Minder literatuur op de markt

De crisis klauwt om zich heen en dat vraagt om oplossingen, ook in de uitgeverswereld. Peter Quaeghebeur en Erwin Provoost van WPG Uitgevers zijn van plan om hun uitgeversconcern door de crisis te loodsen met een verkleind fonds: ‘Het doel is om op termijn onder de tweehonderd boeken te gaan. We willen meer boeken uitgeven die relevanter zijn dan wat vandaag wordt uitgegeven.’ Klinkt misschien wel aannemelijk, maar waaraan wordt die relevantie gemeten? En wat is werkelijk nodig voor een bloeiend literair klimaat?

Op dinsdag 2 oktober kopte De Morgen op de voorpagina: 'Vlaamse uitgevers pleiten voor veel minder boeken.' In het artikel komen Peter Quaghebeur en Erwin Provoost aan het woord, de nieuwe directeurs van WPG Uitgevers België. Volgens hen worden er ‘veel te veel boeken uitgegeven’. Die bezorgdheid vertrekt vanuit de redenering dat er, naar eigen zeggen, van de twintigduizend titels die jaarlijks verschijnen, slechts vijf- à zesduizend worden ingekocht door de grootste boekenhandel van België, Standaard Boekhandel. Quaghebeur en Provoost vragen zich retorisch af wie de andere vijftienduizend titels inkoopt en, bijgevolg, in welk economisch vacuüm zij zich bevinden. Door de uitgeverij om te vormen tot een ‘mediabedrijf’ willen de directeurs met minder boeken toch een hogere omzet bewerkstelligen, wat niet in de weg staat dat ze ook minder evidente uitgaven een kans willen blijven geven: ‘We blijven bereid om boeken uit te geven waarvan we weten dat ze verlies zullen maken.’

55_deSadeleer380.jpgEen dag later reageren Jeroen Olyslaegers en André Van Halewyck op het  artikel. Van Halewyck, vakbroeder van Quaeghebeur en Provoost, beaamt dat er te veel boeken worden uitgegeven en bevestigt dat die overproductie een groot risico betekent voor de uitgeverijen. Olyslaegers, die net een nieuwe roman uit heeft, gaat eveneens akkoord: hij is onzeker over de opbrengst van zijn werk, maar uit ook zijn bezorgdheid over het voortbestaan van zijn roman in een schizofreen economisch-cultureel klimaat. Opvallend in die berichtgeving is de nogal eenzijdige focus op de vermeende precaire situatie van de boekenvakker (dixit André Van Halewyck): behalve Olyslaegers, in een column, komt er bijvoorbeeld geen gezaghebbende stem uit literaire hoek aan bod. Allen zijn ze het er wel over eens dat de overvloed aan boeken in het Nederlandse taalgebied bezwaarlijk positief te noemen is.

Vanuit een economisch standpunt kunnen de verzuchtingen van Quaghebeur en Provoost legitiem lijken: zij beogen, als ondernemers, meer rendabiliteit. Daarbij levert bijvoorbeeld Bart Eeckhout, chef cultuur van De Morgen, de nodige lippendienst. Hij stelt dat het boekenvak nood heeft aan innovatie en ruggensteunt de verzuchtingen van Quaeghebeur en Provoost: ‘[Ze] zijn ambitieus, maar het zou dom zijn om hun plannen weg te zetten als liefdeloze managerspraat. De boekensector kan wel wat extra management verdragen.’ Is dat zo? Heeft de boekensector, en meer specifiek het literaire bedrijf, baat bij een meer doorgedreven economisch discours? En zelfs indien dat zo is, moet men de plannen van Quaeghebeur en Provoost voetstoots aannemen?

UNIFORMISERING VAN DE MARKT

Een eerste gevaar dat schuilt in de verkleining van de boekenmarkt is een verregaande uniformisering van het leesgedrag in het Nederlandse taalgebied, wat op zijn beurt kan leiden tot culturele verarming. Joost Vandecasteele merkte daarover in De Standaard het volgende op: ‘Uitgeverijen gedragen zich ook steeds meer als politieke partijen, met een overweldigende focus op de middenklasse. Dat is ook merkbaar in de modetrend van crossmediaal uitgeven, met voorspelbare voorstellen om boeken om te vormen tot radio- of televisieprogramma’s. Literatuur als een oud medium, smekend om aandacht van iets minder oude media, de doelgroep duidelijk afgelijnd. (…) De huidige krampachtige pogingen om boeken verkocht te krijgen als papieren varianten voor andere bronnen van entertainment heeft alleen effect op die boeken die geschreven zijn vanuit die doelstelling. Wat hun goed recht is. Maar daardoor wordt het ‘moeilijke’ karakter van literaire fictie als een probleem ervaren, met auteurs die dan in talkshows moeten aanhoren dat de presentator het leuk of spannend of grappig vond. (…) Ik geloof dat literatuur meer gebaat is met een zoektocht in de diepte eerder dan in de breedte. Dat de relatie tussen lezer en auteur meer is dan een financiële transactie.’

Minder vlot verkopend literair werk wordt het in die omstandigheden zeker niet gemakkelijker gemaakt om lezers te vinden. De lezer die minder evidente literatuur wil lezen, zal nog harder moeten zoeken om zijn gading te vinden. Dat zal op zich echter weinig ruchtbaarheid opleveren: het andersgeletterde, minder op literatuur gefocuste deel van de Nederlandstalige lezers laat zich veel gemakkelijker opmerken, al was het maar in de verkoopcijfers. Van de weeromstuit bedreigt een uitgepuurde markt bijna per definitie de bestaande verscheidenheid aan (literaire) ideeën, opvattingen en visies in het huidige culturele klimaat: hoe minder boeken verschijnen, hoe groter de kans dat vooral de grootste gemene deler zich handhaaft. Er wordt dan minder en minder gedacht vanuit de literaire noodzaak en kwaliteit van auteurs, en meer en meer vanuit de kooplustigheid van de lezer. Economische efficiëntie plaveit zo de weg voor een monopolisering van de middelmaat.

Het is mij er hier niet om te doen kookboeken-, kindtovenaars- of softpornohypes te verketteren, maar ik wil ten stelligste pleiten voor een culturele gemeenschap waarin een draagvlak kan blijven bestaan voor absolute minderheden, controversieel werk en andere tegenstemmen die buiten de (in de krant niet-expliciet geformuleerde) definitie van ‘relevante literatuur’ zullen belanden. De vraag is dus welke criteria Quaeghebeur en Provoost zullen hanteren om te bepalen of een boek relevant en dus publiceerbaar is.

In die optiek wist Karl Van den Broeck in De Morgen enkele zinnige kanttekeningen te plaatsen bij de intenties van de uitgevers. Hij zegt bijvoorbeeld het volgende: ‘Er zijn in ons taalgebied 22 miljoen mensen. Waarom zou die markt te klein zijn voor 20.000 boeken per jaar? Alsof het de bedoeling is dat we allemaal al die titels zouden lezen.’ Terecht verwijst Van den Broeck daarbij naar Daniël Robberechts, een van de voornaamste auteurs van de laatste vijftig jaar: nauwelijks gelezen, niet te verkopen, met een betwistbare invloed, maar een van de meest interessante stemmen in de Nederlandse literatuur. Hij schreef geen kookboeken, noch softporno voor vrouwen, maar zijn werk en zijn discours zijn grootser en waardevoller dan alle winst die WPG wil maken. Robberechts stak zijn engagement niet weg, experimenteerde met vormen om de literaire communicatie ervan te versterken, en dat heeft zijn zichtbaarheid (en dus leesbaarheid) weinig goeds gedaan. Zouden Quaeghebeur en Provoost binnen hun fonds een plaats hebben gevonden voor Robberechts?

ECONOMISCHE WINST

Een tweede punt van kritiek op wat Quaeghebeur en Provoost laten horen in de krant, is gebaseerd op twijfel over de precaire toestand van hun uitgeverij. In de boekentophonderd van 24 tot 30 september (volgens Gfk Retail and Technology Benelux en Boek.be) staan in de top-vijf vier boeken die worden uitgegeven door Prometheus, dat verdeeld wordt door WPG. In de top-twintig komen daar nog eens vijf boeken bij, respectievelijk uitgegeven door Manteau, Standaard Uitgeverij en De Bezige Bij, alle imprints van WPG. Exacte verkoopcijfers worden niet vermeld, maar WPG kan alvast niet klagen over zijn gunstige wedervaren op de boekenmarkt. In die week zijn er trouwens 260.957 boeken verkocht, goed voor een totale omzet van €3.560.000. Negen van de (eind september 2012) twintig best verkopende boeken brengen geld in het laatje van WPG.

Is dit dan het beeld waaraan uitgevers vasthouden: het boek (alleen maar) een product, de schrijver een merk, de boekhandel een supermarkt en de uitgeverij een conglomeraat dat groeit in centen?

Toch knaagt er iets bij Quaeghebeur en Provoost. Er zijn nog steeds te veel boeken. Hun omzet levert niet genoeg winst op en ze verliezen te veel aan de onverkochte boeken. In die context is de reactie van André Van Halewyck veelzeggend: ‘Overigens zijn de meningen niet eensluidend of de race naar minder titels of merken wel zinvol is. Kijk naar andere sectoren: Unilever, toch ook geen kleine speler, besliste enkele jaren geleden om flink te snoeien in zijn meer dan 1.000 merken, de 600 zwakste moesten eruit. Nu blijkt dat deze afslanking uiteindelijk het rendement van het bedrijf toch niet verbeterd heeft.’

Van Halewyck stelt dus in vraag of een inkrimping van het aanbod effectief zin zal hebben, zij het op basis van een enigszins tendentieuze terminologie: bedoelt hij hier dat een schrijver een merk is, en dat men misschien toch niet in het schrijversbos zou moeten snoeien, aangezien het misschien toch geen zin heeft om te dromen van een fraai aangelegd boekenpark waar de lezer zich op de peloezen kan vleien om op zijn vrije dag zorgeloos te genieten van een merk dat wel vlot verkoopt?Is dit dan het beeld waaraan uitgevers vasthouden: het boek (alleen maar) een product, de schrijver een merk, de boekhandel een supermarkt en de uitgeverij een conglomeraat dat groeit in centen?

WAARHEEN MET DE BOEKENVAKKERSBRANCHE?

In het recente ABC van de literaire uitgeverij gaat Joost Nijsen, oprichter en directeur van uitgeverij Podium, in op die cultureel-economische spanningen waarmee de literaire uitgever te maken krijgt. Hij stelt dat een literaire uitgever meer is dan een zakenman, om tot deze synthese te komen: ‘Een echte uitgever is iemand die zijn vak niet louter uitoefent omwille van het ondernemen (wat op zich al heel spannend, inspirerend en bevredigend is), maar ook als zijn bescheiden en indirecte bijdrage aan ofwel de literatuur, of cultuur in bredere zin, of het maatschappelijke debat.’ Die visie is gegrond in een cultureel noodzakelijke opvatting over de functie van literatuur: ‘Boeken blijven bij uitstek voertuigen voor culturele en maatschappelijke vernieuwing. (…) Veel romans openen vensters op de wereld. Non-fictieboeken (…) dragen bij tot inzicht en onderling begrip. Sommige verkopen goed, andere krijg je maar met moeite de boekwinkels binnen. Ook in het laatste geval moet je als uitgever naar je geweten luisteren en trots zijn dat je met de uitgave van die boeken kunt bijdragen aan, vooruit, verbetering van de wereld. Een echte uitgever is een zakenman, maar wel een met een opdracht.’

55_deSadeleerABC.jpgIn die optiek is de uitgever het glijmiddel tussen publiek en auteur, facilitator van een cultureel proces dat belangrijker is dan de economische groei van het uitgeversbedrijf. De uitgever neemt een aantal taken over van de auteur, zodat die auteur zich niet moet bezighouden met marktmechanismen, positionering, verkoopcijfers of populariteit. Bewust van zijn culturele nalatenschap moet de auteur alleen zijn werk centraal laten staan, en de uitgever moet zich op zijn beurt inspannen om het literaire werk in zijn waardigheid te laten, zonder het te degraderen tot een maximaal verkoopbaar product.

Nijsen legt veel nadruk op het belang van cultureel en literair inzicht langs de kant van de uitgever vanuit een solidariteitsreflex, bijvoorbeeld wanneer hij het heeft over interne subsidie. Volgens dat principe wordt de winst die gemaakt wordt met bestsellers gebruikt om commercieel minder succesvol werk te compenseren, maar hij ziet de laatste jaren ‘bij succesvolle auteurs een afnemende bereidheid om zich in zakelijke onderhandelingen iets gelegen te laten liggen aan deze culturele bestemming van een deel van de winst op hun boeken. (…) Zelfstandige uitgevers kunnen zich overigens flexibeler opstellen dan concernuitgeverijen, waar aandeelhouders minder geneigd zullen zijn iets van hun winstpercentage aan niet-succesvolle schrijvers af te staan.’ Die evolutie naar minder solidariteit onder auteurs lijkt alarmerend, in die zin dat ze een courant cultuurbevorderend mechanisme saboteert en tegelijkertijd de poort openzet voor een meritocratisering van de schrijverswereld, wat op zijn beurt dan weer kan resulteren in een nadrukkelijk concurrentiestreven. Op die manier belandt de literatuur op den duur in een lastig liberaal parket.

Het is daarom des te vreemder dat Nijsen in zijn boekje wel teruggrijpt naar een uiterst risicovol economisch discours: ‘Uitgeven is een vorm van gokken; de een zet voortdurend stapels fiches op rood, de ander verspreidt zijn munten over het hele speelveld. En als je maar niet elke ronde van strategie wijzigt, realiseer je toch een vorm van calculated risk die je zingend naar de bank kan leiden.’ Hoe oprecht zijn literaire engagement ook moge zijn, met zo'n opmerking ondergraaft hij de fundamenten van zijn eigen uitgeverspraktijk.

Speculeren leidt dan ook niet noodzakelijk naar succes. Het wijst er vooral op dat de speculerende ondernemer in het duister tast over de toekomst, wat in het geval van Nijsen klopt: hij is wel op de hoogte van nieuwe trends (zoals het e-book, printing on demand en de zich steeds steviger positionerende online boekenwinkel), maar hij slaagt er niet in een helder beeld te scheppen van de weg die de uitgeverij het beste zou inslaan om de literatuur te laten voortleven in een socio-cultureel bestel dat veel nadrukkelijker gericht is op visuele impulsen: ‘Van steeds minder boeken wordt steeds meer verkocht. Zolang de winst op die bestsellers genoten wordt door dezelfde uitgeverijen die ook “het culturele boek” exploiteren (…), lijkt er weinig aan de hand. De vraag is of dat het geval zal zijn. Juist de lichtere boeken zullen in toenemende mate geconsumeerd worden langs digitale weg (…), al was het maar vanwege de correlatie groot publiek en prijsgevoeligheid. Het culturele boek, in geliefde, papieren vorm, wordt in economische zin niet alleen door voornoemde ontwikkeling bedreigd, maar ook door het meetbaar afnemende leesgedrag, het afkalvende netwerk aan goede boekhandels, de oplopende kosten voor zowel marketing als acquisitie.’

Nijsen bevestigt dus dat uitgevers heel wat innoverend werk voor de boeg hebben. De toekomst van de boekenvakker staat op het spel, en daarmee die van de auteur en de literatuur. Er is dan ook dringend nood aan een andere benadering van het uitgeversbedrijf, om niet alleen de uitgevers maar ook de literatuur meer zuurstof te bieden, om ze autonoom te houden en zo onafhankelijk mogelijk van economische activiteiten. Daartoe zijn er een aantal initiatieven te bedenken die vooral door de overheid op poten kunnen worden gezet. Ik denk alvast aan de introductie van een vaste boekenprijs in Vlaanderen, aan de uitbreiding van het tax sheltersysteem, aan een herorganisatie van het subsidiewezen (eventueel met hulp van de Taalunie), aan een stimulans voor de uitbouw van crowd funding en aan een billijker systeem om auteurs te vergoeden voor hun fantoombestaan in het leenwezen. Dat zou niet alleen de non-conformistische auteur beschermen in zijn schrijfpraktijk, maar ook de culturele gemeenschap in haar totaliteit de kans geven om te bloeien.

Karel De Sadeleer is leerkracht Nederlands. Hij publiceert spaarzaam kritisch werk.

Joost Nijsen, ABC van de literaire uitgeverij, Podium, Amsterdam. ISBN: 9789057596858

^ Terug naar boven
 

Reacties

Eerlijk gezegd kan het mij

Eerlijk gezegd kan het mij allemaal weinig schelen. Ik heb toch weinig hoop. Al met al is er genoeg literatuur te lezen, desnoods in het Frans, Duits of Engels (aangezien de Fransen op veel vlakken traditioneler zijn, kun je er zeker van zijn dat de contemporaine literatuur daar nog eventjes zal voortleven). Globaal staan de belegen 'fine arts' ten dode opgeschreven, en dat vindt de jeugd trouwens niet erg. We zitten in een tijdperk waarin 'instant gratification' met beeld prevaleert. Uitstellen van beloning is passé. Doe mee of wentel in mistevredenheid.

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.