Lopen met de waarheid. Over hardlooplegendes en verbeelding

Sport verdraagt fictie slecht. Een verzonnen personage dat deelneemt aan de Olympische Spelen, daar wringt doorgaans iets mee. Volgens filosoof en sportverhalenexpert Arthur Van den Boogaard zou daarmee één specifieke eigenschap van topsport worden ontkend, namelijk dat ze werkelijk heeft plaatsgevonden.  Dat er toch goede argumenten zijn om waargebeurde sportverhalen met fictie te vermengen, bewijzen de pas vertaalde roman Hardlopen van Jean Echenoz en de film Atletu (The Athlete). Sportjournalist en hardschrijver Jan Boesman hield ze tegen het licht en zag de legende van hardlopers Emil Zatopek en Abebe Bikila er alleen maar leesbaarder door worden.

RUNNERS' HIGH

Het merendeel van de literatuur met sport als thema – en meer specifiek hardlopen – is gebaseerd op werkelijk gebeurde evenementen of ervaringen. Je hebt auteurs als Abdelkader Benali en Haruki Murakami, die elke maand een marathon tussen de boterham leggen, en dus vooral schrijven over hun eigen loopervaringen. Hun verhalen wemelen van bespiegelingen over eenzaamheid, stramme spieren, strakke schema's en de zogenaamde runner's high ('dat stofje in je hoofd'). Dit is literatuur die eigenlijk alleen boeit voor wie zelf loopt en zich graag herkent in de loopervaringen van een bekende schrijver. Boeken die er vooral lijken te ontstaan op vraag van uitgevers die een graantje willen meepikken van de loophype – zoals de recente bloemlezing met hardloopverhalen Runner's High (Nieuw Amsterdam, 2011). Murakami geeft dat trouwens zelf aan in Waarover ik praat als ik over hardlopen praat (2008).

Boesman_hardlopenOok de bekendste aller hardloopromans, The Loneliness of the Long Distance Runner (1959) van Alan Sillitoe, gaat over de beleving van lopen, zij het dat het boek geschreven is door iemand die naar eigen zeggen nooit heeft gelopen. 'Behalve wanneer ik werd achtervolgd door de politie', aldus de auteur zelf. Waarmee meteen een parallel is gelegd tussen de schrijver en zijn hoofdpersonage Colin Smith, zowel jeugddelinquent als hardlooptalent. Lopen is bij Sillitoe eigenlijk slechts een metafoor voor schrijven, maar volgens menigeen is hij met zijn gedachten over eenzaamheid en vrijheid dieper dan welke hardlopende schrijver ook doorgedrongen tot de kern van het hardlopen. Tegelijk overstijgt zijn werk het publiek van lopers.

IN ELKE SCHOEN EEN SCHORPIOEN

Een andere manier om een roman over hardlopen interessant te maken voor niet-lopers, is inspiratie zoeken in het leven van een beroemde hardloper, van wie de prestaties door de historische context ook betekenisvol zijn geweest buiten de sportwereld. Dat is wat voormalig Goncourt-winnaar Jean Echenoz doet in Hardlopen (2011). Een eerder ongelukkige titel, want de fysieke ervaring van het hardlopen is hier ondergeschikt aan het hoofdpersonage: Emil Zatopek, indien niet de beste afstandsloper aller tijden, dan toch die van het decennium dat volgde op de Tweede Wereldoorlog.

Met de inval van de Duitsers in Tsjechoslowakije begint ook het boek. De jonge Zatopek, op dat moment een leerjongen in een schoenfabriek, zou immers nooit iets met sport gehad hebben, als hij niet verplicht was geweest om deel te nemen aan wedstrijden georganiseerd door de bezetter. Voor hij het zelf beseft is er in de wijde omtrek geen mens te vinden die harder holt dan Emil.

Zijn hoogtepunt als atleet beleeft Zatopek op de Olympische Spelen van 1952 in Helsinki, met een tot op heden uniek drieluik: goud op de 5.000 meter, op de 10.000 meter en op de marathon, nota bene zijn eerste marathon. De locatie is niet zonder belang. Tot het midden van de twintigste eeuw waren de Finse lopers onverslaanbaar op de lange afstanden. Zatopek klaarde zijn kunstje dus als het ware in het hol van de leeuw, daar waar de Finnen hadden gehoopt de kers op de taart te zetten van een halve eeuw hardloophegemonie.

Zatopek is 'ondanks alles' een uitzonderlijk getalenteerde loper, en met dat 'ondanks' bedoelt men de manier waarop hij loopt. Het is goed dat er al camera's bestonden in zijn tijd, anders had men de beschrijvingen over zijn stijl – schabouwelijk volgens de enen, gruwelijk volgens de anderen – al lang naar de prullenmand verwezen als het gezamenlijk verzinsel van een generatie verslaggevers met ongepaste literaire ambities. Als Echenoz schrijft dat je bij Emil de indruk had 'dat hij zich ingraaft of in zich graaft, als een grondwerker of als in trance', rommelt hij in zijn gereedschapskist van fictieschrijver zonder de waarheid geweld te doen. 'Wars van alle academische normen en van elk streven naar elegantie stapt Emil met zware, hortende, gemartelde pas schoksgewijs voort. Dat hij zich hevig inspant verbergt hij niet, maar staat te lezen op zijn gezicht, dat verkrampt, verstart, verbeten is en constant een akelige grijns vertoont. Zijn gelaatstrekken zijn vervormd, lijken verscheurd door een vreselijk lijden, zijn tong hangt nu en dan uit zijn mond, alsof hij in elke schoen een schorpioen heeft zitten.'

Dan die naam, Zatopek. De biograaf, die wellicht zou opmerken dat dit voor Tsjechen en Slowaken een heel gewone naam is, zou het nooit zo kunnen verwoorden als de romanschrijver, die het heeft over 'een naam die dienst heeft genomen in het legertje synoniemen van snelheid. De drie beweeglijke, machineachtige lettergrepen van de naam Zatopek, die niets anders was dan een rare naam, beginnen wereldwijd te ratelen, meedogenloze driekwartwals, galopgeluid, turbinetrom, ventiel- of drijfstanggerammel, benadrukt door de "k" aan het eind en ingeleid door de "z" aan het begin, die al razendsnel vertrekt, je zegt "zzz" en de zaak ligt meteen op snelheid, alsof die consonant een starter was. Nog afgezien van het feit dat die machine wordt gesmeerd door een vloeibare voornaam: bij de Zatopekmotor wordt het oliespuitje Emil geleverd.'
In de oorspronkelijke Franse versie (Courir, 2008) heet het hoofdpersonage trouwens 'Émile' in plaats van 'Emil' Zatopek, een subtiel staaltje van artistieke vrijheid, maar daarom niet minder cruciaal. Het gaat hier immers niet zomaar om een verfransing. Voor Echenoz is het een manier om uitdrukkelijk aan te tonen dat hij een roman heeft willen schrijven: 'Emil' is de historische figuur waarnaar hij zijn hoofdpersonage 'Émile' boetseert, en met die naam is de link naar filosoof Jean-Jacques Rousseau en zijn beroemde boek over de opvoeding nooit veraf. In Émile, ou De l'éducation (1762) groeit Émile op zonder dwang, straf of onderwijs. Het jongetje leert door eigen ervaringen, in verbondenheid met de natuur. Te veel maatschappelijke regels zouden de persoonlijke ontwikkeling immers in de weg staan.

'Emil' zal ongetwijfeld een complexere persoonlijkheid zijn geweest dan 'Émile', wiens eenvoud wordt uitvergroot om hem een speelbal te laten zijn van de politiek-historische krachten die zich boven zijn hoofd afspelen. Emil(e) is niet dom, getuige zijn talenknobbel, maar hij spreekt in het boek toch vooral met de benen. Hij is het object van de verbeelding van Echenoz, die toeschouwer blijft, en niet echt graaft in het hoofd van de hardloper. De verbeelding schuilt vooral in de manier waarop de schrijver zijn hoofdpersonage 'Émile' laat zijn. Zatopek wordt geportretteerd als een eenvoudige maar afwijkende persoonlijkheid, met aparte trainingsmethoden, wars van alle bestaande richtlijnen. Zo krijgen we het beeld van een sterk individu, op een plaats en in een tijdsgewricht waar het collectief wordt gepredikt. Zatopeks afzien was echt, ongegeneerd en oprecht. Hij was, om het nog even met Rousseau te zeggen, een 'edele wilde'.

 

Tijdens zijn carrière is Emil vooral afwijkend met zijn loopstijl, pas na zijn carrière ook met zijn ideeën. Hardlopen illustreert hoe Zatopek verandert van een trouwe partijsoldaat, die oprecht geloofde in de deugden van het communisme, tot een dissident met sympathie voor de sociaaldemocratische revolutie. Tijdens de Praagse Lente van 1968 wordt Zatopek ergens op een podium geduwd met een microfoon in de hand. Daar zal hij tot het einde van de Koude Oorlog voor boeten met allerlei baantjes die de status van een Olympisch kampioen onwaardig zijn – hij moet zowat de beroemdste straatveger zijn die Praag ooit heeft gekend. Zatopek laat het allemaal niet aan zijn hart komen. Want veeleer dan het beeld van een alles ontziende hardloopmaniak, is Hardlopen het portret van een brave mens die het zich schouderophalend laat overkomen.

Het is op dit punt dat schrijver en onderwerp elkaar het dichtst benaderen. De lichtvoetige stijl van Echenoz, soms op het kinderlijke af, sluit op het eerste gezicht goed aan bij Zatopeks zachtaardige en eenvoudige karakter. Je kunt de complexloze typering van Zatopek zien als een gebrek aan diepgang, als een weigering 's mans psyche dieper te doorgronden, maar ook als een consequent doordrijven van wat de schrijver voor ogen heeft met 'Émile'. Veeleer dan een diepgaande karakterstudie gaat het om de plaats en de betekenis van het individu in het grotere geheel. Hoewel Echenoz zeer chronologisch en waarheidsgetrouw te werk gaat, vermeldt hij, een uitzondering niet te na gelaten, nergens data of tijden. Alsof het leven van Zatopek slechts een aanleiding was om het te hebben over een meer universeel verhaal van onderdrukte individualiteit.

BLOOTSVOETS


Nauwelijks was Emil Zatopek van het hardlooptoneel verdwenen, of er stond een andere bijzondere atleet klaar om de fakkel van hem over te nemen. In de eerste naoorlogse Spelen zonder Zatopek, in 1960 in Rome, maakt de wereld kennis met een tot dan volslagen onbekende Ethiopiër. De nachtelijke beelden van de blootsvoetse Abebe Bikila die als eerste onder de triomfboog van Constantijn doorkomt, vlak bij het Colosseum, zijn misschien wel de meest beklijvende uit de marathongeschiedenis. Er zijn een hoop Afrikanen die hem dat hebben nagedaan, zonder schoenen lopen, maar op dat moment was het ongezien. Meteen ook de voornaamste reden waarom het Amerikaans-Ethiopische regisseursduo Davey Frankel en Rasselaw Lakew ervoor kozen hun film over Bikila te verweven met authentieke archiefbeelden. 'Watching the actual man run is amazing. The reality of seeing this man running barefoot is intense. It's really happening', aldus Frankel.

Atletu (of The Athlete) zweeft tussen biopic, reisverslag, documentaire en drama. Evenals Echenoz kozen de makers ervoor fictie-elementen te verwerken. De verteltijd van de film situeert zich tussen 1969 en 1972. Na zijn marathonoverwinningen op de Spelen van Rome en Tokio moet Bikila in 1968 in Mexico opgeven met een blessure. Hij werkt aan zijn revalidatie in Ethiopië en wil toewerken naar de volgende Spelen. Terwijl de kijker zich mag vergapen aan knappe shots van de Ethiopische hoogvlakte, vergapen de Afrikaanse herders zich aan de wagen waarmee de kampioen zich door dat adembenemende panorama verplaatst, want een Ethiopiër met een wagen was toen iets unieks. De autorit is een aaneenschakeling van ontmoetingen en flashbacks naar zijn glorieperiode, een afwisseling van acteerwerk en archiefbeelden, een fluïdum van fictie en feit. Het bruuske einde van de rit zal ook een keerpunt blijken in het leven van Bikila, die plots een geheel andere, meer essentiële uitdaging moet zoeken dan de eerstvolgende Olympische Spelen. Zo wordt de film een ode aan het doorzettingsvermogen.

Abebe Bikila was de eerste Afrikaan die een gouden medaille veroverde op de Olympische Spelen, de eerste in een lange rij Oost-Afrikanen die, tot op vandaag, de afstandsnummers in de atletiek domineren, zoals de Finnen dat in het tijdperk voor Zatopek hadden gedaan. Dat de eerste Afrikaanse kampioen op blote voeten liep, was enerzijds choquerend maar bevestigde anderzijds gewoon de bestaande stereotypen. In feite zijn het dezelfde elementen die Echenoz hebben verleid tot het schrijven van een roman over Zatopek die ook de regisseurs van Atletu aantrokken in het verhaal van Bikila. Op het moment dat vooral een economische loopstijl en goed schoeisel worden gepredikt, nemen Zatopek en Bikila – de een zonder stijl, de ander zonder schoenen – een loopje met dit alles. Daarin schuilt de aantrekkingskracht van deze atleten voor meer dan alleen een sportverhaal. Wat 'Émile' is in Hardlopen, is Abebe in Atletu: iemand die zuiver en alleen zichzelf lijkt te zijn en daarmee ook succes behaalt, niet gehinderd door een teveel aan regels of onderricht en wars van wat de consensus voorschrijft aan dingen die je zou moeten doen om succes te behalen.

Overigens wordt in de overlevering graag vergeten dat Bikila bij zijn tweede Olympische marathontitel in Tokio wel degelijk schoenen droeg, alsof dat afbreuk zou doen aan het verhaal van zijn zege in Rome (waar hij zijn schoenen ook pas uitdeed tijdens de opwarming, omdat ze te veel knelden). Hoewel het beeld van de blootsvoetse Bikila volgens coregisseur Frankel een belangrijke trigger was voor het maken van de film, trapt Atletu niet in die val, en is de film daarom misschien wel waarachtiger dan vele zogenaamde non-fictieverhalen over de atleet. Atletu draait heus niet alleen om de blote voeten.

Bikila's verhaal zou minder aantrekkelijk geweest zijn als er niet, net als bij Zatopek, een ander niveau zou meespelen. De opkomst van het Ethiopische hardloopfenomeen, in het dagelijkse leven lid van de koninklijke lijfwacht van Haile Selassie, komt er in een woelige periode voor het Afrikaanse continent, op een moment dat men overal in Afrika een toekomst zoekt zonder koloniaal bestuur. Dat is ook het symbolische belang van zijn overwinning in Rome. Vijfentwintig jaar nadat Mussolini Ethiopië binnenviel en de Obelisk van Axum naar Rome bracht als souvenir, plaatst Bikila net ter hoogte van de Obelisk de versnelling die hem de zege oplevert. 'Er waren 500.000 Italiaanse soldaten nodig om Ethiopië te bezetten, maar slechts één Ethiopiër om Rome te veroveren', stelt de film aan het eind.

Figuren als Zatopek en Bikila zijn op verschillende niveaus interessant voor cultuurmakers. In de eerste plaats omdat ze zonderlingen waren, atleten die het fundamenteel 'anders' deden dan de anderen. Daarnaast omdat ze underdogs waren, inwoners van een onderdrukte natie die een symbool van hoop en verzet werden. Met veel respect voor de historische waarheid, maar zonder koudwatervrees voor verbeelding, weven Hardlopen en Atletu zo een net van betekenissen rond die heel eenvoudige en individuele daad die hardlopen is.

Jean Echenoz, Hardlopen, 2011, De Geus, Breda, blz. 128, € 14,90, ISBN 9789044514476
Atletu/The Athlete, Davey Frankel & Rasselaw Lakew, 2009 - was onder andere te zien op het Filmfestival van Gent en staat op het programma van dat van Rotterdam.

Jan Boesman schrijft als journalist en cultuurwetenschapper bij voorkeur over sport. Over de begindagen van de wielersport publiceerde hij het boek De vliegende neger en de kleine koningin (2008).

^ Terug naar boven
 

Reacties