'Inception', kijkdoos zonder inhoud

Met veel misbaar werd deze zomer de blockbuster Inception van Christopher Nolan gelanceerd. Het beloofde een film voor het grote publiek te worden, maar met een origineel thema, namelijk de architectuur van het onderbewustzijn. In geen tijd stond de prent bovenaan de box office en ook de critici struikelden over elkaar heen om de film de hemel in te prijzen. Een kleine greep: “wholly original” (Rober Ebert in The Chicago Sun-Times), “commandingly clever” en “a conceptual tour de force” (Justin Chang in Variety), “een met adembenemende visuals doorspekte actieflick” (Erik Stockman in Humo), “een meesterwerk” (Jan Temmerman in De Morgen). De vraag rijst of zoveel moois wel waar kan zijn. Kan Inception zijn belofte van voedsel voor zintuigen én geest waarmaken?

De film begint in medias res. We bevinden ons in een luxueuze villa waar een stel inbrekers bedrijfsgeheimen uit de brandkast tracht te stelen, maar wacht even… het is maar een droom. Eigenlijk bevinden we ons in een groezelige flat ergens in het Midden-Oosten, maar wacht even… het is maar een droom. Eigenlijk bevinden we ons in een hogesnelheidstrein in Japan. De toon is meteen gezet. Het gaat om trapsgewijze, in elkaar hakende werkelijkheidslagen, als een Chinese puzzel, een reeks matroesjka-popjes, of nog een duizelingwekkende houtsnede van M.C. Escher; je bent er nooit zeker van dat wat je ziet wel werkelijk is. Zodra Nolan het principe van de droom-in-de-droom-in-de-droom uit de doeken heeft gedaan, schakelt hij over op een herkenbaarder stramien.

DEHENAUinceptionVolgen een aantal sequenties met telkens de vertrouwde logica van een specifiek genre en bijbehorende conventies. Gentleman-inbreker Dom Cobb krijgt een geheime opdracht, er wordt gegoocheld met technologische snufjes, we verkassen naar exotische locaties. Dit kennen we, we zitten op het vertrouwde terrein van James Bond en Mission Impossible. Overgang naar een kasba in broeierig Afrika, waar Cobb in nauwe steegjes moet rennen voor zijn leven; Jason Bourne-land dus. Cobb stelt een team van specialisten samen, gesneden koek uit archetypische heist movies (van The Asphalt Jungle tot Reservoir Dogs). Zodra de eigenlijke missie begint, komen de trapsgewijze dromen er weer aan te pas. We vertrekken vanuit de werkelijkheid; in het hoofdkwartier van de bende in Parijs wordt de opzet van de droomarchitectuur uitgelegd. Niveau 1 is een grimmige misdaadfilm in een doorregende metropool (Seven), niveau 2 een paranoïde samenzweringsthriller in een hotel (The Parallax View). Niveau 3 speelt zich af in een besneeuwd berglandschap en valt nog het best te omschrijven als een kruising tussen James Bond en een goedkope B-film. In niveau 4 belanden we in limbo; als een uitgeputte Odysseus spoelt Cobb na jaren omzwervingen aan op het privéstrand van een tycoon met wie hij nog uitstaande business heeft.

Het begint allemaal veelbelovend op het nulniveau. Cobb doet voor zijn net aangeworven architect (en meteen ook voor de kijker) de droomlogica uit de doeken; de dame luistert naar de naam Ariadne (de Griekse godin van het labyrint). De scènes in Parijs omvatten een paar razend knappe effecten met computer generated images, bijvoorbeeld de lichtstad die letterlijk op zichzelf terugplooit of twee spiegels die een oneindige promenade doen opengaan. Maar nadien zit de klad erin. Bij elk nieuwe afdaling in het onderbewustzijn wordt de hopeloos ingewikkelde intrige mechanischer en infantieler. De sequentie in de sneeuw is in dit verband een onvervalst dieptepunt. Met open mond zit je te kijken naar witte Fisher-Price-mannetjes die elkaar beschieten om redenen die je allang niet meer volgt, terwijl je tegelijk – geconditioneerd door de genreconventies of, zo je wilt, het moordende ritme van montage en muziek – toch blijft hopen dat de helden het er levend afbrengen. Bij wijze van emotioneel houvast bij zoveel narratieve bokkensprongen doorsnijdt Nolan het geheel met een schuld-en-boeteverhaal rond Cobbs vrouw en kinderen. Deze guilt trip brengt ons opeens bij Vertigo van Alfred Hitchcock, met een getormenteerde Leonardo DiCaprio in de rol van James Stewart die de geest van zijn gestorven geliefde najaagt.

Het lijkt er sterk op dat Nolan het gehaspel met dromen bezigt als een metafoor voor het filmen zelf; het is allemaal maar rook en schone schijn. Tot in het allerlaatste beeld houdt hij je in spanning. Valt de tol of niet? Is een en ander echt of zit Cobb nog altijd gevangen in limbo? Het antwoord is volstrekt onbelangrijk, zelfs (en in de eerste plaats) voor Nolan. Waar het hem om te doen is, is dat je een film lang uit zijn hand eet. Hij is de meester-manipulator die mooie trucs opvoert; niet wát hij vertelt, maar hoe is van belang. Dit ligt helemaal in het verlengde van de andere titels op ’s mans filmografie, met uitzondering van de Batman-verfilmingen (die kunnen beschouwd worden als opdrachtfilms). Nolan houdt ervan de kijker onder te dompelen in een verhaaluniversum waarin die het noorden verliest. In The Prestige tarten de goocheltrucs van twee tovenaars elke tijdruimtelijke logica. In Insomnia wordt een detective geplaagd door een verlammende slapeloosheid, waardoor hij aan zijn eigen waarneming en deductievermogen begint te twijfelen (en de kijker samen met hem). In Memento vertekent het beschadigde geheugen van een op wraak beluste man de waarachtigheid van zijn beweringen, die we maar voor lief moeten nemen.

Knap geconstrueerde films, het moet gezegd. Je hebt als kijker geen keuze, zodra je samen met de personages aan de andere kant van de spiegel belandt – zodra je zoals Alice in de wonderlijke konijnenpijp dondert – ben je overgeleverd aan onbewogen beweger Nolan. Net zo in Inception. Net als de personages zit je gevangen in een kluwen waarin zelfs een kat haar jongen niet zou terugvinden. Maakt Nolan een statement over de rijkdom van het onderbewustzijn (plus est en vous)? Zegt hij iets zinnigs over de menselijke waarneming, de veelsoortigheid van dromen, de troebele wateren van het verlangen? Het antwoord is duidelijk; hij heeft het te druk met zijn mechanische poppenkast, waarin hij als een volleerde poppenspeler op het geschikte moment aan de juiste touwtjes trekt. Hij heeft niets te vertellen over de mens of de wereld van vandaag; hij is een goochelaar, geen filosoof. Rookgordijnen, spiegels en handigheidjes, dat is zijn terrein. Film als een aaneenschakeling van goocheltrucs, het is een wel zeer beperkte opvatting van het medium.

Had Nolan dan geen andere optie dan zijn intrigerende verhaalconstructie op te vullen met de jongensdromen van een achtjarige belhamel? Andere cineasten bewijzen dat het wel kan; zij maakten met gelijkaardige thema’s films die niet alleen onderhoudend waren, maar ook nog inhoud hadden. Evenzoveel prenten over alternatieve werkelijkheden, droomlogica en surreële hersenkronkels; niet noodzakelijk meesterwerken, maar op zijn minst verdienstelijke pogingen. Sommige cineasten laten hun protagonisten, al dan niet met behulp van geestverruimende middelen, ondergaan in de wereld van de roes. In Naked Lunch werpt David Cronenberg licht op de vreemde schepselen die rondscharrelen in het narratieve universum van cultschrijver William Burroughs. Darren Aronofsky laat zijn personages in Requiem for a Dream onzacht in aanraking komen met de schaduwzijde van drugs. En in Enter the Void van Gaspard Noé zweeft een overleden junkie urenlang als een sjamaan boven de wereld die hij net verlaten heeft. Een andere piste is die van het gedachte-experiment rond mogelijke werelden. De Wachowski Brothers ontwierpen in de Matrix-trilogie een dystopische cyberwereld waar een bende vrijbuiters tegen ten strijde trekt. In eXistenZ gebruikt opnieuw David Cronenberg de wereld van de gaming als een metafoor voor een alternatieve werkelijkheid – een narratieve techniek die eigenlijk alle sciencefiction (het meest speculatieve van alle genres) hanteert.

Weer andere cineasten laten zien hoe de mens de gevangene is van de tijd. In Groundhog Day doet Harold Ramis een man steeds weer dezelfde dag herbeleven. Jaco van Dormael laat in Mr. Nobody een man op zijn sterfbed door zijn eigen geheugen laveren, waarbij hij vrolijk drie levens tegelijk leeft. Andere personages zijn dan weer de gevangene van hun geheugen of van het verleden (zie ook het vermelde Vertigo). Ingmar Bergman laat in Wilde aardbeien een gevoelsarme professor met één been in het graf zijn eigen herinneringen binnenwandelen, onmachtig om er ook maar een jota aan te veranderen. En in L’année dernière à Marienbad van Alain Resnais dwalen de personages rond in een tijdruimtelijk labyrint waar niets nog zeker is. Stuk voor stuk boeiende kijkervaringen, films die in het geheugen blijven hangen. Hetzelfde gaat helaas niet op voor de steriele, cerebrale en inhoudsloze kijkdoos die Inception heet.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.