij. Bovendien hebben zij mij ook moed toegesproken met de publicatie van hun boeken — want als schrijver is het niet makkelijk om vandaag nog een boek te publiceren, zonder toe te geven aan de druk van buitenaf om niet dik te zijn: vraag dat maar aan mijn jarenlange persoonlijke ervaring. Vooral met Rik Torfs — die live in het echt schouwlijk sterk op mijn buurvrouw trekt: 'het is zij gescheten', zoals men dat hier met de volksmond zegt — wou ik gaarnig eens van man op man spreken, met het oog op mijn te verschijnen essayboek Ik ben van mening. Beschouwingen bij reflecties over de popularisering van de cultuur als probleem, waarin ik een aantal denkers van nu in een zeer eenvoudige taal vraag om met mij even contact op te nemen. Sinds zijn vorige boek Voor het zinken de kerk uit (2004) weet ik immers dat zijn speelse en toch ook vlotte stijl van ernstig schrijven nauw aansluit op de mijne, zoals ontwikkeld in mijn eerste verzameling columns Meer is mogelijk. Alle contact is moeilijk, die ook nog niet is gepubliceerd, maar Torfs kent misschien uitgevers.

Vele koetjes maken een kalf. Ik besloot mezelf bij de horen te pakken en stelde me al voor als De Patser Ervé, een man met een missie, criticus van de cultuur, columnist en dichter, een man die niet zo zeker staat in het leven maar die zich wel enorm goed kan voelen in ruime middens, te goed zelfs als de gelegenheid de dief schept. 'Ah, de man', zegt Torfs en hij vliegt op, 'hoe kan de man zijn nieuwe, wat mindere status verzilveren? That's the question, Ervé, baby! En het is misschien wel een beetje raar, maar wat ik hier zo goed kom te zeggen doet mij denken aan iets dat ik eens heb gelezen en dat ik in de palm van mijn hand heb geschreven: "De man moet gewoon zijn natuurlijke onhandigheid om met de grote vragen van het leven om te gaan extra in de verf zetten. Mogelijk slaagt hij er op die manier in om geklungel en stunteligheid, zo al niet tot kunst te verheffen dan toch als een verdienstelijk ambacht te presenteren. Als hij daarenboven zijn eigen zieligheid met iets wat vrouwen vaak humor noemen, op het gepaste ogenblik ten tonele voert, bestaat de kans dat zij hem aaibaar en zelfs lief gaan vinden."' Dus als ik het begrijp, wil ik vragen, is de verzilverde man iemand als u, meneer Torfs? Maar hij is er de man niet naar om mij te laten spreken. '"Want ook machtige vrouwen hebben een lichaam, koesteren dromen en meer van dat fraais."'

En op dat moment veert Dedecker recht: 'Prachtig, Rik vent, volgens het boekje. Hoe doet gij dat toch, zoveel citeren? Elke zin van u is precies een citaat. En dat werkt zegt ge bij de vrouwen? Awel, recht in uw raap: ik ben er jaloers van. Ge zijt nen dweper, maar nen groten dweper.' 'Een dweperke,' zegt Torfs, 'want dat kwam eigenlijk uit mijn laatste klassieker Lof der lankmoedigheid, te koop in de Fnac voor 17,50€, spits, onderhoudend en goed geschreven. Maar ge gaat u moeten haasten, want ik ben enorm populair en ik heb mijn eigen exemplaren in De slimste mens uitgedeeld, als geheimtip. Ge moet het echt lezen. Ik ontpop mij er als iemand die ook kan badineren als het moet, kwestie van ook eens een andere hoek van mij te belichten. Want als ik mezelf nog eens mag feliciteren, hebt ge ze Jean-Marie, feli-"citeren": bestaat de tragiek van de schoenmaker er juist niet in dat hij altijd bij zijn leest is gebleven? Juist daarom: ik zou mij meer als filosoof willen profileren, verwarrend als het leven. Want zelfs Torfs Rik is meer dan een komiek. Dixit Van Looy E., of Danneels G., ik wil er van af zijn.'

En ineens kijkt dweperke mij aan alsof hij mij eigenlijk was vergeten. 'Kunt ge een geheim bewaren?', zegt hij en hij komt met zijn voorhoofd schuin vooruit en hij smekt een beetje. 'Ik zal u een tip geven van mijn sluier. Als ge in het publiek moet spreken moet ge altijd doen alsof ge iemand citeert, of alsof ge zelf geciteerd zoudt kunnen worden. Dat werkt altijd. Ge klinkt geleerd maar ge kunt tegelijk ook afstand van die geleerdheid nemen. Ge zijt slim en sympathiek tegelijk. En ge kunt u in woordkeus of gedachtegang eigenlijk alles permitteren, want door de automatisch gedragen klank van uw fraseren kunt ge al wat ge zegt indien nodig ook direct relativeren. Wijsheid is als wind, maar ge moet snel kunnen draaien om hem altijd in uw voordeel te doen waaien.' 'Machtig, Rik. Ik ga dat zeker proberen', schettert Dedecker.

'Wacht, Jean-Marie, ik zal nog een voorbeeldje geven. Iets over poëzie, dat zal Ervé hier ook interesseren. Minuut, ik moet mij innerlijk concentreren. Ja, ik heb het: "Iedereen is een artiest. Gelukkig hebben we voor al deze scheppende geesten de schilderkunst en de poëzie. Ze nemen relatief weinig plaats in. Voor schilderijen geldt dit vooral als ze niet worden opgehangen, een straf die hun maker niet verdient, maar wanneer ze netjes achter elkaar tegen een mansardemuur worden geplaatst, het beschilderde gedeelte uiteraard naar binnen gekeerd, geheel zoals de christelijke barmhartigheid ons voorschrijft. Ook poëzie valt aan te bevelen voor wie op zoek is naar een waarlijk democratische kunstvorm. Poëzie slaagt er soms in bestaande machtsverhoudingen te wijzigen en tirannen op de vlucht te jagen. Soms, want er zijn ook gedichten die de maatschappelijke orde volledig ongemoeid laten, daar moeten we nuchter in blijven. Hun auteurs slagen er af en toe in ze gepubliceerd te krijgen, bijvoorbeeld in een verzamelbundel, nu eens tegen betaling, dan weer mits een aantal exemplaren door de schrijver zelf wordt aangekocht."' 'Tragisch', zegt Dedecker, 'allemaal uit het leven gegrepen?' 'Zwijg Jean-Marie, en onderbreek mij niet', sist dweperke tussen zijn tanden, 'want al heet ge Hugo Claus, niets is ooit goed voor de kunstpaus. Nee, dat is mijn tekst voor De slimste mens. Kijk, nu ben ik mijn draad kwijt, terwijl het beste nog moest komen, Lof der lankmoedigheid, p. 90. Wacht, ik weet het weer', zegt dweperke en hij begint al te monkelen: '"het belangrijkste kenmerk van gedichten is dat ze doorgaans weliswaar geschreven, doch niet gelezen worden. Dat valt toe te juichen. Op die manier verliest niemand het recht om een kunstenaar te zijn en vindt er tegelijk geen aanslag plaats op de goede smaak."'

'Ziet ge nu, Jean-Marie, hoe gemakkelijk dat is?', lacht dweperke en hij springt haast uit zijn vel van trots. 'Ge begint met een straffe stelling ("iedereen is artiest"), een boutade van uzelf of iemand anders. Daarna spreekt ge met grote woorden over "scheppende geesten", poëzie als "democratische kunstvorm" of "het verjagen van tirannen", maar ge weet van Marc Reynebeau dat de Vlaamse dichter een man van 51 jaar is, dus ge moet die zaken allemaal wat relativeren door bijvoorbeeld te lachen met wie niet in staat is om te exposeren of te publiceren. Ge kunt zelfs zeggen dat schilderijen niet laten zien christelijk en gedichten niet lezen toe te juichen is, dan hebt ge direct de vromen en de vrolijken op uw hand, de gelovigen en de ongelovigen, broederlijk verenigd in de bevestiging dat schilderijen of gedichten niet de moeite waard zijn, ha! Dat blijft toch een van mijn favoriete truken. Het komt erop neer dat ge uzelf of datgene waarmee ge sympathiseert zelf al belachelijk maakt, zodat niemand anders dat nog kan doen, om vervolgens juist dat belachelijke het enige van werkelijke waarde te noemen!' 'Allez zeg,' gaapt Dedecker, 'zo doet gij dat. In feite is het dus allemaal pure retoriek.' 'Niets retoriek', stampt dweperke en zijn stem vliegt op: 'de retoriek is hier de vertaling van doorleefde ironie; lees maar na in Lof der lankmoedigheid, zeer dringend te kopen in de Fnac voor 17,50€, spits, onderhoudend en goed geschreven. Wat zeg ik: in al zijn proza is het eigenlijk poëzie, want poëzie staat vaak tussen de regels te lezen van het proza waarin wij leven en sterven. En ik zou eraan toevoegen: godzijdank of gelukkig maar, om ook onze ongelovige geloofsbroeders niet al te hard te schofferen. Ha', zegt dweperke, 'en nu begint Kathleen Cools normaal altijd al te lachen. Maar om tot de ernst terug te keren, want ge moogt nooit laten zien dat ge weet dat ge grappig zijt, dat zijn toch zaken die ik wat mis in uw gedicht hier', en hij legt het blad op tafel dat hij tot nu in zijn hand heeft gehouden en dat intussen verkreukeld en bespekeld is: 'beleefde ironie, goede luim, het lastige spel met de nuance, enfin: alles wat ik poëzie noem.'

'Ja, ik weet het, Rik, ik weet het', zegt Dedecker. Maar ik kom uit de lucht gevallen en sta op de grond genageld: 'Jean-Marie Dedecker, een gedicht?!' 'Jaja', zegt dweperke, 'Nooitgedacht, zeker? En als ik zo vrijpostig mag zijn om u een gouden raad te geven, Ervé: onderschat nooit uw medemens. Wat Jean-Marie hier schrijft, is beter dan de haiku's van Herman van Rompuy, de verzen van Eyskens of andere parlementariërs in de poëzie. Het steekt hem alleen dat Jozef Deleu het heeft geweigerd voor de nieuwe afdeling van zijn poëtisch tijdschrift Het liegend konijn en het nauw aansluitend evenement: Poëten in het parlement.' 'Ik stap ermee naar Het laatste nieuws', briest Dedecker door zijn baard die nachtelijk staat te groeien. 'Want waarom ben ik in de politiek gegaan? Een nieuwe uitdaging, een maatschappelijk engagement, een vorm van zelfbevestiging. En voor de poëzie is dat juist hetzelfde. Om een of andere reden slaag ik erin om altijd machtige instanties voor het hoofd te stoten. Dat overvalt mij dagelijks. Maar ik laat mij daardoor niet afschrikken. Ik verkies het aanklagen van mensenhandel boven een avondje zat worden in de loges. Geluk is dronken kunnen worden van een glas water.'

'Knap, Jean-Marie', zegt dweperke, 'Ziet ge wel dat gij dat ook kunt: uzelf citeren. Het is een kwestie van oefening, vent, en disciplinering. Allez, doe nog eens dat over het koningshuis?' 'Minuut,' zegt Dedecker, 'ik moet mij innerlijk centreren. Ja, ik heb het: "Ik heb niets tegen die folklore. Maar als die mensen na 170 jaar nog geen Nederlands spreken, dan stoort mij dat enorm."' 'Haha, fantastisch, die moet ge vaak uitspelen, mensen van 170 jaar, waar blijft ge ze vinden. En zie, Jean-Marie, uw uitspraken zijn zeer humoristisch, maar uw gedicht is dat alleen maar indirect. Uw titel alleen al: "Oproep". Ge zijt precies een noodnummer', lacht dweperke. 'Dat is waar,' zegt Dedecker, 'mijn uitspraken zijn beter. Ik ben een aanhanger van het Dedeckerisme. Een partij die mij binnenhaalt weet dat. Zie, dat was er nog ééntje. Ge kunt ze nalezen op mijn website, www.jmdedecker.com, onder de titel "uitspraken" die ik zelf extreem de moeite vond. Het is alleen alsof ik het verleerd ben sinds ik mij in mijn eigen partij heb binnengehaald. Die slotzin van mijn nieuwste beginselverklaring, "hoe meer Vlamingen hun stem uitbrengen op Lijst Dedecker, hoe sneller Vlaanderen zijn schoonheid herwint": dat klinkt te serieus voor mij, ik weet het, mijn kiezers gaan mij daar op afrekenen. Maar ja, de poëzie dwingt mij te kruipen waar ze niet gaan kan. Ik geraak er al mijn zelfvertrouwen door kwijt. En daarom, Rik: zoudt ge toch niet willen intreden?'

'God, dan gaat ge toch eerst iets aan uw naam moeten doen? De meeste mannen hebben geen zelfvertrouwen, maar zijn wel ijdel. IJdelheid wijst op een gebrek aan zelfvertrouwen. Zie Torfs 2006, p. 18 bovenaan,' antwoordt dweperke. 'En daarbij,' zegt hij, 'kunt ge mij betalen? Weet gij hoeveel iemand als Slangen verdient?' 'In de eerste fase zou het vrijwillig zijn', zegt Dedecker. 'Jezus, Dedecker, vrijwillig of wat? Met wie spreek ik alstublieft?' ratelt dweperke. 'Mijn oproep is gericht aan alle Vlaamse kiezers / die een ander beleid willen in Vlaanderen. Tal van mensen, uit alle lagen van de bevolking / hebben mij laten weten dat daarvoor een nieuwe partij nodig is.' 'Oh neen, gaat ge weer uw gedicht reciteren, Jean-Marie? Weet gij hoe belachelijk dat klinkt om in enjambementen te spreken? En die vermengeling van overdrijving en leugen. Doe toch eens normaal!' Maar Dedecker is niet te onderbreken, bijna in trance: 'Die partij moet anders zijn dan de andere partijen / in die partij moeten de mensen zich écht kunnen herkennen / in die partij moet de stem van het volk écht kunnen weerklinken. / Alleen op die manier kunnen nieuwe impulsen gegeven worden aan de politiek / alleen op die manier kan het gezond verstand zegevieren / alleen op die manier kan het beleid gedwongen worden / een nieuwe richting in te slaan.'

'Ge beseft dat toch ge met uw anaforen terug de marsrichting uitgaat van de koude kermis waar nogal wat dichters van zestig jaar geleden kaal van zijn teruggekeerd? Aan het begin van uw eerste drie verzen "(in) die partij moet", aan het begin van de volgende drie "alleen op die manier kunnen of kan", en dan ook die nadrukkelijke "echt" die een paar keer terugkeert: naar mijn smaak is het nog wat te drammerig. Zeker in combinatie met dat "gedwongen worden" van het beleid en die plechtigstatige woorden, "weerklinken" en "zegevieren", is het precies alsof "de stem van het volk" die door U spreekt zich toch vooral tot een zelfverklaarde elite richt van ordinaire commandeurs. Maar ik kan mij missen natuurlijk.' 'Iedereen is welkom bij onze nieuwe volkspartij / van jong tot oud, van arbeider tot ondernemer', dreunt Dedecker. 'Welja dat geloof ik,' zegt dweperke, 'maar in welk onderzoek naar het Vaticaan heb ik dat nog gelezen?' 'Ach, Rik', zegt Dedecker, weer tot zichzelf gekomen: 'Sommigen proberen mij in een bepaalde hoek te drummen. / Ik laat mij echter niet in een hoek drummen / noch in de linkse noch in de rechtse hoek. / Voor mij telt elke hoek. Voor mij telt ook elke stem. / Het maakt voor mij niet uit naar wie uw stem in het verleden is gegaan. / En als u voor het eerst gaat stemmen / zal ik maken dat uw stem dubbel en dik meetelt.' 'Dat is zeker de beste strofe', zegt dweperke, 'de reuk van fraude die de slotzin suggereert, prikkelt de verbeelding van de lezer omdat het allemaal zo geloofwaardig klinkt. Het zijn uw woorden: drummen, linkse hoek, rechtse hoek. En dat éne vers, "Voor mij telt elke hoek", is nu al onvergetelijk.'

'Merci, Rik. Ik voel mij al beter. Want ik heb het gedicht verder opgevuld ook op mijn nieuwe website gepost, www.lijstdedecker.com/oproep.aspx, en ik zou niet graag hebben dat het volk ermee kan lachen. Maar ge hebt gelijk. Dat stuk over mijn hoeken is het allerbeste. Ik herken er mijzelf helemaal in. Zegt het u ook zoveel, meneer Ervé?' Maar door zo over die hoeken te spreken en omdat ze mij allebei tegelijk aankijken, ben ik ineens als verlamde gefixeerd op de frontvorming die afbrokkelt boven hun ogen. 'Voor mij telt elke hoek', dreunt de stem in mijn hoofd. En van de weeromstoot vergis ik mij van onderen tot boven: 'Het is om te vragen of u zeker een uitgever kent voor mijn eerste dichtbundel, Dupe van de doping', terwijl die echt nog volledig onaf is. En dat beken ik dan ook, met koud zweet in mijn handen: 'Als ge het niet erg vindt dat hij nog onvolmaakt is, tenminste.' 'Het onvolmaakte van de éne heeft als voordeel dat het de andere de illusie laat van beter te zijn', sust dweperke herderlijk, 'dus ja, ik wil graag uw verzen eens lezen.' 'Niets van,' zegt Dedecker, 'met vriendjespolitiek houden wij ons niet bezig, zeker niet als het over poëzie gaat. Morgen beter.' En terwijl ze mij als een eenzaat achterlaten op mijn alleentje, hoor ik het hem schaapachtig zelf nog proberen: 'Maar Rik, als ik over mijn eigen partij nu eens altijd als over een kindje zou spreken: zou dat geen schoon en poëtisch beeld geven waar de mensen zeker mee zullen weg zijn?'

De transcriptie van bovenstaand gesprek rust net als elke gelijkenis geheel en al bij dhr. Ervé De Patser. Contacteren kan echt altijd: netwerkman@hotmail.com.

Rik Torfs, Lof der lankmoedigheid, Leuven: Peeters-Van Halewyck, ISBN: 9056177478

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.