Het vaste repertoire van de roep om repertoire

Februari 2008.
Ook onze Vlaamse parlementariërs gaan al eens theater kijken. Over die indrukken debatteren ze dan in de Commissie Cultuur. Echt relevante zaken schoppen het tot in de plenaire vergadering. Zo keurde het Vlaamse parlement woensdag (op initiatief van Jo Vermeulen, Paul Delva en Margriet Hermans) vrijwel unaniem een motie goed waarin de Vlaamse regering gevraagd wordt om 1) de aandacht voor 'het repertoire' in het theaterlandschap te stimuleren, en 2) daartoe passende beleidsinstrumenten  − zoals beleidsbrieven en beheersovereenkomsten − in te zetten. Kleine nuance: artistieke vrijheid en rol van commissies moeten natuurlijk gerespecteerd worden. Parlementariërs gaan niet zelf regisseur spelen. Ze programmeren liever.

Waarom klassiek repertoire? In elke andere kunsttak, van dans tot literatuur, spreekt het vanzelf dat de canon gekoesterd wordt, aldus Jo Vermeulen (sp.a) in de Commissie Cultuur van 9 oktober, 'terwijl dat in de theaterwereld altijd een zeer moeilijke en wringende discussie blijft'. Hij viseert vooral de stadstheaters. 'Ik vond het een bizarre ervaring toen ik aan het begin van het seizoen de programmabrochures van de stadstheaters doornam en daar nergens een toneelstuk vond.' Misschien kent Vermeulen zijn klassiekers te weinig om te weten dat Kasimir en Karoline (van Ödön von Horváth, bij NTGent) of Biedermann en de brandstichters (van Max Frisch, bij KVS) wel degelijk stukken zijn die al vaker zijn opgevoerd? Gelukkig zijn er de stadstheaters, daar kunnen volksvertegenwoordigers nog iets leren. Ook buiten de grote huizen is er echt meer repertoire te zien dan de goedgekeurde motie doet vermoeden.

De ware reden om de canon politiek op te dringen gaat dan ook veel dieper. Er zou in Vlaanderen een schrijnend gebrek zijn aan − daar gaan we weer − publieksvriendelijk theater. Daarvoor teerden ze op 9 oktober in de Commissie Cultuur niet op eigen ervaringen, wel op het acteursmanifest van Carry Goossens en co, waarin toch zwart op wit stond dat door de afbouw van de grote acteursgezelschappen en dus van het repertoire, een belangrijk deel van het publiek in de kou is komen te staan. Repertoiretheater werd in de verdere discussie vanzelf gelijkgeschakeld aan 'publiekstoneel'. Het publiek zou naar repertoire smachten, wist Erik Arckens van het Vlaams Belang.

Dat dacht ook Joop Van den Ende bij onze noorderburen, toen hij een jaar geleden koos om naast musicals ook grote klassiekers te gaan opvoeren. Al na twee stukken heeft hij ermee gekapt. Veel te weinig rendabel. Al kan de blijkbaar toch niet zo hoge nood van het 'gewone' Nederlandse publiek ook aan de complete kleurloosheid van het eerste stuk Drie Zusters gelegen hebben. Voor repertoire als repertoire, het museale 'erfgoed' dat Arckens en zijn collega's zo smartelijk missen, bestaat in praktijk meestal maar één woord: doodsaai.

Ja maar, betoogt CD&V in zijn persbericht over de goedgekeurde motie: 'scholen hebben steeds meer moeite om hun leerlingen een van de theaterklassiekers te laten bijwonen'. Zo'n repertoirebad ter lering en vervaak roept diep in mij alleen vreselijke herinneringen op aan de Pinter waar we als zesdejaars ooit in gedropt werden bij het toenmalige Publiekstheater. Het is een wonder dat mijn zucht naar theater daar niet op zijn laatste adem is gestoten. Stikjaloers ben ik op al die scholieren die vandaag naar eigen creaties van Bronks, fABULEUS of de Kopergietery mogen. Die spreken tenminste hun taal. Dát is participatie.

Waarom precies moeten 'jongeren en álle generaties' kunnen genieten van 'de klassieke toneelwerken die in ons collectieve geheugen gegrift zijn of tot ons (internationaal) erfgoed behoren'? Veelbetekenend zijn de haakjes in het persbericht van CD&V. Het gaat blijkbaar in de eerste plaats om volkseigen stukken. Vlaamse klassiekers. Ik daag de parlementariërs uit mensen op straat spontaan vijf zulke klassiekers te doen opsommen. Misschien komen ze nog op Het gezin van Paemel, dat stuk waarin een boerenvader stug mee heult met de Franse baronie in zijn verzet tegen de socialistische werkmansstrijd? Of Groenten uit Balen, zowat de seventies versie daarvan? Of Vrijdag van Claus, de surreële verwerking van een katholiek schuldcomplex? De rest zal stilte zijn, vrees ik. We hebben in Vlaanderen geen roemrijke toneelstuktraditie, gelieve dat te aanvaarden. Ons minimale erfgoed dat op iets trekt, is ook helemaal niet zo 'tijdloos en dus ook vandaag zeer relevant' als CD&V denkt. Het is, net als de meeste buitenlandse klassiekers, de culturele indikking van een patriarchale standaard, literair voer van de burgerlijke middenklasse. Ziehier de kortst mogelijke definitie van repertoire. De allereerste vraag moet altijd zijn: wiens repertoire? Van welke stemmen binnen de maatschappelijke diversiteit?

Wat het Vlaamse parlement woensdag heeft goedgekeurd, is een hang naar hoe het vroeger was. Toen de zalen nog vol zaten voor repertoire. Vaak wordt dan het Raamtheater als schoolvoorbeeld aangehaald, en dat was niet anders tijdens de oktoberdiscussie in de Commissie Cultuur. Maar wie optelt hoeveel 'cultureel geheugen-klassiekers' dit zogenaamde 'ensemblegezelschap' de laatste tien jaar juist heeft gespeeld, komt zeker niet aan meer dan tien. De stadstheaters kunnen wellicht een beter rapport voorleggen. Het verschil met het Raamtheater is echter dat theater daar nog vrijwel exclusief neerkwam op het sommetje tekst plus acteur. Zoals het vroeger was.

Laten we liever kijken naar vandaag. Parlementariërs pikken al eens een voorstelling mee, ze zullen de volgende tendensen ook wel al hebben opgemerkt. Tekst verdwijnt, zo tonen bij uitstek de recente, vrijwel woordenloze debuten van grote tekstminnaars als Eric De Volder, Raven Ruëll en straks Tristero. Rollen en personages verdwijnen voor de spelers zelf. Theater schuift op naar de belevingsdirectheid van een concert. En de reden daarvoor, durf ik stellen, is net een eerlijker, rechtstreekser contact met de toeschouwer. Een grotere participatie. In theater is vandaag géén vraag meer actueel: wat met het publiek? Het zal de parlementariërs ook al wel zijn opgevallen dat gesubsidieerde makers vaker dan ooit vertrekken van volksere vormen als circus, musical, revue, deurenkomedie. Publiekstoneel dus.

Dus waarover ons druk maken? Ik zie maar één probleem. Met het verdwijnen van tekst verhoogt het risico dat er steeds minder denkstof in voorstellingen gaat zitten. Steeds minder vaak nodigen voorstellingen uit om complexe sociale, morele of politieke vraagstukken door te denken, de aangeboden perspectieven uit te klaren voor jezelf. Daar zijn verschillende verklaringen voor, maar een is zeker dezelfde als vanouds: Vlaanderen heeft geen toneelschrijfcultuur. Steeds meer makers menen tegenwoordig zelf te moeten schrijven. En daar heeft Jo Vermeulen wel gelijk, als hij stelt dat er te weinig aandacht is voor de auteur. In vergelijking met onze naburige taalgebieden blijft de toneelauteur in Vlaanderen een paria. Alleen heeft Vermeulen het over de dode, en ik over de levende stukkenschrijver.

Wat die vermag, werd met brio vertoond in producties als Martens (door Bart Meuleman), Mefisto Forever (Tom Lanoye) en Missie (David Van Reybrouck). De laatste seizoenen waren dat dé producties die prikten in een maatschappelijke ader van vandaag en daar vaderlands levensbloed uit trokken dat verre van eenkleurig was. Het waren dé producties die gingen leven bij een veel breder publiek dan de vaste schouwburgzitters. Participatie, heren parlementariërs! En o ja, het waren trouwens precies de drie stadstheaters die deze 'stukken' afleverden.

Als het Vlaamse parlement zonodig een vuist wil maken voor tekst in theater, laat het zich dan eens beraden over hoe we in Vlaanderen een bedachtzaam en kwalitatief eigentijds repertoire beter zouden kunnen ondersteunen. Enkel Lanoye slaagt er vandaag in zijn stukken gepubliceerd te krijgen en dus collectief geheugen te kweken. Er worden maar heel weinig stukken geschreven los van een opvoeringscontract. Begeleiding voor jong talent is er ook al veel te weinig, en een autonome opleiding die een en ander zou kunnen aanwakkeren, ontbreekt. Het resultaat van die manco's zie je vandaag in een op twee voorstellingen. En dus is het niet verwonderlijk dat er naar romans en filmscripts gegrepen wordt. Dat moeten parlementariërs toch ook zien als ze al eens naar theater gaan. Of gaan ze misschien helemaal niet? 

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.