Moeder, waarom zijn wij bang?

Hoe leggen we het aan de kinderen uit? In tijden van terreur en vluchtelingen is dat geen sinecure. Gelukkig zijn er cultuurproducten op kindermaat die hun mogelijke angsten helpen bemiddelen. Of maken zij het alleen maar erger? Met kinderpsychiater Delphine Jacobs trokken we naar Zootopia, de jongste Disney, en Wa Wilder Man, jeugdtheater van Compagnie Barbarie. Allebei verbeelden ze onze angstcultuur tegenover het vreemde.

‘Angst, verraad, bloeddorst: duizenden jaren geleden waren dat de krachten die onze wereld beheersten. Een wereld waarin prooien achterna gezeten werden door roofdieren, met een onbedwingbare lust om te verwonden en te verminken.’ De opening van Disney’s gelauwerde 3D-animatiefilm Zootopia knijpt bij jonge broekjes meteen de kringspier toe. Donker beeld, dreigende soundtrack, bloed dat als een fontein uit een konijnenlijfje spuit. Het blijkt al snel om een theaterstukje-in-de-film te gaan, maar de toon is gezet. Angst is ’s werelds ondertoon, ons historische erfdeel.

Net op dat fundament trekt Zootopia het droombeeld van menselijke beschaving op: een stad waar – zoals in Jesaja 11 – lammeren en wolven, leeuwen en bokken vreedzaam samenleven. De titel zegt het allemaal: Zootopia is de verlichte utopie van de multiculturele samenleving, een open dierentuin waarin iedereen zich vrij en blij mag bewegen. Wat mensen onderscheidt van dieren, typeert in deze fabel dieren als ideale mensen. Vol begrip voor elkaars kleine kantjes benaderen ze elkaar zoals ze gebekt zijn, van relmuis tot olifant, van wezel tot lynx. Iedereen dezelfde rechten, iedereen dezelfde kansen. En zo weet zelfs ons hoofdkonijntje, Judy Hopps, als eerste van haar soort een job bij de politie te versieren. Tussen masculiene kolossen komen haar schotel-ogen net boven de tafelrand uit. Judy is ready for take-off!

Zootopia 2.jpg

Alleen blijft zelfs deze idyllische dierenwereld des mensen: van kleine criminaliteit en grote vooroordelen verglijdt Zootopia algauw in barbarij, wanneer enkele roofdieren hervallen in hun natuurlijke staat en de stad injecteren met oude angsten. ‘We mogen dan wel ontwikkeld zijn, diep vanbinnen blijven we beesten’, orakelt Mr. Big, een kleine muis die vanuit zijn grote zetel alles wegheeft van Marlon Brando in The Godfather. Als ook Judy voor de tv-camera’s een verklaring vindt in het DNA van de roofdieren, komt dat haar duur te staan. Voor zoveel biologisch determinisme, op het randje van racisme, zal ze even later haar politiepenning weer inleveren. Ze had nog net niet het woord ‘baardapen’ in de mond genomen. Of hoe Disney met Zootopia voortdurend kansen biedt om met kinderen een dialoog aan te knopen over onze eigen angstcultuur. Wat vermag fictie tegen hun kleine en grote schrik?

Hitchcocks trukendoos

Er is de theorie en er is de praktijk. De theorie is dat cinema en theater spelvormen zijn die ons kunnen helpen om moeilijke gevoelens zoals angst te symboliseren en te kanaliseren, legt Delphine Jacobs uit. Als kinderpsychiater werkte ze in een internaat en had ze een eigen praktijk. Nu is ze aan de KU Leuven begonnen aan een doctoraat over ethische vraagstukken bij de diagnose autisme. ‘Films als Zootopia staan voor onze werkelijke ervaring, maar liggen er toch buiten. Zo kan je er afstand van nemen, waardoor je dingen beter kan plaatsen en misschien zelfs relativeren. Door ermee te lachen, bijvoorbeeld.’ Jacobs heeft bij Zootopia voortdurend zitten gniffelen, bekent ze. Maar wat ze vooral apprecieert aan de film, is zijn pientere spel met stereotypen, zeker qua gender. Dat is bij Disney ooit anders geweest. ‘Nu zie je dat het vader konijn is die huilt bij het afscheid op het perron, terwijl het er bij Judy eigenlijk niet toe doet of het een jongen of een meisje is. Daar zijn de makers heel slim mee omgegaan.’

Blijkbaar wordt angst noodzakelijk geacht om kinderen mee te slepen in een verhaal, maar je kan toch ook andere climaxen creëren?

De praktijk is dat Jacobs’ drie jonge zonen, naast ons weggedoken in de grote zetels van de Kinepolis in Leuven, achteraf enkel het verhaal van een heldhaftig konijntje onthouden hebben. Zootopia mag voor een familiepubliek nog zulke diepzinnige reflecties delen over superdiversiteit, de impact van jeugdtrauma’s op de latere ontwikkeling of zelfs de invloed van DNA op angst, de vraag blijft of kinderen onder de tien wel iets opsteken van die distantiërende functie van cinema. ‘Daarvoor ligt het ritme veel te hoog in veel kinderfilms’, aldus Jacobs. ‘Kinderen zien sommige films natuurlijk meerdere keren op dvd, en dan dringen de dubbele bodems meer en meer door, maar de opgegeven leeftijden blijven vaak te laag ingeschat.’

Dat valt vooral op aan de bedrand. ‘Verrassend vaak blijken onze kinderen bang door een film die ze hebben gezien, of worden ze ’s nachts wakker met nachtmerries. En dan hebben wij thuis nog geen tv!’ Ook Zootopia strooit royaal met creepy scènes, zoals wanneer Judy en haar kompaan en sluwe vos Nick Wilde ‘s nachts in een bos ternauwernood ontsnappen aan Mr. Manchas, een geïnfecteerde en schuimbekkende jaguar. Blijkbaar wordt een kinderfilm veeleer gedefinieerd door een toegankelijk verhaal met een happy end, dan door enige spaarzaamheid op Hitchcocks trukendoos. ‘Ik verschiet er telkens weer van hoe sterk zelfs Disneyfilms op angst spelen’, vindt ook Jacobs. ‘Onze zoon van zes kwam van de schrik echt op mijn schoot zitten. Blijkbaar wordt angst noodzakelijk geacht om kinderen mee te slepen in een verhaal, maar je kan toch ook andere climaxen creëren? Als volwassene zoek je die spanning soms  actief op, maar jonge kinderen worden er vaak door overrompeld.’

Overprikkeld reptielenbrein

Veel heeft te maken met hoe angst precies werkt, evolutionair gezien. De wetenschap situeert angst in het oudste deel van onze hersenen: het reptielenbrein. Het gaat om een heel primitief gevoel, met een oeroude signaalfunctie: angst wijst ons op mogelijk onraad. Zodra wij iets zien wat ons niet vertrouwd is, gebiedt angst ons om op onze qui-vive te zijn. ‘Daar hebben die duizenden jaren evolutie weinig aan veranderd’, constateert Jacobs. ‘Binnen in ons zit een ingebakken aversie tegenover alles wat we niet kennen, en omdat kinderen minder cognitieve bagage hebben, zijn ze dus ook sneller bang. Ook het onderscheid tussen fantasie en realiteit ontstaat pas bij oudere kleuters. Zo vond onze oudste zoon van negen Zootopia helemaal niet akelig. Hij is op de leeftijd gekomen dat hij weet dat die oorlog in Syrië zich niet hier afspeelt, maar op meer dan duizend kilometer van hier. Kleine kinderen weten dat niet.’

Stel je kinderen te vroeg bloot aan herhaalde prikkels die ze nog niet kunnen verwerken, dan kan dat leiden tot een inprinting van bepaalde patronen

Dat geeft cultuurmakers een grote verantwoordelijkheid, maar laat onze mediacultuur die ook toe? Jacobs ziet een tendens tot overprikkeling van steeds jongere leeftijden, die niet alleen gewenning doet optreden bij kinderen, maar hen ook later als volwassene meer en meer kicks moet bieden om het leven spannend te houden. ‘Stel je kinderen te vroeg bloot aan herhaalde prikkels die ze nog niet kunnen verwerken, dan kan dat leiden tot een inprinting van bepaalde patronen, met een blijvende invloed op hoe emoties bij hen binnenkomen.’ Jacobs wil ons niet bang maken voor de psychologische impact van geweld in films en games, wel vraagt ze als psychiater aandacht voor de meer kwetsbare minderheid van kinderen. ‘Zij hebben niet genoeg remmingen om correct met angst om te gaan, of om agressieve reacties op angst in films te relativeren. Het zijn die leden van onze samenleving die we met alle macht aan boord moeten proberen te houden. Zo’n normalisering van overprikkeling doet dat in elk geval niet.’

In Zootopia is het Nick die nog altijd flashes krijgt van zo’n angstwekkende jeugdherinnering: hoe hij als klein vosje vol blije verwachting naar de scouts ging, om daar prompt gekleineerd en gemuilkorfd weer buitengegooid te worden. Vossen zijn nu eenmaal niet te vertrouwen! Het ligt in hun aard om lepe daden te plegen: precies het illegale pad waarop Nick dan ook is terechtgekomen. ‘Dat is wat ik bedoel met kwetsbaarheid’, duidt Jacobs. ‘De meeste vosjes zullen hun levenspad niet laten bepalen door één ervaring van angst en uitsluiting, maar er zijn er andere die daardoor wel een andere richting uitgaan dan ze ooit gedroomd hadden.’

71_Hillaert_Nick_and_judy_zootopia_renders_700.jpg

Allemaal xenofoob

Zulke individuele angstpsychoses vormen in Zootopia slechts de slagroom. De taart zelf is onze maatschappelijke angstcultuur. Regisseurs Bryon Howard en Rich Moore analyseren ze vanuit het dominante discours in de hedendaagse psychologie: het biologisch-evolutionaire. ‘Zootopia schetst onze maatschappij als een laagje cultuurvernis op ingesleten natuurlijke instincten’, analyseert Jacobs. ‘We doen heel hard ons best om ze te onderdrukken, maar dat lukt ons maar half. Omdat we diep vanbinnen nog altijd redeneren vanuit de clan, vanuit de kudde, zal het wij-zij-verhaal altijd op de loer blijven liggen. In sociale experimenten hoef je één groepje kinderen maar een geel T-shirt te geven en een andere groep een rood T-shirt, en ze beginnen elkaar meteen als minderwaardig te zien. Xenofobie is blijkbaar inherent, het heeft geen zin om dat te ontkennen of te minimaliseren. Alleen moeten we blijven strijden om onze kinderen te socialiseren. Opvoeden is keihard werken.’

Zootopia schetst onze maatschappij als een laagje cultuurvernis op ingesleten natuurlijke instincten

Jacobs zal dit biologisch-evolutionaire maatschappijbeeld van Zootopia niet tegenspreken. Ze wijst op de freudiaanse psychoanalyse die erop voortbouwde: vanuit het onderbewust ‘Id’ borrelen alle angsten en andere negatieve gevoelens naar boven, die het ‘Ego’ – dat deel van ons ‘zelf’ dat bemiddelt tussen onze diepste gevoelens en de buitenwereld – dan gepast probeert te vertalen naar een sociaal aanvaardbare omgang. Wel wijst Jacobs op het aanvullende belang van sociaal aangeleerde angst. Ouders geven angst door, staan er zelfs model voor. Zo krijgt Judy van haar ouders een vossenspray mee voor haar verhuis naar Zootopia. Onze kleine held wuift hun bangigheid overmoedig weg, maar grist de spray uiteindelijk toch mee naar haar eerste werkdag bij de politie. Ze zucht om haar eigen verzuchting naar het zekere voor het onzekere. Maar de schrik van mama en papa is wet. Het is sterker dan haarzelf.

Het intelligentste aan Zootopia vindt Jacobs nog de verbeelding van de complexe relatie tussen angst en stereotypering. Spontaan identificeren we beide fenomenen als negatief voor onze actuele maatschappelijke balans, maar net als angst is ook stereotypering een evolutionaire levensfunctie. ‘Dingen en mensen in simplistische vakjes stoppen dient om angst binnen de perken te houden. Het maakt ons leven als gewoontedieren overzichtelijker, fungeert als een van onze vele filters om niet door alles overweldigd te worden. We hebben ze nodig, die vakjes. Dat wil niet zeggen dat we zomaar moeten toegeven aan die natuurlijke impuls, maar het houdt evenmin steek om alle stereotypen al op voorhand af te wijzen. Hun functie zit diep.’

Dat maakt het spel van kinderfilms en andere artistieke expressies met die stereotypen alleen maar relevanter, vindt Jacobs. ‘Kunst is “buiten-gewoon”, vergroot de zaken uit of zet ze op de helling. Maatschappelijk kan dat aanzien worden als een mooie rol.’ Zeker vandaag, nu onze collectieve angstcultuur zo sterk gevoed en aangewakkerd wordt. ‘Zootopiais de nagel op de kop, onwaarschijnlijk actueel. Blijkbaar hebben kunstenaars echt antennes om vooruit te kijken en te zien waar de vinger op de wonde moet. Deze film kon op geen beter moment uitkomen.’

71_Hillaert_fv1_wawilderman13_090216 Franky Verdickt_700.jpg

 

Vluchtelingen? Kinderspel

Het moet gezegd, ook in het theater zijn ze er deze keer erg snel bij. Duurt het doorgaans drie seizoenen voor iconische gebeurtenissen als 9/11 of de Arabische Lente hun weg vinden naar de bühne, dit seizoen is het meteen al laveren tussen voorstellingen die de vluchtelingenstroom proberen in te dijken met extra reflecties, verruimende perspectieven of nieuwe getuigenissen. In het jeugdtheater bleef het lang vrij stilletjes, maar Compagnie Barbarie breekt de ban met Wa Wilder Man. Makkelijk is het niet: voor kinderen tussen vier en zeven herkenbaarheid creëren over onze omgang met het vreemde, als resultaat van gecompliceerde mondiale dynamieken. Speel je op die herkenbaarheid, of net op die vervreemding?

Wa Wilder Man positioneert zichzelf pontificaal tegenover het publiek. Vanachter een reeks kralengordijnen die van het decor een exotisch kleurboek maken, bespieden onherkenbare schimmen de zaal. Ogen priemen door spleetjes, een kartonnen doos op voeten waagt zich de scène op, een onpersoonlijke megafoon kraakt door de stilte. Allemaal zijn het benauwde of juist heerszuchtige verkenningsoefeningen vanachter een versterkte wal. Wie zit daar op de tribune? Wie komt ons territorium bezetten? ‘Wij zijn van hier en jullie van daar, dus ga weg!’

Wa Wilder Man ontmaskert de volwassen mediapolitiek als een onnozel kinderspel

Klaar als pompwater, en zo agressief dat het grappig wordt, leggen de Barbaries de rauwe kern van de vluchtelingenproblematiek bloot, als gebeurde het op een speelpleintje om de hoek: wij waren hier eerst, gaan jullie maar ergens anders spelen! Terwijl Zootopia een ingewikkelde maatschappijvisie van grote mensen vertaalt naar een heroïsch kinderverhaal, klaart Wa Wilder Man die ondoorzichtige grotemensenkijk weer uit vanuit een kinderperspectief. De voorstelling ontmaskert de volwassen mediapolitiek als een onnozel kinderspel. ‘Moet ik mijn grote broer gaan halen, misschien?’ ‘Ik heb wel een tien voor rekenen, hè!’ Hun naam willen de drie wezens op scène niet verklappen, tot er eentje ontdekt dat de kinderen in de zaal er ook één hebben. Lies steekt de kloof van de scène over en zoekt waarachtig contact met de indringers aan de overkant. Genadeloos wordt ze teruggefloten.

71_hillaert_wawilderman49_090216 Franky Verdickt.jpg

 

Op en neer op ons spiraaltje

Tegenover het biologisch-evolutionaire perspectief van Zootopia op angst (‘het zit ons in de genen’) zoekt Wa Wilder Man het veeleer in de ontwikkelingspsychologie (‘we leren er stap voor stap mee omgaan’). Meerdere scènes vallen te associëren met opeenvolgende (angst)fasen bij opgroeiende kinderen. Een amorfe kolos komt toeteren dat hij eten wil, en typeert daarmee niet alleen de diepe angst van baby’s om te verhongeren, maar volgens Jacobs ook de vaak geuite afgunst jegens vreemdelingen ‘die onze welvaart komen inpikken’. Even later verschijnt een wezen dat zichzelf ‘de baas’ noemt: een verwijzing naar het moment dat kleuters gaan experimenteren met autoriteit, maar ook naar de angst voor controleverlies, voor anderen die het voor het zeggen krijgen. En wanneer Lies onder druk van haar twee medespeelsters toch weer inbindt en haar verkenning van het vreemde afbreekt, toont dat de angst van kinderen op de lagere school om niet bij de groep te horen. Ook die angst ziet Jacobs terugkeren in het actuele vluchtelingen- en terreurdebat. ‘Het gaat om erbij horen. Maar bij wie horen we dan? Is dat “allemaal samen” of “wij tegen zij”? Daar maak ik me zorgen over: hoe ervaren kinderen die toenemende opsplitsing, terwijl ook intolerantie steeds meer normaal wordt bevonden?’

Een centrale rol voor die splitsing speelt de maskering van het gezicht in Wa Wilder Man. ‘Om zich zo sterk te kunnen afzetten tegen de vreemden in de zaal, moeten de actrices hun eigen identiteit verbergen. Door zelf uit beeld te blijven en zich te depersonaliseren, blokken ze elke mogelijke empathie met het vreemde af.’ Hetzelfde mechanisme herkent Jacobs op de sociale media. ‘Ook sociale media bieden een forum om zonder gezicht van alles in de wereld te gooien. Ze geven het onderbuikgevoel meer ruimte, en hebben het bijna bon ton gemaakt om je heel denigrerend over vreemdelingen uit te laten.’ In Wa Wilder Man ontstaat er pas identificatie wanneer Lies doorkrijgt dat ook de kinderen in de zaal een naam hebben. ‘Dan krijg je een opening die zich op sociale media veeleer sluit: de kans om elkaar te benaderen als volwaardige mensen. Dat is dialogeren: een corrigerende factor vinden in je gesprekspartner.’

Wie gelooft dat sommigen meer bang zijn dan anderen, mist de kern van de zaak

Die ontwikkelingspsychologische kijk brengt ons tot een fascinerende hypothese: wat de terreur en de vluchtelingenstroom nu allemaal doen opborrelen, typeert een samenleving die voortdurend heen en weer beweegt tussen de hogere en de lagere niveaus van onze menselijke ontwikkeling. Onze maatschappij is als onze eigen psychologie: een fragiele zijnstoestand, die onder invloed van externe factoren, van stress of angst, steeds weer kan terugvallen in meer primaire reacties, maar zichzelf even later ook steeds weer kan helen. ‘Psychologen als Piaget beschreven onze cognitieve ontwikkeling als een lijn van stapjes vooruit, maar in de sociale en emotionele ontwikkeling gaat het om een opgaande spiraal: je verwerft elke volgende fase met veel moeite, maar het blijft een dagelijks gevecht om een zeker niveau van ontwikkeling te handhaven, om de mature volwassene “uit te hangen”, en niet het kleinzielige kind. Soms val je terug, dan klim je weer op. We moeten dus gewoon onderkennen dat we er op ons best in slagen om gesocialiseerde mensen te zijn, maar dat dit evenwicht altijd fragiel zal blijven.’

Als voorbeeld geeft Jacobs de tv-toespraak van Judy Hopps in Zootopia, waarin zij alle roofdieren reduceert tot hun DNA en haar stad zo onderdompelt in angst. Hoe komt dat? Ze staat onder stress, flapt er iets primairs uit, begint zich daar algauw over te schamen en ziet zelfs haar hele zelfbeeld kelderen: ‘Ik ben en blijf een dom konijn.’ Judy kent dus een ontwikkelingsterugval, maar die blijkt tijdelijk. Algauw zal ze zich herpakken en haar stad opnieuw aanspreken op een hoger niveau dan simpel racisme. Voor Jacobs is deze scène een heel handzame metafoor voor de samenleving als geheel. ‘Bekijk je het huidige klimaat door zo’n ontwikkelingspsychologische bril, dan heeft dat iets bemoedigends en zelfs hoopvols. Plots zie je angst als iets heel democratisch, iets waar we allemaal onderhevig aan zijn. In linkse milieus word je misschien meer aangemoedigd om op dat hogere sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau te blijven, terwijl andere milieus het misschien meer tolereren dat je je buikgevoel laat spreken. Maar wie gelooft dat sommigen meer bang zijn dan anderen, mist de kern van de zaak. In de angst zijn we allemaal gelijk. Dat betekent dat we er ook samen aan kunnen werken: “Oei, we zijn even teruggevallen, laat ons elkaar helpen om terug omhoog te klimmen.”’

71_Hillaert_fv1_wawilderman13_090216 Franky Verdickt2_700.jpg

 

Angst werkt altijd

Is het zo simpel? Laat onze versplinterde wereld anno 2016 zo’n gezamenlijk verweer tegen angst nog wel toe? Jacobs nuanceert: ‘De wereld is niet méér beangstigend geworden, objectief gezien gaat het wellicht zelfs beter dan ooit. Ook onze eigen angstpsychologie is niet veranderd. Alleen worden we door de globalisering van het nieuws veel vaker geconfronteerd met beangstigende dingen. Stel dat we vroeger pakweg 5% van onze tijd bang waren, dan ligt dat percentage nu veel hoger. Dat ligt niet alleen aan de media, wij halen dat nieuws ook zelf veel bewuster onze veilige cocon binnen. En zoals kinderen perfect aanvoelen hoe ouders erop reageren, zo volgen wij de gezaghebbende stemmen in de samenleving die beweren dat er reden is om bang te zijn. Als Brussel vier dagen plat moet onder dreigingsniveau 4, dan neem je als groepsdier aan dat die stemmen gelijk hebben, en ga je mee in hun angst.’

Als maatschappij moeten we er toch van overtuigd blijven dat de onderbuik een ontwikkelingsniveau is waar we niet op willen terugvallen?

Dat brengt ons bij de rol van politici, en de eeuwige recuperatie van angst voor eigen gewin. ‘Angst werkt altijd’, luiden in Zootopia de gevleugelde woorden van Ms. Bellwether, het schaap dat als veredelde secretaresse van burgemeester Lionheart het meesterbrein achter de collectieve psychose zal blijken. Disney heeft zulke boze krachten nodig, maar Jacobs ziet ze ook in opmars in onze wereld. ‘Ik herinner me een tijd dat we samen voor een tolerante en inclusieve maatschappij stonden, dat we er elkaar op aanspraken dat we niemand zouden laten vallen. Nu zijn er partijen die het als vanzelfsprekend propageren om eerst aan jezelf te denken. Dat is een gevaarlijke evolutie. Zo krijg je een collectief patroon dat rechtvaardigt dat we, als we ons bedreigd voelen in onze eigendom en onze welvaart, anderen mogen buitensluiten. Is dat wat we kinderen willen leren? Als maatschappij moeten we er toch van overtuigd blijven dat de onderbuik een ontwikkelingsniveau is waar we niet op willen terugvallen?’

 

Wouter Hillaert is freelance cultuurjournalist en kernredacteur van rekto:verso.

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.