Halfleeg of halfvol?

Van uitpuilende mailboxen en agenda’s tot overproductie en overbevolking: onze kleine én grote wereld lijdt aan ‘vervolling’, aan een groeiend teveel. Ook in de cultuursector leeft dat gevoel: we doen te veel voor de beschikbare draagkracht. Moet het dan allemaal wat minder? Voor kunstenaar Sarah Vanhee en filosoof Karim Benammar ligt het probleem niet zozeer in de overvloed op zich, wel in onze omgang ermee. ‘We moeten meer onszelf durven te zijn, los van wat er verwacht wordt.’

‘Vervolling’ bestaat niet als woord, wel als ervaring. Voor velen voelt het leven een beetje als onze boekenkast: we laden maar bij, tot onze ordening op zeker moment vol zit, maar dan nog blijven we stapelen, tot het laatste resterende hoekje. Veel blijft ongelezen, nooit echt ten volle genoten. Zelfs kunstenaars en programmeurs hoor je daarover weleens klagen. We ervaren een druk van ‘meer en beter’, maar blijven geboren hamsteraars, zelfs als we zelf niet meer kunnen volgen. ‘Onze culturele habitus is louter gericht op additie (toevoeging) en nooit op substractie (vermindering)’, zei socioloog Harald Welzer daarover in rekto:verso. ‘Er is simpelweg te veel troep in onze rijke maatschappijen. En dus komt het erop aan de wereld uit te mesten.’

Makkelijker gezegd dan gedaan. Is vervolling alleen maar een persoonlijke kwestie? Volstaat het dat iedereen zijn eigen kast uitmest? Je kan in onze westerse markteconomie natuurlijk niet buiten die veel grotere productiemachine, die erop gebrand is zichzelf continu aan de gang te houden, desnoods door elk radertje in overdrive te doen gaan. Zo verwacht de WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie, dat tegen 2020 één op vier werknemers te maken krijgt met mentale gezondheidsproblemen zoals burn-out. Ook de meer fysieke overschotten van dat productieapparaat dikken aan: van de plasticsoep in de Stille Oceaan tot massale afvaldumping in Afrika. Vervolling is de stap tussen vervulling en vervuiling, de omslag van welvaart in overlast. Moeten we daar gewoon mee leren leven, of dient juist de hele machine te worden gestopt?

69_Vanhee_Halfvol_© Boram Lee_700.jpg

Sarah Vanhee en Karim Benammar hebben elk hun eigen inzicht in dat vraagstuk. Vanhee ging in november in première met Oblivion, een soloperformance waarvoor ze een jaar lang al haar ‘afval’ bijhield, van eetverpakkingen tot digitale spam en onvolmaakte ideeën. Op het podium pakt ze het allemaal weer uit, samen met haar verzamelde inzichten over waarde, identiteit en onze relatie tot objecten. Heel direct werd Vanhee tijdens haar experiment geconfronteerd met een teveel, vertelde ze in De Standaard. ‘Als je niets meer wegzuivert, krijg je een continue stroom waar je geen meester meer over bent. Wie dat omarmt, gaat beseffen dat controle een fake gevoel is. Misschien hebben we ook helemaal niets nieuws meer nodig? Dat is een enorm verontrustend inzicht, want zo zijn we niet geprogrammeerd. We bouwen onze hele identiteit op dingen terzijde schuiven en nieuwe zaken verwerven, niet op ons geheugen.’

Benammar van zijn kant schreef het boek Overvloed, waarin hij in het verweer gaat tegen de visie van ecologisten dat groei en overvloed een probleem zouden zijn, en ‘consuminderen’ de oplossing. Voor Benammar moeten we die overvloed juist omarmen. ‘Bijna alles wat we in ons leven in de ontwikkelde landen doen, is een overschot’, zo schrijft hij. ‘Onze basisbehoeften zijn zo eenvoudig bevredigd, dat we er nog maar zeer beperkt voor hoeven te werken. Het draait om keuzes: willen we het overschot spenderen aan wapens, onderwijs, kunst, nieuwe auto’s, procesvoering of gevangenissen? Die vraag van het overschot moeten we oplossen op het niveau van de samenleving en op het persoonlijke niveau.’

Erkennen jullie dat gevoel van vervolling dan? Worden we daadwerkelijk overbelast? Of kunnen sommigen onder ons gewoon niet goed om met de overvloed?

Vanhee: ‘Dat gevoel van “te vol” komt vooral door zaken die we als een last ervaren, of waar we ons moreel oncomfortabel bij voelen. Zelf heb ik meer de indruk dat er juist een grote armoede is. Niet alleen een gemis aan tijd, maar ook aan aandacht, zorg, verdieping, reflectie, verbeelding. Veel mensen voelen zich slaaf van hoe ze hun tijd moeten invullen: alsof ze die niet meer zelf in handen hebben. Dáár ontstaat die indruk van te veel moeten: vanuit een gebrek aan agency, zelf keuzes kunnen maken.’

Veel mensen voelen zich slaaf van hoe ze hun tijd moeten invullen

Benammar: ‘De context waarin je tijd voor jezelf moet maken, verandert ook altijd maar. Na de brief, de telegram en de telefoon dringt nu de smartphone overal door. Die technologische versnelling vraagt om aanpassing, maar in het verleden is al gebleken dat die aanpassing altijd relatief snel gebeurt. Het is dus vooral een persoonlijke opgave om vat te krijgen op wat je wil doen en hoe je dat organiseert. Want eigenlijk hebben we juist méér tijd gekregen, sinds de uitvinding van de betaalde vakantie en de vrije weekends in de jaren 1950. Je hebt nu een heel weekend voor een pretpark of een vakantiehuisje, dat bestond vroeger niet. En dat allemaal dankzij de economische groei, die overvloed creëerde. Overvloed maakt juist meer keuzes en individuele levenspaden mogelijk. Daarom ben ik voor overvloed.’

Vanhee: ‘Maar hebben die vrije weekends en vakanties de westerse mens daadwerkelijk vrijer gemaakt? Ze maakten hem veeleer tot een “gedisciplineerde” mens, om met Foucault te spreken. Dat weekend wordt als een verplichting ervaren, zonder werkelijk vrijheidsgevoel.’

Hoe komt het dan dat we die toegenomen vrije tijd juist als vervolling aanvoelen? Is dat niet vooral omdat we nu continu onze verdiensten moeten bewijzen, tegen elkaar op?

Benammar: ‘Heel veel problemen van vervolling komen nu eenmaal voort uit processen die intrinsiek goed zijn. Niet alleen voor de top, ook voor de grote massa. De wegen zijn vol omdat iedereen een auto heeft. En omdat de wereld gelijker is geworden, is er automatisch meer competitie voor de posities aan de top. We moeten dat niet als negatief zien, maar juist als een verdienste van de welvaartscultuur. Die competitie heb je natuurlijk niet in situaties waarin mensen nooit naar een andere rang of klasse kunnen doorstoten. Willen we daarnaar terug? We zijn nu rijker dan ooit tevoren, het gaat steeds beter, er is minder oorlog en geweld. Nog altijd zijn tienduizenden vluchtelingen te veel, maar het zijn niet meer de miljoenen van vroeger. Dat zeggen de cijfers. Alleen zit er een gat tussen de werkelijkheid en onze perceptie. Dan denk ik: misschien moeten we niet zozeer de wereld gaan veranderen, als wel onze perceptie.’

Misschien moeten we niet zozeer de wereld gaan veranderen, als wel onze perceptie

Vanhee: ‘Als je kijkt naar Wikipedia en zelfs naar hoe Facebook mensen kan verbinden, ga ik akkoord dat overvloed niet per definitie negatief is. Alleen zorgt een neoliberale politiek nu enkel voor competitie om rijkdom in de vorm van bezit, niet om rijkdom in de vorm van weldenkendheid. De mens die gecreëerd wordt vanuit de media en de politiek, is een bange, consumerende en gedisciplineerde mens. De corporate structureshebben er alle belang bij om een individu in stand te houden dat niet verder denkt dan zijn eigen kleine omgeving. Is het dan geen tijd om over een alternatieve moderniteit na te denken?’

Hoe kan die overvloed dan positief worden ingezet?

Benammar: ‘Ik blijf ervan overtuigd dat meer mogelijkheden meer vrijheid en geluk kunnen opbrengen. De uitdaging is veeleer om met overvloed te leren omgaan. Waarom vinden we veel keuzes nu lastig? Omdat we uit een situatie van schaarste komen. We zitten nog met de impulsen van de schaarstesamenleving, terwijl we nu vooral met overvloed geconfronteerd worden. Ik zie die overgang echt als een paradigmashift. Vroeger had je een heel kleine rijke elite – minder dan 1 % van de bevolking – die vastzat in een keurslijf van adel. Nu kunnen mensen beslissen wat ze met hun leven willen doen. Ik geef grif toe dat er druk is van ouders, gezag en corporates, maar de speelruimte is echt veel groter geworden. Alleen is ook de angst gegroeid: hoe daarmee omgaan, hoe leven? We moeten gewoon nieuwe skills aanleren, die ons helpen om ons prettiger tot die overvloed te verhouden.’

Vanhee: ‘Ik zie wel grote problemen en tekorten. Als je alleen al naar het klimaat kijkt, denk ik niet dat overvloed een sleutel is tot oplossingen. Wat is dat, overvloed? Vijftig verschillende soorten van hetzelfde product in de supermarkt, dat noem ik geen overvloed. Het probleem is dat de echte overvloed niet gelijk verdeeld is. Er is een teveel van bepaalde zaken in bepaalde delen van de wereld en er is zeker een tekort in andere delen. Laat ons dus kijken wat we aan dat tekort kunnen doen. Door bijvoorbeeld op lange termijn te gaan denken. Heel veel structurele problemen die we nu zien, zijn er gekomen door opeenvolgende short notice beslissingen. De politiek blijft die fout steeds opnieuw maken.’

Vijftig verschillende soorten van hetzelfde product in de supermarkt, dat noem ik geen overvloed

Benammar: ‘Natuurlijk is de vraag hoe we de toegang tot werk of onderwijs verhogen in derdewereldlanden. Maar daarvoor zullen we net extra overvloed moeten creëren. En dan is de uitdaging vooral: hoe gaan we om met de grote structuren, met de politiek en het bedrijfsleven? Steeds meer mensen zien de politiek als een autoriteit die voor jou de zaken moet oplossen, dát is het grote probleem. Hetzelfde geldt voor het bedrijfsleven. Dat bestaat toch alleen maar bij gratie van wat er mag van de staat? De staat kan die vergunningen altijd weer intrekken, kijk naar wat er nu met Volkswagen gebeurt. Als het neoliberalisme nu te sterk is doorgeschoten, is dat dus vooral een politieke vraag. Ook als consument kun je altijd zeggen: ik koop dat product niet. Er is wel degelijk verzet mogelijk tegen die disciplinering door het marktdenken. De commercie is een heel sterke macht, maar niet onoverwinnelijk.’

69_Vanhee_Halfvol_© Boram Lee2_700.jpg

Vanhee: ‘Zo komen we weer terug bij de nood aan agency. We leven in een democratie, maar wat als je als burger gelooft dat de huidige politieke structuren inadequaat en incapabel zijn om de reële problemen aan te pakken? Dat vraagt weer om zelfbewust denken en handelen.’

Als vervolling afhangt van ons eigen zelfbewustzijn, hoe kunnen we die situatie dan keren? Hoe kan die zelfbewuste mens het voortouw nemen?

Benammar: ‘Dat gebeurt al vanzelf. Er dient zich nu een soort avant-garde aan van mensen die zich bewust worden van de situatie dat ze meer spullen kunnen kopen dan ze ooit nodig zullen hebben. Ze raken doordrongen van het besef dat ze zelf kunnen bepalen welke plek ze willen innemen in de samenleving. Ze bevinden zich in een situatie waarin ze niet afhankelijk zijn van de waardering van iemand, van status, een prijs of een titel. Ze hebben een soort zelfvertrouwen dat ze met hun activiteit genoeg middelen kunnen genereren om comfortabel en veilig te leven. Die groep wordt steeds groter, met mensen van steeds jongere leeftijd.’

Vanhee: ‘Is dat zo? Ik zie niet zoveel tevreden mensen die in hun leven kunnen doen wat ze willen. Ik zie veel meer mensen die een pad kiezen, hun interesse volgen door te studeren of iets anders te doen – om dan vervolgens te ervaren dat er geen geld te verdienen valt met wat ze willen doen. Rondom mij zie ik geen overvloed van tevredenheid, en al zeker niet bij mensen die een groot deel van hun leven invullen met professionele activiteiten. En dan heb ik het juist niet over mensen die theater maken, maar over werknemers in banken en bedrijven.’

Benammar: ‘Het probleem met banken is dat ze binnenkort sowieso geen banen meer te bieden zullen hebben. De oude structuren van arbeid, inclusief witteboordenwerk, vervallen met zo’n snelheid dat velen buitenspel zullen komen te staan. Voor bepaalde groepen zal je compensatiemaatregelen moeten bedenken.’

Geen betere omgang met vervolling dan een andere kijk op arbeid. Maar welke dan?

Vanhee: ‘Als we een andere realiteit willen scheppen, ook politiek, dan zou een basisinkomen een heel concrete stap zijn. Dat kan het hele paradigma van wat nu zogezegd “werk” is, en wat zogezegd “vrije tijd” is, radicaal verschuiven. Zelf hoef ik bijvoorbeeld geen vrije tijd. Ik werk zowel tijdens dit gesprek als in de repetitieruimte. Daar is geen verschil tussen.’

Als we een andere realiteit willen scheppen, dan zou een basisinkomen een heel concrete stap zijn

Benammar: ‘In België pleit Philippe Van Parijs al heel lang voor een basisinkomen: als grootste goed levert het individuele vrijheid op. Maar ook puur economisch is het een logisch antwoord. Door technologische veranderingen kunnen platformen als Facebook, YouTube, Google, Alibaba, Airbnb en Uber nu heel snel waarde opbouwen: tot in de tientallen miljarden, met amper twintig of tweehonderd medewerkers. Hoe gaan we om met zoveel concentratie van waarde bij zo weinig mensen, terwijl je de rest nog altijd nodig hebt als consumenten? Dan lijkt een onvoorwaardelijk inkomen de minst pijnlijke en de meest bevrijdende oplossing. Sowieso moeten we af van het idee dat betaalde arbeid het fundament vormt van ons leven en van de sociaaleconomische herverdeling. Mijn idee is dat wij onze betekenis veeleer halen uit zelfgekozen projecten die we belangrijk vinden en bijdragen aan onze identiteit, of we er nu voor betaald worden of niet. Een mooie voorafspiegeling van die grote shift zijn net mensen die in de kunsten werken.’

Is dat zo? Loopt het kunstenveld werkelijk voor? Of moet het die transitie nog juist veel radicaler mee gaan pushen en praktiseren?

Vanhee: ‘In mijn verbeelding speelt het kunstenveld allang geen voortrekkersrol meer. Het is juist heel gehoorzaam. In de jaren 1980 ontstonden in België structuren waardoor kunstenaars geld kregen, gezelschappen konden oprichten en konden reizen. Net daarvoor was het neoliberalisme opgekomen, en daar heeft het kunstenveld zich eigenlijk fantastisch aan aangepast. En zo toeren voorstellingen nu als producten. Erg visionair vind ik dat niet. Er zijn sommige praktijken die het anders doen, zoals PAF: een oud klooster in Noord-Frankrijk waar kunstenaars, denkers of wetenschappers een tijd kunnen samenzijn voor weinig geld. Wie een lezing wil geven, geeft een lezing. Wie een voorstelling wil maken, maakt een voorstelling. Wie met anderen samen wil denken, denkt samen. Dat soort zelforganisatie, voor wat jij wil doen in plaats van wat anderen van je verwachten, daar is moed en lef voor nodig. Het begint bij iets kleins: sommige mails gewoon niet beantwoorden, als ze je frustreren. Of een geplande productie niet maken. Zo komt er tijd vrij voor andere dingen, maar dat vraagt een bevrijding van de angst, een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid, een keuze voor de directheid.’

Het kunstenveld speelt allang geen voortrekkersrol meer. Het is juist heel gehoorzaam

Benammar: ‘Helemaal mee eens. Alleen is die moed om zelf keuzes te maken helemaal niet vanzelfsprekend. De constante feedback van de samenleving is dat je beter kunt gehoorzamen, omdat je dan beter beloond zult worden. Ontsnap je daaraan, dan wordt dat al snel als een mislukking gezien.’

Welke rol kan kunst dan toch spelen in het doorbreken van die logica?

Vanhee: ‘Laat het ons niet enkel over de kunstenaar hebben. Die denkende, moedige en positieve kracht van de mens kan ontstaan in de kunsten, maar evengoed in de filosofie of in de zorg. Het gaat meer over denkers dan over kunstenaars. De meest invloedrijke werken van de laatste tien jaar die een alternatieve moderniteit voorstellen, komen van schrijvers. Alles moet zogezegd snel via Twitter, maar de boeken van Naomi Klein en Thomas Piketty zijn dikke turven van honderden bladzijden.’

Benammar: ‘Ik geloof ook dat ideeën heel machtig kunnen zijn, maar ik wil toch even terug naar die kunstenaar. Als regeringen minder geld geven aan de vrije denkers, de universiteiten, de kunstplekken en de zorgplekken, en meer geld aan belastingverlaging, kun je dat ook als een soort tegenreactie van het systeem zien. Dat systeem voelt zich bedreigd door de moed van vrijgevochten denkers en kunstenaars om voor het zelfstandige leven te kiezen. Het voelt zich dan ook niet geroepen om zijn eigen ondergang te subsidiëren. Dan moet je misschien zeggen: wij halen onze middelen uit de wereld die moet komen, niet uit de wereld die we omver willen werpen. Dat begint bij de keuze om niet meer mee te werken aan de heersende systemen waar je niet langer in gelooft, en tegelijk nieuwe structuren op te bouwen. Dat kan een coöperatieve van kunstenaars zijn die samen wat meer macht kunnen uitoefenen, of zelfs een zelfbedruipend systeem waardoor ze de bestaande structuren gewoon niet meer nodig hebben.’

Vanhee: ‘Het is niet “of of”. Subsidies kunnen een bron blijven, maar wellicht zijn er ook andere bronnen. Alleen moeten we als kunstensector ophouden met ons valselijk schuldig te voelen om die subsidies. Zoveel andere zaken krijgen ook subsidies, alleen heet het dan anders. Het is ook niet zo dat de kunstenaar al dat geld alleen maar krijgt voor iets wat hij of zij belangrijk vindt. No way. Cultuurhuizen stellen ook heel veel mensen tewerk, direct en indirect. Die verhoudingen zouden allemaal meer transparant moeten worden.’

Benammar: ‘Misschien moeten jullie daar in de kunsten zelf eens werk van maken? Doe eens wat onderzoek naar subsidies. Ineens zouden mensen gaan beseffen waaraan ze allemaal bijdragen, en dat cultuur dan eigenlijk maar een koopje is. In Nederland gaat er jaarlijks vijf miljard naar steun voor fossiele brandstoffen, en veertien miljard naar de huizenmarkt, voor mensen die dat veelal niet nodig hebben. Dat is toch absurd? Voor elektriciteit betaalt de grootverbruiker tweehonderd keer minder dan de individuele gebruiker! Subsidie is dus niet enkel geld geven, maar ook minder belasten, soms met enorme vrijstellingen. Waarom is er geen btw op vliegtuigtickets? Waarom zit er geen accijns op kerosine? En waarom kan dat niet ook voor kunst? In Ierland betaal je als kunstenaar helemaal geen inkomstenbelasting, op zich is dat een leuk idee. Waarom is religie wel belastingvrij, maar kunst niet? Als kunstenaar doe je toch ook iets voor de gemeenschap?’

Wat is die maatschappelijke meerwaarde van kunst dan precies, voor jou?

Benammar: ‘Heel sterk aan vele kunstvormen is dat ze je iets geven wat het denken je vaak niet geeft: een ervaring. Kunst laat je iets heel rauws ervaren, vaak ook in een heel veilige setting. Zelfs door er kort mee in aanraking te komen, kan je al een percentage van die ervaring krijgen. Dat werkt bevrijdend. Dat heeft de nieuwe burger nodig: niet alleen moed, maar ook een veelheid aan ervaringen. De ervaring van huisje, boompje, beestje mag wel alomtegenwoordig zijn, maar misschien is ze helemaal niet zo spannend.’

Vanhee: ‘Ja, ik denk dat heel veel mensen verlangen naar die verbeelding van een realiteit die niet hun dagdagelijkse realiteit is. Het is gewoon puur populisme om te stellen dat mensen daar niet voor zouden openstaan. Met Lecture For Every One heb ik duizenden mensen onverwacht een lecture gegeven, die zeventien minuten duurde. Dat had niet alleen een grote impact, over het algemeen werd het ook verwelkomd als kunst, als kunst die een plekje kreeg in hun leven. Dat zal mensen niet aanzetten om meer naar de zaal te komen, maar het gaat hier ook om een veel complexer vraagstuk dan publiekstoeleiding. Hoe maak je binnen dat gedisciplineerde leven van mensen een plek voor die ervaring, ook wanneer ze nooit op artistieke plekken komen?’

69_Vanhee_Halfvol_© Boram Lee3_700.jpg

Vraagt dat niet een veel minder productgerichte kijk op kunst? Vandaag leeft er in de kunstensector juist een gevoel van overproductie, van te veel en te snel. Terecht?

Vanhee: ‘In het brede kunstenveld zijn er heel wat mensen die net heel weinig productgericht denken, en inzetten op processen. Maar op de een of andere manier vallen die vaak buiten de subsidies. Er wordt wel aan gewerkt om dat procesdenken meer plek te geven, maar vaak door mensen die niet meteen de posities bekleden met de meeste macht.’

Benammar: ‘Tegelijk worden er nu veel meer boeken gepubliceerd dan ooit tevoren, en is er dus meer materiaal dat schreeuwt om de aandacht van de lezer. Met als effect dat je een groepje krijgt van winnaars die miljoenen verkopen en een hele grote groep die bijna niets verkoopt. Dat zie je ook in muziek, in cinema, in alle culturele domeinen. Alleen moet je ook blijven beseffen van welke situatie je komt: van de dictatuur van de uitgevers, die de markt afschermden en eigenmachtig konden bepalen wie wel geproduceerd werd en wie niet. Dankzij de digitalisering zijn er nu veel meer mogelijkheden om via crowdfunding en andere kanalen zelf je middelen en je publiek te vinden. Heb je die oude structuren dan nog wel nodig?’

Vanhee: ‘Niet te onderschatten is ook dat steeds meer mensen iets willen maken, en steeds minder mensen dat willen “consumeren”. Mensen willen geen kunstconsument meer zijn, maar liever vrije individuen die zelf denken en zelf doen. En dat nivelleert natuurlijk de positie van zij die de producten aanbieden. Diep vanbinnen zijn we daar in de kunsten bang voor.’

Als we die overvloed voor waar nemen, blijft er het probleem van de herverdeling.

Benammar: ‘Het zal wel als een rechts verhaal klinken, maar het probleem is dat we nog te weinig waarde produceren. Als je te veel de nadruk legt op herverdeling, laat je veel liggen. Mensen willen namelijk waarde toevoegen. Ze willen in de eerste plaats dat hun leven betekeniswaarde heeft. Dat wil niet zeggen dat ze die waarde niet ook gedeeltelijk willen teruggeven aan de gemeenschap, of dat nu aan familie, een zelfgekozen groep of nog iets anders is. Daarom is werkloosheid zo vreselijk: het zet je buitenspel. Als er door globalisering en technologische ontwikkelingen minder werk is voor iedereen, zullen we moeten herdenken wat mensen met hun leven doen, hoe we hen daarvoor betalen en hoe we met elkaar waarde creëren. We zullen die hele denkoefening opnieuw moeten doen. Het basisinkomen is een piste, maar je zou ook kunnen nadenken over complementaire geldvormen. Er is geen enkele wettelijke beperking om zelf allerlei geldsystemen op te zetten. Als jij ervoor kiest om met een groep een bepaalde activiteit te ontwikkelen, mag je je eigen economisch systeem bedenken. Ik denk dat zulke alternatieven eerder bij een kleine groep zullen beginnen en zich dan zullen uitbreiden, eerder dan dat er een groot gevecht tegen de gevestigde orde komt.’

Tot slot: hoe gaan jullie zelf om met vervolling en vervreemding? Jullie hebben bewust gekozen om bepaalde dingen af te bouwen? Wat hebben jullie moeten loslaten?

Benammar: ‘Ik was sowieso al zelfstandig, maar ik had lang één opdrachtgever die me veel werk verschafte. Op een bepaald moment was ik iets aan het doen dat ik helemaal niet wou. Ik vond het enorm eng om dat op te geven, terwijl het maar om een deeltijdse activiteit ging. Ik weet nog dat ik langs het strand ging wandelen en dat ik in mijn maag de angst voelde. Want wat je verliest, is status. Mensen willen ook altijd weten waar je bij hoort. Zonder een structuur ben je alleen nog maar jezelf: Karim Benammar. Maar ik heb het toch gedaan, vanuit het besef dat het alternatief nog erger was. Ik wil dus niet vanuit een soort moed spreken. Vaak vertellen we enkel de mooie verhalen, terwijl je mensen ook overmoedig kunt maken door te zeggen: geef je baan op en begin voor jezelf. Je moet reserves hebben, je moet wat stabiliteit om je heen hebben. En je moet het misschien in groep doen, niet in je eentje. Ik had al iets opgebouwd. Ik stapte op wat latere leeftijd uit structuren waarvan ik al geprofiteerd had.’

Ik weet nog dat ik langs het strand ging wandelen en dat ik in mijn maag de angst voelde

En wat heb je gewonnen bij die beslissing om je eigen pad te kiezen?

Benammar: ‘Tijd. Ruimte. Rust. Dingen herontdekken. Een gevoel van resonantie. Dat het weer klopt. Ik vraag nu dubbel zoveel voor een opdracht, omdat het resultaat ook echt kwaliteit zal hebben. Daarvoor had ik het gevoel “dat ik aan mezelf voorbij liep”: al dat soort clichés die je gebruikt als je voelt dat het niet klopt. En nu probeer ik de energie van dit succesje mee te nemen om een nieuwe stap te zetten en nog meer los te laten. Nee durven zeggen tegen een opdracht, bijvoorbeeld, en mijn aantal opdrachtgevers reduceren.’

Vanhee: ‘Het enige wat ik steeds consequenter probeer te doen, is zo te werken dat het waardig is voor mijzelf, voor andere mensen en voor het eigenlijke werk. Ik wil goed luisteren naar wat er gebeurt en van daaruit verdere stappen ondernemen. Ik wil me omgeven met mensen die openstaan voor iets wat binnen de kunst radicaal anders kan zijn. Zodra je zoiets duidelijk articuleert, is mijn ervaring dat er altijd wel andere mensen zijn die mee aan boord willen springen. Maar ik heb misschien makkelijk praten. Ik ben nooit naar de universiteit geweest, heb nooit een vast loon gehad, heb ook geen vaste structuur waarbinnen ik werk. Er was dus ook nooit veel om op te geven. Er zijn ook heel andere persoonlijkheden, die meer behoefte hebben aan vastigheid en continuïteit. Dat moet ook gewaardeerd worden. Er mogen best gradaties zijn in hoe graag mensen op zichzelf willen staan. In maatschappijen die niet het sociale vangnet hebben zoals wij in België, ligt die keuze sowieso al moeilijker.’

Benammar: ‘Fijn dat je dat zo stelt. We zijn inderdaad afhankelijk van die sociale zorgstructuren. Alleen zou dat niet gepaard mogen gaan met infantilisering. Op school, aan de universiteit, op je werk: overal word je als kind behandeld. Denk aan de verplichting om met z’n allen in de file te staan omdat we op hetzelfde moment moeten beginnen. Dat is handig, omdat je dan ook de kinderen naar school kunt brengen, maar het blijft een geïndustrialiseerd samenlevingsmodel dat van iedereen dezelfde gemiddelde burger maakt, via massaproductie in het onderwijs, in het werk, in de banken. Dat hele paradigma van drie eeuwen is nu gelukkig aan het afbrokkelen, maar meer zelfredzame structuren zouden vandaag veel logischer zijn. Dat begint bij onszelf. Hoe moedig durven wij te zijn? Aan wie zijn wij schatplichtig? Als je sector je onder druk zet om steeds meer te produceren in competitie met anderen – als journalist, lesgever, kunstenaar, onderzoeker – dan is dat een teken dat er iets grondig mis is. Dan is het tijd om met die structuren te stoppen, en alternatieven te gaan zoeken of opzetten.’

 

Isolde Vanhee is docente aan LUCA School of Arts in Gent. Wouter Hillaert werkt als freelance cultuurjournalist. Beiden zijn redacteur van rekto:verso.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.