Mons 2015: Je suis participante. Et toi?

Met 350 activiteiten, heel wat nieuwe infrastructuur en een stevige dosis enthousiasme zet Mons zichzelf dit jaar op de kaart als culturele hoofdstad van Europa. In een streek waar werkloosheid de kaap van 20% rondt, tekenen de noden van de kwetsbaarste Montois zich echter scherp af tegen die van de toeristen en investeerders die Mons dit jaar hoopt aan te trekken. Kan de stad van Elio deze kloof overbruggen, of blijft het een onmogelijke spagaat?

67_hoet_sans toit.jpgVlak voor het startschot van het culturele jaar parodieerden enkele Montois de fleurige campagne waarmee Mons 2015 naar het grote publiek lonkt. Het aanstekelijke origineel En 2015, je suis Montois. Et toi? werd in de persiflage En 2015, je suis sans toit. Et toi?. De begeleidende rauwe portretten van daklozen staan haaks op de grappige campagnefoto’s van Mons 2015. De jonge Montoise Romane Ben Naji nam het initiatief voor de harde fotoreeks. Zij trekt zich al langer de belangen van dakloze stadsgenoten aan en verklaarde aan de plaatselijke pers dat Mons 2015 de kwetsbaarste inwoners van de stad links laat liggen. Lokale politicus John Joos (CDH) viel haar bij en klaagde in één beweging het elitaire karakter van het programma aan. Hij stipuleerde dat er bij de selectie voor het programma heel wat lokale kunstenaars over het hoofd werden gezien, terwijl die nochtans erg interessante dingen te vertellen hebben. Daarmee is meteen duidelijk welke fricties er ontstaan wanneer een cultureel miljoenenproject neerstrijkt in het verarmde postindustriële stadje dat Mons is.

Wars van bling bling?

Nochtans heeft Mons 2015 kosten noch moeite gespaard om de lokale bevolking te betrekken. Participatie loopt als een rode draad door het programma. Binnen het project Le Grand Huit werden de bewoners en verenigingen van Groot-Mons bijvoorbeeld uitgedaagd om in samenwerking met een artistieke ploeg hun eigen kunst te creëren en er vervolgens tijdens verschillende festivalweken mee naar buiten te komen. Mon(s) Idéal is dan weer gericht op jongeren die via slam-stages, workshops rond politieke slogans en filmdebatten hun stedelijke idealen vorm mogen geven. In oktober zullen 700 amateurs muziek van Orlandus Lassus zingen op de trappen van de Sint-Waltrudiskerk. Ook artistieke ingrepen in de publieke ruimte – denk maar aan de tien kilometer lange versregel La phrasemoeten de bewoners dagelijks betrekken. Via huiskamerlezingen en performances komt Mons 2015 zelfs bij de Montois thuis over de vloer. En dat is nog maar een bescheiden greep uit het aanbod.

De Fransman Emmanuel Vinchon coördineert de participatieprojecten en is duidelijk trots op het resultaat. ‘Het was een werk van lange adem. We hebben op twee jaar tijd minstens 2000 ontmoetingen gehad met individuele Montois, lokale verengingen en handelaars om hen te overtuigen om mee in de boot te stappen. We richtten ons daarbij vooral op al die mensen die niét te vinden waren voor Mons 2015’, vertelt hij. ‘Natuurlijk kan je nooit iedereen overtuigen, maar het is mooi om te zien hoeveel Montois toch overstag zijn gegaan en nu opnieuw trots zijn op hun stad en hun identiteit.’

‘We kunnen de stad veranderen, maar niet de levens van haar inwoners.’

Grote baas Yves Vasseur toont zich eveneens bewust van de frictie tussen het culturele prestigeproject Mons 2015 en de belangen van de achtergestelde bevolking. ‘Als je zoon geen werk vindt en het binnenregent in de school van je dochter, wat heb je dan aan Mons 2015?’, merkt hij op. ‘We hebben daarom volop ingezet op burgerschap.’ Al wil hij geen valse beloftes maken. ‘We kunnen de stad veranderen, maar niet de levens van haar inwoners.’ Vasseur wijst erop dat Europa steeds vaker de titel van culturele hoofdstad verleent aan kleine steden die via het project de gemeenschap willen versterken en de sociale cohesie vergroten. ‘Grote steden hebben dit soort impulsen en bling bling nu eenmaal minder nodig.’

City branding

Daarmee vertolkt Vasseur impliciet de instrumentele kijk op kunst en cultuur die ingebakken zit in het principe van de culturele hoofdsteden van Europa. Het project werd in 1985 ontwikkeld om een cultureel tegenwicht te bieden aan een Europa dat louter op economische leest geschoeid is. Doel is om de Europese identiteit en integratie te bevorderen. Maar al van in de kiem was er sprake van een tweespalt tussen de wens om een gemeenschap te creëren, en de wens om financieel en economisch gewin te genereren. Uit de vele projectteksten die sinds de jaren tachtig werden ingediend, komt unisono de wil naar voor om steden een nieuw elan te geven door toeristen en investeerders aan te trekken. Jobcreatie is daarbij het codewoord, naast hippe termen als city branding, urban revitalization en creative industry. ‘Being a European Capital of Culture is seen to offer invaluable marketing opportunities to improve the city and its image’, schrijven de Kopenhaagse onderzoekers Can-Seng Ooi, Lars Hakenson en Laura LaCava in 2014. Zeker voor kleine, armere steden zoals Mons wordt de benoeming tot culturele hoofdstad gezien als een kans om het imago op te poetsen en een nieuwe aantrekkingspool te worden voor mensen die geld veil hebben.

67_hoet_Le Grand 8 Voyages Mystérieux © Chambre Claire.jpgTrouw aan de traditie van de culturele hoofdsteden, gelooft ook Vasseur dat er even sterk ingezet kan worden op sociale cohesie, als op directe economische belangen. Beide zouden hand in hand gaan. Binnen die logica heet het dat de vele toeristen goed zijn voor de middenstand en dat investeerders jobs creëren die ook de onderste lagen van de bevolking ten goede komen. Helaas blijkt de realiteit vaak een pak minder rooskleurig. ‘The medium-term economic gains of the initiative have, at best, been a distraction from, and at worst a contributing factor to, the city’s acute social problems’, vatten Stuart Wilks-Heeg en Peter North het in 2004 al samen in een artikel over Liverpool 2008. De geschiedenis van de Europese culturele hoofdsteden wijst immers uit dat in eerste instantie vooral de gegoede bevolking en in tweede instantie de middenklasse profiteren. Arme stedelingen blijven daarentegen vaker wel dan niet met lege handen achter. Perverse effecten zoals gestegen prijzen op de huizenmarkt verdrijven de lage inkomens naar de marge van de stad. En hoewel het culturele jaar inderdaad nieuwe jobs met zich meebrengt, komen de mensen zonder diploma doorgaans terecht in een slecht betaalde baan die verdwijnt van zodra het feestjaar achter de rug is.

Culturele evenementen en restauraties van gebouwen staan vaak in de eerste plaats ten dienste van de toerist, en pas in latere instantie van de stadsbewoner.

Dit fenomeen is overigens niet voorbehouden aan de culturele hoofdsteden van Europa. Het past binnen het actuele tijdsgewricht waarin steden steeds vaker het voorwerp worden van wat we als ‘toeristisering’ zouden kunnen bestempelen. Daarbij staan restauraties van gebouwen, culturele evenementen en zelfs het opwaarderen van hele stadsdelen in de eerste plaats ten dienste van de toerist, en pas in latere instantie van de stadsbewoner. De armere bevolking moet daarbij doorgaans letterlijk de wijk nemen naar elders. Een recent Belgisch voorbeeld is het Antwerpse eilandje, en ook in Brussel klinkt er kritiek op de nieuwe voetgangerszone die hoofdzakelijk een commerciële invulling dreigt te krijgen. ‘In plaats van de stad aan zijn inwoners te schenken, geeft het gemeentebestuur onze publieke ruimte aan consumptiegerichte initiatieven en concerns’, klinkt het misnoegd op de sociale media. Soms is de spanning tussen vermarkting en bewoning zelfs zo sterk dat ook de meer gegoede bevolking zich verjaagd voelt van haar straten en pleinen. In de Groene Amsterdammer van juli jongstleden gaat Floor Milikowski uitvoerig in op het feit dat Amsterdam zodanig kreunt onder het toerisme dat de eigenlijke bewoner zich geobjectiveerd weet als deel van een toeristische attractie. Tekenend is onder meer dat het oerhollandse winkelparadijs De Bijenkorf onlangs besloot om ter waarde van 70 miljoen euro (nota bene het volledige budget voor Mons 2015) de winkel opnieuw in te richten op maat van de vele rijke Chinezen en Russen die er massaal luxeproducten komen inslaan. Alleen betreurt de gemiddelde Amsterdammer dat hij zich daardoor niet langer herkent in het aanbod waarmee hij zich zo lang identificeerde.

Wiens culturele hoofdstad?

De recente heisa rond het culturele kustfestival Beaufort 2015 volgt een gelijkaardig patroon. De kustgemeentes betalen jaarlijks een fiks bedrag om deel te nemen. Voor hen is Beaufort ‘een unieke mix van kunst en citymarketing, cultuur en entertainment, tram- of fietstocht en horecaconsumptie’, zegt H ART-hoofdredacteur Marc Ruyters in de krant De Morgen. Nu de insteek echter veranderd is en er – onder meer omwille van besparingen – niet langer met grote, aantrekkelijke installaties wordt gewerkt, zijn de kustburgemeesters misnoegd. Ze willen return on investment in de vorm van consumerende dagjestoeristen. De kunstenaars zelf zijn daarbij ‘in geen enkel medium aan het woord gekomen’, stipt Ruyters aan.

67_hoet_mons street review © Creation Xtnt : Bram Goots.jpgTegen de achtergrond van dit soort projecten spelen zich de zogenaamde ‘culture wars’ af die Don Mitchell behandelde in zijn boek Cultural Geography. Mitchell beschrijft hoe cultuur het product is van sociale, politieke en economische machtsstructuren. Culturele ingrepen en evenementen komen met andere woorden tot stand binnen een ‘culture war’ waarbij verschillende ‘stakeholders’ met uiteenlopende belangen proberen voor zichzelf zoveel mogelijk het onderste uit de kan te halen. Daarbij weegt niet elke stem even zwaar door. En dat geldt zeker bij dure prestigeprojecten als de culturele hoofdsteden. ‘Whose culture?’, vragen Wilks-Heeg en Jones zich dan ook af. De uitkomst van een culture war bepaalt namelijk welk soort kunst er centraal staat, welke doelstellingen er gehaald moeten worden, maar evenzeer wat voor stad men wilt en wie daar woont, werkt of ze bezoekt.

En hoe oprecht men daarbij ook mag proberen om zoveel mogelijk groepen eerlijk te bedienen, ‘benefits are never distributed equally, and they are rarely seen to be distributed fairly’, bevestigen de Noorse onderzoeker Rune Dahl Fitjar en zijn collega’s in hun artikel European Capitals of Culture: elitism or inclusion? De bezwaren van armoede-activiste Romane Ben Naji en van lokale CDH-politicus John Joos, komen met andere woorden niet uit de lucht gevallen. Net zomin mag Vasseurs opmerking verbazen dat het – wat betreft de niet-overtuigde delen van de lokale bevolking – bij uitstek de horeca-uitbaters zijn die hun initiële kritiek op de culturele hoofdstad hebben laten varen. Op iets meer dan zes maanden tijd wist het feestjaar één miljoen mensen naar Mons te lokken. De lokale middenstand draait er wellicht de beste omzet in jaren.

Leefbare stad

Spreek je met coördinatoren en medewerkers van Mons 2015, dan geven zij stuk voor stuk blijk van een oprecht engagement.

Al wil dat natuurlijk niet zeggen dat de trekkers van dit project geldbeluste, kwade geniën zijn die de arme bevolking koste wat het kost naar een sjofele buitenwijk willen doen verhuizen. Spreek je met coördinatoren en medewerkers van Mons 2015, dan geven zij stuk voor stuk blijk van een oprecht engagement. Zeker de Montois onder hen zijn vol van de nieuwe infrastructuur, de vele inspirerende projecten en de positieve aandacht voor hun stad. Net zoals niemand zal ontkennen dat het Antwerpse eilandje er mooi bijligt en dat het fijn is dat er in Brussel eindelijk een voetgangerszone bij is gekomen, moet zelfs de meest kritische bezoeker van Mons toegeven dat het aangenaam toeven is in de nieuwe culturele tempels en de middeleeuwse straatjes die de Waalse stad rijk is.

Naast de voor de hand liggende megatentoonstellingen en wereldpremières tijdens Mons 2015, zijn heel wat kleinere exposities en projecten bovendien het bezoeken waard. Het is moeilijk om niet met een mengeling van fascinatie en vertedering te kijken naar Mons Street reView. Met een vette knipoog naar het data-center dat Google nabij Mons uitbaat, gebruikte het Franse collectief X/tnt de technologie van Google Street View om een eigen surrealistisch alternatief in het leven te roepen. Gespreid over verschillende opnamedagen, filmden ze vanuit het karretje ‘Ladybug’ geënsceneerde taferelen waarin de bewoners van Mons een hoofdrol spelen. Wie een smartphone heeft, kan het parcours van tien kilometer volgen en zich gniffelend verbazen over de ingrepen die het collectief samen met de Montois in hun straten bekokstoofden.

Ook Le Jardin Suspendu kan bekoren. Hoewel het project met zijn moestuintje en bijenhotel deels de mosterd haalt bij de eerder apolitieke transitiehype, is het onmiskenbaar een gastvrije plek waar jongeren ongestoord hun ding kunnen doen. In het weekend komen daarnaast heel wat Montois naar dit verborgen plekje om er zelf hun brood te bakken en te genieten van de ongedwongen sfeer.

Goede bedoelingen alom

Voorts zal het Musée du Doudou de klassieke liefhebber van hedendaagse kunst weliswaar wat minder bevallen, de combinatie van de interactieve aanpak en het levendig houden van het erfgoed, is duidelijk een hit. Centraal in dit museum staat de Doudou, de jaarlijkse traditionele drakenstoet voor en door Montois, die telkens duizenden mensen de straat op weet te krijgen. Hoewel ik er zelf op mijn honger blijf wat betreft de sociale en politieke context van het fenomeen, zie ik rondom mij jong en oud enthousiast computerbeelden activeren, fragmenten beluisteren en filmpjes bekijken. Het meest indrukwekkend zijn wellicht de filmzaaltjes waar meer dan levensgrote beelden geprojecteerd worden van de joelende massa Montois die het haar van de drakenstaart probeert uit te trekken of achter de gouden koets door de straten rent. Dit volksfeest is de natte droom van elke kunstenaar die de lokale bevolking wil betrekken. Helemaal participatief wordt het wanneer een bezoeker met het syndroom van Down voor mijn ogen mee begint te juichen en te springen met de mannen op het scherm.  Als zijn begeleidster hem aanmaant stil te zijn, blijft hij met de lippen stevig op elkaar even enthousiast verder springen, beide vuisten stevig in de lucht.

67_vankalmthout_rondo.jpg

Het bulkt kortom van de goede bedoelingen bij Mons 2015, en niemand zal ontkennen dat er tijdens dit feestjaar resultaten worden geboekt op vlak van participatie. De grote vraag is echter wat er van al die positiviteit zal overblijven als 2015 voorbij is. Wanneer je aan de verschillende coördinatoren voorlegt hoe het hun projecten op de lange termijn zal vergaan, zie je hun gezichten vaker wel dan niet betrekken. De nieuwe en gerestaureerde gebouwen blijven natuurlijk overeind, maar de competitie tussen economische motieven enerzijds, en de wens sociale cohesie te creëren anderzijds, mondt doorgaans enkel op het eerste vlak uit in succes op de middellange termijn. En dan nog is de vraag wie baat heeft bij dat financiële gewin. Net als bij Beaufort zal de gemiddelde plaatselijke politicus van een geslaagd cultureel jaar spreken wanneer blijkt dat Mons zich blijvend in de markt heeft gezet als toeristische trekpleister. Maar hordes toeristen staan niet gelijk aan een leefbare stad voor zoveel mogelijk inwoners.

Rouwrandjes

Soms wordt de goednieuwsshow die Mons 2015 verkoopt op elke straathoek wat vermoeiend.

Soms wordt de goednieuwsshow die Mons 2015 verkoopt op elke straathoek, op elke flyer en in elk programmaboekje, wat vermoeiend. Typisch voor dergelijke shows is dat er angstvallig gezwegen wordt over alles wat niet in het fraaie plaatje past: gerateerde deadlines, lokaal protest, politieke inmenging en alles wat maar een beetje naar falen ruikt. Het zou nochtans verfrissend zijn mochten bezoekers hier en daar een glimp van eerlijkheid opvangen over de soms ongetwijfeld moeilijke achterkant van dit project en van Mons als stad. Het station is daarvan onbedoeld een haast ontroerend symbool geworden. Het nieuwe gebouw – van de Spaanse architect Santiago Calatrava, die ook Luik-Guillemins in een spectaculair nieuw jasje stopte – had één van de paradepaardjes van Mons 2015 moeten worden. Alleen komen de treinen er nog steeds toe in een gigantische werf, die ook nog eens veel duurder uitvalt dan aanvankelijk gepland. Hetzelfde geldt voor het ingestorte kunstwerk van Arne Quinze. Het is jammer dat elke vraag daarover ongemakkelijk ontweken wordt. De rafelrandjes zijn vaak het interessantste, zeker als ze een stad betreffen. Of een prestigeproject.

67_hoet_Francis Alys.jpgVandaar dat de installatie Steek de brug over voor je bij de rivier aankomt van Francis Alÿs in de zomertentoonstelling Atopolis een hoogtepunt vormt. Als geen ander bewijst Alÿs dat schoonheid ook kan regeren in het kwetsbare en in de mislukking. Én dat je participatief kan werken zonder te mikken op horeca-omzet. Hoewel de installatie dateert uit 2008, is ze brandend actueel. Bovendien vormt ze een subtiel commentaar op de ‘toeristisering’ van onze Europese steden. Centraal staat immers die andere reiziger die Europa niet wenst te omarmen: de vluchteling. In de grote witte ruimte staan tafels met krantenknipsels over de thematiek, met tekeningen en bootjes die gemaakt zijn van schoenen. Maar het meest beklijvend zijn de videobeelden die zo typerend zijn voor Alÿs’ oeuvre. Zo filmt hij kinderen aan elk uiteinde van de straat van Gibraltar. Spelend met bootjes lijken ze elkaar te naderen. De camerabewegingen en het geraas van de golven laat echter geen twijfel bestaan over de dreiging van dit water, waarin zovelen het leven lieten op weg naar een beter leven. Het feit dat de kinderen als elkaars spiegelbeeld fungeren, benadrukt dan weer hoe oneerlijk het is dat de plaats van je wieg bepalend is voor de rest van je leven.

Even mooi is het filmpje dat Alÿs opnam op de punten waar Cuba en The Florida Keys (in de VS) het dichtst bij elkaar liggen. Aan beide zijden engageerde hij in een vergeefs maar poëtisch gebaar lokale vissers om hun bootjes zee-inwaarts tegen elkaar te leggen, zodat er als het ware een brug ontstaat. Aan het slot leren we dat hij in Cuba honderd vissers wist te overtuigen om deel te nemen, terwijl in de VS maar dertig mensen bereid waren hun bootjes tegen elkaar te leggen. Even komt alles samen: grote kunst, politiek, participatie en een ontroerend mooi, openlijk falen.

 

Ciska Hoet is theaterwetenschapper en redactielid van DeWereldMorgen.be. Ze schreef dit artikel als onderdeel van een vierdaagse residentie van rekto:verso in Mons, 6-9 juli 2015 (met steun van Théâtre Le Manège Mons en Wallonië-Brussel Toerisme - info@belgie-toerisme.be)

Lees hier de rest van ons relaas over Mons 2015, Culturele Hoofdstad van Europa!

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.