Hoe Calimero een kanarie werd

Elke maker of organisator die ooit het volwassenentheater inruilde voor het jeugdtheater, heeft van zijn omgeving dezelfde vragen gekregen. Een beetje stamelend worden ze geformuleerd. Of jeugdtheater wel serieus genoeg is. Of het toch niet een beetje een stap terug is. Of het niet te soft is. Of, kortom, het jeugdtheater wel goed genoeg is en artistiek wel hoog genoeg aangeschreven staat. Maar zijn het niet de vragenstellers die achterlopen, in plaats van het jeugdtheater? Lopen de kinderkunsten niet op vele vlakken juist voorop?

Die zweem van minderwaardigheid die over het jeugdtheater hangt, leeft zelfs in de sector zelf. Die voelt zich vaak benadeeld en minder erkend, en acteurs die in een jeugdvoorstelling spelen, ervaren dat vaak als een toegift. De jeugdtheatersector – en de kinderkunsten in het algemeen – lijdt aan een calimerocomplex. Wij zijn klein en zij zijn groot, en dat is niet eerlijk. Voor dat syndroom zijn echter geen harde argumenten voorhanden. Ja, het is waar dat in de kinderkunsten specifieke kwesties spelen en vaak harder spelen dan in de rest van het veld. Ja, de kinderkunsten zijn vaak kwetsbaarder in hun overlevingskansen. Ja, in de tendens om kunst en cultuur steeds verder te vermarkten, hebben de kinderkunsten te kampen met een enorme concurrentie van een groeiend commercieel aanbod voor kinderen. En ja, het is zelfs waar dat, artistiek gezien, de kinderkunsten scherpere keuzes moeten maken dan welke artistieke sector ook, om begrijpelijk te blijven voor hun per definitie onervaren doelpubliek. Maar of dat ze zwakker of meer achtergesteld maakt?

63_Rummens_Rauw, Joke Laureyns & Kwint Manshoven -® Kurt Van der Elst 2.jpg

Levendige debatten

Het valt op dat de kinderkunstensector al die mogelijke bedreigingen niet alleen defensief benadert, maar daarnaast ook, scherper dan welke andere sector, discussieert over de kern van het verhaal. Alleen al het afgelopen jaar waren er talloos veel debatten, studies en opinies omtrent de werkelijke inzet van de kinderkunsten. Ook in het buitenland gaat er geen festival voorbij of er worden discussies en panelgesprekken georganiseerd over de meest fundamentele thema’s die je bij kinderkunsten kan bedenken. Welke taboes mag je doorbreken, en in welke mate? Wat met artistieke vernieuwing en haar verhouding tot toegankelijkheid en publieksbereik? Moet theater voor kinderen de heersende normen bevestigen of juist ontregelen? Wat is de rol van de markt en hoe rijm je die met onderwijs? Zelfs tijdens IPAY (International Performing Arts for Youth), een jaarlijks showcasefestival voor jeugd- en kindertheater in de Verenigde Staten, maakte ik afgelopen januari in Pittsburgh vurige en geëngageerde discussies mee over het belang en de mogelijkheden van kunst voor kinderen, los van de markteconomische mogelijkheden ervan. We hebben het hier niet over een masterclass aan een universiteit of in de marge van een highbrow kunstenfestival, maar over een showcasefestival in de VS dat als voornaamste doel heeft producties in de markt te zetten.

In de kinderkunsten wordt scherper dan elders gediscussieerd over de grenzen, de mogelijkheden en de uitdagingen waar de cultuursector vandaag voor staat

Dat zelfs in dat walhalla van de marktgerichte blik op kunst de kinderkunsten bekeken werden vanuit een geëngageerde bril, stemt positief. Het sterkt de indruk die me het afgelopen jaar niet meer heeft losgelaten: in de kinderkunsten wordt scherper dan elders gediscussieerd over de grenzen, de mogelijkheden en de uitdagingen waar de cultuursector vandaag voor staat, en de kinderkunsten geven daar ook alle aanleiding toe. Die discussies gaan niet alleen over hoe we omgaan met de toenemende druk op budgetten, maar ook over de evolutie van maatschappelijke, ethische en vormelijke taboes, en bovenal: over hoe we kwaliteitsvolle en grensverleggende kinderkunsten onder de aandacht kunnen blijven brengen van een breed en divers publiek. Waarom dan dat calimerocomplex? Klopt dat gevoel van ‘wij lopen achter en worden benadeeld’ wel met wat er werkelijk aan de hand is? Twee voorbeelden, afkomstig uit het jeugdtheater.

Van topkoks en hotdogs

De spreiding van jeugdtheater gebeurt grotendeels via de cultuurcentra en is dus in hoge mate afhankelijk van het lokaal cultuurbeleid. De cultuurbesparingen in vele gemeentes, en de manier waarop die werden doorgevoerd, laten zich bijgevolg extra voelen bij jeugdtheatergezelschappen. Hun voorstellingen krijgen minder speelkansen dan vroeger, door een programmeringsbeleid bij cultuurcentra dat steeds meer op veilig lijkt te spelen. De meeste gezelschappen hebben ook niet meer de financiële slagkracht van een paar jaar geleden, en dat is nog zacht uitgedrukt. Specifiek voor jeugdtheater wordt de druk nog opgevoerd van op een ander front: het onderwijs, van nature een belangrijke afnemer van kinderkunsten. Sinds enkele jaren moeten scholen binnen de maximumfactuur blijven: een vaste bovengrens voor de jaarlijkse kost die ouders betalen voor alle schoolse activiteiten die buiten de eindtermen vallen, zoals het bezoek aan een theatervoorstelling. Scholen gaan dus steeds meer op zoek naar de goedkoopste alternatieven. Het resultaat is dat iedereen met zijn rug tegen de muur naar elkaar staat te kijken. Het primaat van de cijfers wordt doorgetrokken in elke uithoek van de sector.

63_Rummens_dUb, fABULEUS -® Clara Hermans 2.jpg

Het gevolg is een machine vol zand. Alles loopt stroef, hier en daar lopen de tandwielen al vast. De kortetermijnlogica der cijfers is hier in al haar glorie aan het werk. Cultuurcentra gaan op zoek naar steeds goedkopere voorstellingen. Scholen duiken volop in het aanbod van one man shows, waar ze liefst niet eens een theaterzaal voor nodig hebben. Die shows zijn uiteraard niet allemaal slecht, maar echt efficiënt kan je die gang van zaken bezwaarlijk noemen. Stel je voor dat een overheid topkoks subsidieert om gezonde en originele maaltijden klaar te maken; dat die overheid vervolgens restaurants ondersteunt om die maaltijden aangenaam en deskundig aan de man te brengen; en dat ze vervolgens bij de mensen het idee promoot dat hotdogs stiekem ook wel lekker zijn, en bovendien toch veel goedkoper. Dat zou waanzin zijn, maar toch speelt juist zo’n mechanisme in de steeds meer stremmende doorstroom tussen het aanbod van jeugdtheater en de afname ervan. In het jeugd- en kindertheater, dat voor zijn spreiding meer dan andere podiumkunsten op de cultuurcentra én de scholen aangewezen is, gebeurt dat momenteel snel en hard.

Alles loopt stroef, hier en daar lopen de tandwielen al vast. De kortetermijnlogica der cijfers is hier in al haar glorie aan het werk

In Noorwegen hebben ze het helemaal anders bekeken. Onder de noemer van de ‘culturele rugzak’ (‘cultural rucksack’) trekken professioneel gemaakte en gesubsidieerde jeugdtheatervoorstellingen het hele land rond. Zo krijgt elk Noors kind minstens een keer per jaar een professioneel gemaakte theatervoorstelling te zien. Het is een cultureel educatieprogramma dat een directe relatie installeert tussen wat er gemaakt wordt en wat de scholen uiteindelijk aanbieden. Jeugdtheater en onderwijs worden veel beter op elkaar aangesloten. Ook in België zou zo’n systeem perfect haalbaar moeten zijn als de wil er is. Hier kan het netwerk van culturele centra daar overigens een droomrol in vervullen. Het enorm uitgestrekte Noorwegen beschikt zelfs niet over zo’n netwerk. Dat heeft als nadeel dat de voorstellingen er vaak toch in kleine, geïmproviseerde zaaltjes belanden, wat resulteert in steevast zeer kleinschalige en productioneel weinig veeleisende voorstellingen.

Als ons (toekomstige) cultuurbeleid de notie kwaliteit in de kunsten werkelijk centraal stelt, dan wordt het hoog tijd om de doorstroom van die kwaliteit meer te stimuleren. Net die doorstroom wordt momenteel verhinderd door overheidsmaatregelen die niet consistent zijn. Je kan niet én een professioneel jeugdtheaterlandschap met goed uitgeruste theaterzalen subsidiëren, én de aansluiting van dat jeugdtheater met het onderwijs afremmen. Dat is bizar, zeker omdat cultuur en onderwijs bevoegdheden zijn van dezelfde overheid, en je er dus maatregelen van mag verwachten die elkaar versterken in plaats van elkaar af te zwakken. Cultuur en onderwijs beter laten aansluiten, zou niet alleen goed zijn voor de spreidingskansen van het jeugdtheater, maar ook gewoon logischer voelen.

Zes blanke mannen voor de spiegel

Het jeugdtheater van nu wordt bezocht door de volwassenen van morgen. Dat is niet zomaar een holle slogan: het levert een publieksbeeld op dat scherpte afdwingt. Het jeugdige publiek in onze zalen gaat vaak opvallend vlot om met een werkelijkheid die volwassenen vaak van de wijs brengt. Hun online realiteit is voor volwassenen niet onbegrijpelijk, maar in elk geval veel minder vanzelfsprekend. Het gebruik van nieuwe technologieën, het problematische onderscheid tussen hoge en lage kunsten: het zijn domeinen die voor de doelgroepen tot achttien jaar een heel andere betekenis hebben. Of nog iets: sociale wetenschappers als Jan Blommaert en Dirk Geldof publiceren boeiende studies over superdiversiteit als een nieuw concept waarmee we de maatschappelijke werkelijkheid kunnen benaderen. Maar superdiversiteit is voor onze kinderen allang een werkelijkheid waar ze misschien niet eens een apart woord voor nodig hebben. Het punt is vooral: in het jeugdtheater is dat soort thema’s niet iets waar je wel of niet voor kan kiezen. Het is er gewoon, je móét ermee omgaan, het is een noodzakelijke voorwaarde voor hedendaagsheid.

Purni Morell, artistiek directrice van het Unicorn-jeugdtheaterin Londen, gaat prat op behoorlijk duidelijke afspraken rond de diversiteit in haar artistieke werking. Ze gaat ervan uit dat de artiesten op het podium een weerspiegeling moeten zijn van de maatschappelijke realiteit waarin ze zich bevinden (de Southbank in Londen, tegenover de City, geprangd tussen de blinkende kantoren van bankiers en advocaten en superdiverse woonwijken). Wanneer een voorstelling toch, bij wijze van spreken, helemaal ‘blank en mannelijk’ is, moet daarvoor een goede reden bestaan. En het idee dat goede acteurs nu eenmaal vaak blank en mannelijk zijn, is géén goede reden. Unicorn werkt volgens een aspiratie die belangrijk is, en met een jong publiek in de grote steden van vandaag eigenlijk zelfs onvermijdelijk: het theater zou de werkelijkheid moeten weerspiegelen, en als het theater exclusief blank zou zijn, weerspiegelt het die werkelijkheid manifest níét. Voorstellingen maken die doen alsof de wereld alleen uit blanke middenklassers bestaat, is in het jeugdtheater eigenlijk simpelweg onmogelijk: in steden als Londen (en Antwerpen, Brussel, Rotterdam, Amsterdam …) laat je in zo’n geval alvast minstens de helft van je potentiële publiek in de koude wind van de ontkenning staan. Het lijkt een drastische of minstens kunstmatige maatregel, maar eigenlijk is het de logica zelf. Want waarom zouden we niets moeten uitleggen als er zes blanke mannen op het toneel staan, maar moet het wél nog steeds verdedigd worden als een Afrikaan Hamlet regisseert of als een vrouw van Marokkaanse origine meespeelt in een stuk van Ibsen?

63_Rummens_Watou, Laika.jpg

Als de kunsten een hefboom zijn om bepaalde kwaliteiten (schoonheid, tolerantie, moraliteit ...) te onthullen, te stimuleren of toch minstens in twijfel te trekken, dan zijn de kinderkunsten dat misschien nog meer dan welke andere kunstvorm ook. Alleen al door het feit dat kinderkunst gemaakt wordt voor het publiek van de toekomst, kan ze gezien worden als een laboratorium, een maatschappelijk forum van hoe een kunstbeleving kan ingrijpen op de leef- en denkwereld van jonge mensen, de volwassenen van morgen: zij pikken maatschappelijke tendensen, technologische innovaties en nieuwe communicatievormen nu eenmaal vaak sneller op dan welke andere kunstvorm ook. Het zou in dat opzicht niet vreemd zijn, mocht het volwassenentheater af en toe wat inspiratie opdoen in het jeugdtheater, hoe contra-intuïtief dat misschien ook lijkt.

Jeugdtheater als voorhoede

Calimero is een vreemde, vervelende en gefrustreerde vogel. Hij zeurt graag. Kanaries zijn, als je er goed naar kijkt, ook vreemde vogels, maar wel handig en snel. Kanaries werden vroeger in de mijnschachten gestuurd, als test om te kijken of er niet te veel gas in de gangen hing. Kwamen de vogels terug, dan was het terrein veilig. Kwamen ze niet terug, dan waren ze vergast. Misschien is het goed dat we inzien dat het jeugdtheater op veel vlakken geen Calimero, maar net een kanarie is. Het is een stuk van de sector dat vaak een pas sneller loopt, omdat het daar nu eenmaal op meerdere vlakken toe wordt gedwongen. Het is ook een sector die zou moeten beseffen dat die positie een voordeel is, geen nadeel. Ook al levert dat voordeel soms kwetsbaarheid en onzekerheid op.

Het jeugdtheater is een stuk van de sector dat vaak een pas sneller loopt, omdat het daar nu eenmaal toe wordt gedwongen

De kanarie ontgint soms gebieden die we nog niet kenden. De omgang met nieuwe tendensen verloopt nu eenmaal sneller en soepeler bij jonge mensen. Daar kunnen we lessen uit trekken. Helaas valt de kanarie soms ook dood. Als het spreidingsverhaal waar de jeugdtheaters nu mee kampen, een voorafspiegeling vormt van wat gaat komen, dan is dat een ernstig alarmsignaal voor de hele sector, en voor de efficiëntie en doortastendheid van ons cultuurbeleid in het algemeen. Ook dat signalement is een nobele taak van de kanarie.

Tot slot nog dit: Calimero ben je niet vanzelf. Het is een rol waar je voor kiest. Het minderwaardigheidscomplex van de jeugdtheatersector wordt weliswaar vaak bevestigd, maar het zit in de sector zelf, niet in de grote boze wereld eromheen. Ook een kanarie ben je niet zomaar. Er is moed voor nodig, doorzettingsvermogen en het lef om af en toe eens stevig op je bek te durven gaan. Laat ons als jeugdtheatersector de moed hebben om onze kwetsbaarheid en onzekerheid te omhelzen als een kracht.

Tom Rummens coördineert sinds een jaar de internationale werking van HETPALEIS. Daarvoor was hij podiumprogrammeur bij De Brakke Grond.

Voor de ‘cultural rucksack’ in Noorwegen, zie http://www.creativitycultureeducation.org/cultural-rucksack.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.