Kunst is geen politiek handelen

Op de cover van There's Me and There's You, de recentste cd van The Matthew Herbert Big Band, staat een door de muzikanten ondertekende petitie afgedrukt. De éénregelige tekst daarvan luidt: 'We, the undersigned, believe that music can still be a political force of note and not just the soundtrack to over-consumption'. Die geloofsbelijdenis klinkt bekend in de oren: ze is immers hoogst symptomatisch voor een in hedendaagse kunstkringen veelgehoord discours over cultuur en politiek. Diep vanbinnen beseft men zelf ook wel dat kunst- of cultuuruitingen slechts in zeldzame gevallen een direct politiek effect sorteren, maar toch blijft men op die mogelijkheid wedden. Eigenlijk hoopt men dus op niets minder dan een mirakel, waarbij in het midden blijft of de kans daarop nu verkleint of vergroot door ondertussen gestaag door te werken in het gesubsidieerde circuit.

Laat ons duidelijk zijn: er wordt, met of zonder subsidies, heel wat belangwekkende kunst over politiek geladen thema's gemaakt. Vaak gebeurt dat vanuit een inhoudelijk en formeel engagement dat beduidend verder draagt, en daarom ook risicovoller is, dan een gesofisticeerd jazzarrangement met een tekst die heel indirect de oorlogsmisdaden in Abu Graib evoceert (Herberts statement is dan ook pure pose, period). Films als Hunger en Waltz with Bashir of de theaterstukken van de Duitse regisseur René Pollesch daarentegen, kaarten cruciale politieke kwesties als officieel geweld of het leven in een kapitalistische maatschappij op een zodanige manier aan dat ze dicht op de huid komen te zitten. Ze engageren de individuele toeschouwer als voorstellingen, als representaties of ensceneringen, en ze komen tevens tussen binnen de openbare ruimte van debat en meningsvorming. Die individuele en publieke impact maakt, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, van een cultuurproduct echter nog geen politieke (f)actor.

Een cultureel artefact bezit pas politieke werkzaamheid wanneer het samengaat met een actieve politieke kracht. Het 'is' niet politiek maar wordt dat binnen een bredere assemblage van mensen en organisaties die daadwerkelijk aan politiek doen, dus die eisen formuleren, staken, betogen, of anderszins politiek ageren. Kunstwerken en andere cultuuruitingen verkrijgen kortom een politieke impact dankzij de verbindingen met een 'buiten' dat effectief tussenkomt in maatschappelijke machtsverhoudingen. Dat is inderdaad een gewild beperkte notie van politiek handelen, die overigens niet loochent dat macht of dominantie altijd ook verweven zijn met beelden en discours, evenals met levenswijzen of subjectvormen. Hun deconstructie of subversie binnen de culturele ruimte kan resulteren in ideologiekritiek — maar dat is wat anders dan politiek handelen. Zonder relatie met een politieke beweging maakt een cultureel artefact geen enkele politieke beweging.

Juist omdat kunstwerken in de regel niet tot handelen maar tot contemplatie aanzetten, brak het situationisme — wellicht de laatste historische avant-gardebeweging — eind jaren 1950 met het hedendaagse kunstmilieu waarin het geboren werd. In de latere visie van Debord & C° maakt de (beeldende) kunstwereld onvermijdelijk deel uit van de spektakelmaatschappij. Zelfs bij artistieke beelden met een hoog maatschappijkritisch gehalte domineert immers de passieve consumptie op een actief handelen. Zowel in de hoge als de lage cultuur is 'het spektakel' een geregisseerde monoloog die de consument ondergaat; politiek handelen is daarentegen een dialogische praktijk van spreken en tegenspreken die in het teken staat van het vinden van een gemeenschappelijke taal, aldus Debord in La société du spectacle.

Debord had het slechts ten dele bij het rechte eind en trok uit dat partiële gelijk een betwistbare conclusie. Tussen beschouwing en handelen, kritische representatie en politieke actie, bestaat per definitie een spanningsverhouding waarmee echter op heel uiteenlopende manieren kan worden omgegaan. Er is de nog steeds aanwassende stroom van politiek correcte kunstwerken die in hun vermeende radicaliteit enkel de autonomie van het kunstsysteem en de diagnose van Debord bevestigen. Hun kritische inhoud moet verhullen dat ze zonder enig voorbehoud als nog een beeld of voorstelling méér functioneren, binnen een specifieke marktniche voor hoogopgeleide consumenten. Maar het kan ook anders.

Kritische kunstwerken kunnen ook zelfkritisch zijn en hun feitelijke onmacht als 'louter voorstellingen' tegenover de voorgestelde werkelijkheid thematiseren. Dat kan op heel verschillende manieren gebeuren. Zo brengt Anne Teresa De Keersmaeker in Once via de protestsongs van Joan Baez het verzet tegen de oorlog in Vietnam in herinnering binnen de context van de Amerikaanse inval in Irak. De eindscène laat er geen twijfel over bestaan dat de voorstelling door het opgeroepen oorlogsgeweld genadeloos buiten spel wordt gezet en kunstuitingen inderdaad enkel als deel van een bredere protestbeweging een reële politieke impact verkrijgen. Of neem de al genoemde theatermaker René Pollesch. De combinatie van gefragmenteerd tekstmateriaal, met vaak directe referenties aan theoretische begrippen en inzichten, en een quasi-neurotische tekstzegging in overdrive zorgen regelmatig voor de indruk dat de voorstelling haar eigen flinterdunheid probeert te overschreeuwen. Daardoor wordt het gemaakte, artificiële karakter ervan nog eens extra benadrukt, en dat geldt evenzeer voor het gebruikte theoretische jargon: ook dat bestaat uit niets meer dan kritische woorden die om reële subversieve daden vragen. En neen, die zijn niet te vinden in de performatieve werkelijkheid van een theaterperformance.

De moraal van politieke correctheid komt er in kunstmiddens vooral op neer dat het correct is om politiek geladen kunst te maken. Het woord 'politiek' fungeert daarbij als een nietszeggende uitdrukking die een bont arsenaal van esthetische of culturele praktijken moet legitimeren. Dat het meestal ontbreekt aan iedere verankering in, vaak zelfs aan verwijzingen naar het reële van de politieke realiteit, is misschien niet het grootste probleem. Irritant is veeleer het demonstratieve gebrek aan zelfbewustzijn over de kloof tussen kunst en politiek, representeren en politiek handelen. Kunst hoeft helemaal niet politiek of kritisch te wezen (dat is een absurde eis), maar als ze het wil zijn moet ze de grenzen van dat willen tonen. Voorbij deze grenzen ligt het subversieve 'buiten' dat kritische kunst in politieke kunst kan veranderen — of niet.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.