Mira, of de teleurgang van de Vlaamse liedschrijfkunst

I've been chasing ghosts and I don't like it

I wish someone would show me where to draw the line

John Cale, Dying on the vine

Als het slecht is, zeggen we het ook. De single 'Grenzen' van de jonge zangeres en 'singer-songwriter' Mira moet zowat het meest ergerlijk idiote nummer zijn dat Radio1 de voorbije tijd heeft grijsgedraaid. Faut le faire: een al door en door grijs nummer grijsdraaien. Heeft dat iets met de vergrijzing te maken? Of zitten we met quota inzake 'Vlaams chanson' opgescheept in combinatie met een gebrek aan talent? Het is niet dat ik van de smaakpolitie ben: iedereen haat of houdt maar van, en de radio kan ik uitzetten. Maar het punt is dat ik de laatste tijd het gevoel heb dat de smaakpolitie zich aan de andere kant bevindt, bij managers en programmatoren die een denkbeeldig publiek van louter gemiddelden willen bedienen en daartoe zo agressief een aantal keuzes door de strot rammen dat ze het nog aan het creëren zijn ook.


Iedere ochtend van de week: Peeters en Pichal, zure kreefterigheid verkocht als consumentenadvies — op een ludieke toon uiteraard, en vergezeld van opgewekte deuntjes. Tot er geen opgewektheid meer is. We zijn allemaal in slaap gewiegd, en dromen de droom die men van ons heeft: als ideale consumenten. Onder het mom van het pluralisme dat de openbare omroep dient uit te dragen en dat ik als burger ook verondersteld word te verdragen, wordt constant onze tolerantie getest inzake smaakloosheid als norm. Maar er zijn grenzen. Luistert:

 

grenzen

ik ken mijn grenzen ni, ik ken mijn grenzen ni
grenzen zijn voor mensen die ni weten waar naartoe

ik ben toerist in 't leven, nooit lang ergens gebleven
mijn idee over wa moet en wa mag
verandert van dag op dag

o, wat een feest, o, wat een feest

ik ken mijn grenzen ni, ik ken mijn grenzen ni
grenzen zijn voor mensen die ni weten waar naartoe
en ik weet da zo goe

in mij woont duizend man en menig menig vrouw
dus wanneer gij zegt 'o schat ik hou van jou'

vraag ik mij af van wie, vraag ik mij af van wie

ik ken mijn grenzen ni, ik ken mijn grenzen ni
grenzen zijn voor mensen die ni weten waar naartoe
en ik weet da zo goe, ja, ik weet da zo goe

een hart zoekt een haven, een hart zoekt een haven
op een dag plak ik mijn grenzen af

ik ken mijn grenzen ni, ik ken mijn grenzen ni

Bon. De ongerijmdheden zijn moeilijk te negeren. Ten eerste is er natuurlijk de parmantige boodschap dat de 'ik' haar grenzen 'ni' kent omdat ze 'goe' weet waar naartoe (ik veronderstel in tegenstelling tot minder hippe mensen die grenzen kennen omdat ze het allemaal 'ni' zo 'goe' weten, de sukkelaartjes). Ten tweede is er echter de bizarre paradox dat de plaats waar onze avontuurlijke 'ik', die zich feestelijk 'toerist' noemt, naartoe wil, bij nader inzien juist een begrensde plek is. Want wat zingt ze? 'Een hart zoekt een haven. Op een dag plak ik mijn grenzen af'. Tiens, ook plezant: iemand die haar grenzen 'ni' kent omdat ze weet waar ze naartoe wil, verlangt bij nader inzien een plek waar alleen nog grenzen zijn, kortom een plek voor mensen die volgens haar juist 'ni goe' weten waar naartoe. Komiek meisken. Of is er meer aan de hand — behalve een probleem met schrijven? Zou het kunnen dat de ongerijmdheid onder het mom van een existentieel toerisme en een modieuze weigering om zichzelf grenzen te stellen in feite het verlangen blootlegt naar een volstrekt besloten cocoongeluk? Een eerder reactionaire remedie tegen de identitaire verwarring ('in mij woont duizend man en menig menig vrouw') die het gevolg is van de grenzeloosheid waarmee elders wordt gekoketteerd? Terwijl jolig een openheid naar de wereld wordt beleden, ten teken van een zekere superioriteit ten opzichte van andere, meer begrensde mensen, verraadt dit lied eigenlijk een verlangen om zich totaal af te sluiten van de wereld in het eigen comfort.

Mira_foto: Peggy Schillemans
En dat is er ook aan te horen. Voor haar tweede plaat schakelde Mira Jean-Marie Aerts in als producer, kwestie van haar geluid wat ruiger te maken. Maar als je inhoud zelf aan doffe braafheid blijft grenzen, klinkt dat alleen ongeloofwaardig: gestamp begeleid door handjeklap, 'o wat een feest, o wat een feest.' Zelden heb ik iemand het woord 'feest' zó gratuit horen gebruiken dat het alleen nog verveling uitdrukt. Of het moet op elf juli geweest zijn. Wanneer we ons grenzeloze verlangen naar eigen grenzen vieren, en de retoriek over openheid vaak zo obligaat is dat ze vooral iets over onszelf zegt. Zoals hier in dit lied.

Is het toeval dat ze dat op Radio1 graag draaien? In een land dat de wereld langs zijn navel beluistert?

Vroeger was het beter als

Lang geleden, toen de mensen nog konden spreken en Margriet Hermans nog niet in het parlement zat, moet er in ons tochtgat aan de Noordzee een frisse wind zijn opgestoken die liedjesmakers inspireerde om in het Nederlands of in de eigen taal te gaan zingen. Bob Dylan zong uiteindelijk ook in het Engels en zijn Nederlandse plaatsvervanger op aarde, Boudewijn De Groot, had dat voorbeeld algauw gevolgd. Het waren de jaren van democratisering en contestatie, al dan niet gedroomd, en zingen in de eigen taal was voor velen niet meer dan de logische verklanking van de driftige tegencultuur die ze belichaamden: tégen het officiële gezag, tégen de Kunst ook (vandaar de kleinkunst), tégen de teloorgang van idealen (in een vastgeroeste moraal, of een kleinburgerlijk settelen) waar velen onder hen nu model voor staan. In Vlaanderen, waar de taal altijd 'gansch het volk' was maar dat volk nog altijd verdacht analfabetisch (of toch onmondig), kozen artiesten als Wannes Van de Velde, Willem Vermandere of Walter De Buck voor het dialect om in te zingen, omdat er een standaardtaal ontbrak waarin ze zich konden uitspreken. Een meerderheid echter weifelde tussen een Vlaams soort Hollands (Wim De Craene, Kris De Bruyne) en een Nederlands dat alle moeite deed om niet in zichzelf verstrikt te geraken door extra te articuleren (Guido Belcanto, Johan Verminnen). Maar juist dat talige ongemak drukte ergens iets over onszelf uit, iets van onze verlorenheid, wat onbeholpen maar schoon. 'Nooit had ik een beter vriend als Benjamin', kweelde Louis Neefs vertederd. En niemand die hem erop wees dat die 'als' eigenlijk 'dan' moest zijn. Het had de eenzaamheid alleen vergroot. En alles bij elkaar klinkt het, voor wie het weet, ook hilarisch.

Dat alles ligt achter ons. Van Zjef Vanuytsel tot Gorki, van Jan De Wilde tot De Mens of van Raymond tot Kommil Foo en Noordkaap: de liedschrijfkunst in Vlaanderen heeft zich van haar kluisters bevrijd en ze heeft die bevrijding in de beste gevallen gebruikt om niet alleen over de eigen navel te schrijven, ook al gaat het over het zeer intieme. Het vreemde is dat de jongste generatie rond Mira van die traditie wel de verworvenheid heeft geërfd om zonder complexen in de eigen taal te schrijven, maar helaas niet het talent om er ook veel in te zeggen — een uitzondering als Het Zesde Metaal niet te na gesproken. Dat komt vooral omdat men al te letterlijk spreekt, in wat men schrijft. Alsof schrijven niet meer is dan zichzelf laten spreken. Alsof dat volstaat om ook iets te vertellen. Maar er is die steun van Radio 1, natuurlijk, waar alles vanzelfsprekend lijkt, behalve talent. En aandacht voor de traditie, om het kaf van het koren te scheiden. Is iedereen eigenlijk nog mee?

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.