Hack de stad

Een nieuwe garde architecten bouwt geen wolkenkrabbers of concertzalen meer. Een eigen handschrift, zelfs esthetische perfectie laat ze koud. De zelfbewuste ontwerper van het modernisme, met zijn onaantastbare geloof in maakbaarheid, is tanende.De nieuwe architect heeft meer weg van de hacker. Zijn wereld is vol, zoemt van activiteit en is rijk aan aanknopingspunten. Door een betere toekomst te verbinden aan een bestaande situatie is de nieuwe architect ook beter toegerust voor de uitdagingen van onze tijd.

De stad van de toekomst is geen gedroomd vergezicht meer, het is de stad die er reeds staat. De stad waarin we wonen, werken en oud zullen worden. Was aan het begin van de vorige eeuw de huisvesting van een groeiende bevolking in een snel industrialiserende maatschappij de grote uitdaging, tegenwoordig is dat het opvullen van leegstand. Op 20 september 2013 somde Frits van Dongen, de Nederlandse Rijksbouwmeester, het als volgt op in de pers: ‘Acht miljoen vierkante meter kantoorruimte staat leeg, en twaalf miljoen vierkante meter bedrijfsruimte, en er zijn dertigduizend lege woningen. We moesten maar eens stoppen met bouwen in Nederland en eerst de lege vierkante meters aanwenden voor nuttige functies.’

63_Gardner_3D Print Canal House -® Andrew Sides.jpg

Het is een zure appel voor ruimtelijke ontwerpers, maar het lijkt erop dat we voorlopig zijn uitgebouwd. In februari van dit jaar werd dat beeld op de site van Cobouw nog eens bevestigd door Nico de Vries, bestuursvoorzitter van de BAM, een van de grootste bouwmaatschappijen van Europa: ‘We hebben van alles genoeg. (…) We krijgen structureel te maken met een kleinere bouwsector, gespecialiseerd in onderhoud en herontwikkeling enerzijds en series van één in de nieuwbouw anderzijds.’ De gevolgen lieten niet lang op zich wachten. Sinds het uitbreken van de economische crisis in 2008 verloor 50% van de architecten hun baan en voerde de opleiding bouwkunde aan de TU Delft een numerus fixusin.

Voor de ontwerpers van de stad levert dat een verwarrende situatie op. Alsof de ‘voltooiing’ van het project waar ze al die tijd aan werkten, een onwerkelijke verrassing is. Want als de stad is uitgebouwd, zijn ze dan klaar? Dat zou impliceren dat de samenleving een kunstwerk is dat zijn ware vorm kan vinden. Maar het lege vel papier waar bouwers ooit hun grandioze visioenen voor een rationele samenleving op projecteerden, is er niet meer. De theoretische leegte heeft plaatsgemaakt voor een volle werkelijkheid. De heroïsche verbeelding van een verre toekomst is ingewisseld voor het nabije overmorgen.

De nieuwe bouwcultuur wordt er een van gesleutel, verbouwen en verbeteringen van binnenuit

Een samenleving is uiteraard nooit voltooid. Hoe de stad gebruikt en gemaakt wordt, is aan het veranderen. De opkomst van digitale netwerktechnologie maakt een nieuwe dynamiek in de stad los, waar gevestigde methodes die het gebruik van de stad pogen te organiseren, geen grip op krijgen. Met Airbnb kan opeens iedereen een woonhuis, of zelfs een klein flatje verhuren als een hotelkamer. Met de Uber-app, recent geïntroduceerd in Amsterdam en Rotterdam, heeft de stad er opeens een ad-hoctaxidienst bij. De stad krijgt een extra laag onzichtbare infrastructuur die onvoorziene vormen van gebruik mogelijk maakt. Tegelijk zien we dat, onder druk van de vergrijzing, duurzaamheidsdenken en de verregaande automatisering, de maatschappelijke drijfveren verschuiven van extensieve groei – meer en groter – naar intensieve groei – de integratie en differentiatie van bestaande structuren. De nieuwe bouwcultuur wordt er dus een van gesleutel, verbouwen en verbeteringen van binnenuit.

Reanimeren, printen en planten

Daarom nemen nieuwe ontwerp- en architectuurpraktijken in woord en daad steeds meer afstand van hun utopische voorgangers. Ze zijn meer gericht op het programmeren dan op het ontwerpen van de gebouwde omgeving. Ze werken bijna altijd proactief en ontsnappen aan de opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie die traditioneel de basis vormt van de ontwerppraktijk. Ze begeven zich op het snijvlak van cultureel ondernemer, programmamaker en ontwerpbureau.

Zo reanimeerde het Rotterdamse bureau ZUS (Zones Urbaines Sensibles) samen met broedplaatsontwikkelaar Codum een leegstaand pand aan het Hofplein, in de buurt van het centraal station van Rotterdam. Nu is het een verzamelplek van creatieve bedrijfjes, met in de plint een cultureel café waar evenementen worden georganiseerd en met een stadsakker op het dak. ZUS doopte het gebouw ‘het Schieblock’. En daar bleef het niet bij. Vanuit het Schieblock initieerde het bureau het project ‘de Luchtsingel’, een deels gecrowdfundeloopbrug die de eilanden in de verkeerszee van het Hofplein aan elkaar rijgt. Zo wil ZUS de kwaliteit van de publieke ruimte rond het station, met haar gestagneerde vastgoeddromen, helen en verbeteren.

Het Amsterdamse bureau DUS Architects koesterde dan weer de droom om een grote 3D-printer te maken die hele kamers zou kunnen printen, en uiteindelijk zelfs een heel huis. Met een beetje subsidie en veel bravoure begonnen ze, aanvankelijk zonder enig verstand van 3D-printtechnologie, de ‘Kamermaker’ te bouwen. Tijdens het ontwikkelingsproces groeide een netwerk van technologiepartners, financiers en media-aandacht. Inmiddels is het project uitgegroeid tot het 3D-printen van een heel gebouw, en opende DUS een open bouwplaats waar het begint met het 3D-printen van een eigentijds grachtenpand.

Technologie, ecologie en verbeelding reiken elkaar de hand. Voor een verlaten terrein van de voormalige scheepswerf Ceuvel Volharding tekende Space & Matter, een ander Amsterdams bureau, samen met ontwikkelaar in schone technologie Metabolic een plan uit om de vervuilde bodem te beplanten met een speciale begroeiing die het gif uit de bodem zou trekken. Tegelijk hees het woonboten op het land waarin ateliers en werkplaatsen gehuisvest werden, verbonden door een over het land meanderende steiger. Na tien jaar zal het land gereinigd zijn, en kunnen de woonboten weer te water worden gelaten, op zoek naar een volgende vrijplaats.

Wat wil deze nieuwe garde van stadsmakers? Hoe ziet hun ideale stad eruit?

Deze alternatieve praktijken blijven niet steken in utopieën die het papier nooit verlaten. Ze boeken resultaat. En toch voelen de ontwerpers geen noodzaak tot ideologische of politieke stellingname – maar eerder ongemak. Tegenover het modernistische maakbaarheidsideaal van hun voorgangers lijken ze geen duidelijk alternatief te kunnen of willen articuleren. Voorbij het lokale, het specifieke en het eigene heeft hun engagement geen helder doel. Wat wil deze nieuwe garde van stadsmakers dan? Hoe ziet hun ideale stad eruit?

De droom van de hacker

Daarvoor moeten we even terug in de tijd, van het modernisme naar de geboorte van de hacker. Modernistische stadsontwerpers wilden mensen en goederen wrijvingsloos organiseren binnen een machine. Hun beeld was dat van een functionele stad. Steriel, fris en gevormd door de heldere geometrie van de rede. Het waren visioenen die destijds niet zomaar uit de lucht kwamen vallen. Vol bewondering keek Le Corbusier naar de nieuwste wonderen der ingenieurskunst om zich heen: vliegtuigen, auto’s en oceaanstomers, maar ook de opsmukloze architectuur van graansilo’s en bruggen. Uit de wetenschap en technologie werd, met het eerste machinetijdperk, ook het modernisme geboren.

63_Gardner_Luchtsingel Rotterdam -® Frans Schouwenburg.jpg

Vandaag komt het tweede machinetijdperk onder stoom te staan. Terwijl het eerste onze eigen spierkracht verving, breiden machines ons zenuwstelsel nu dermate uit dat ze steeds meer ons kenniswerk gaan vervangen. Deze keer bouwen de ingenieurs onze cultuur uit met computers en digitale netwerken. Baart die nieuwe technologische orde ook een ander maakbaarheidsideaal?
Toen Californische knutselaars in de jaren 1970 begonnen met het bouwen en programmeren van de eerste personal computers, kon hun visie zich prima meten met de heroïek van de modernisten. Deze do it yourself-hippies droomden van de mogelijkheden van een persoonlijke machine waardoor iedereen een maker kon worden. Voor hen was de computer niet de logge bureaucratische machine die iedereen er toen nog in zag, maar een geestverruimend middel. Een gereedschap dat het creatieve potentieel van zijn gebruiker kon bevrijden, en een mooiere wereld zou creëren. Een wereld van spelende mensen die continu hun eigen wereld zouden scheppen en herscheppen. Pas later zouden deze knutselaars herkend worden als de eerste hackers.

Door de media wordt de hacker overwegend verbeeld als een sluwe nerd die met een laptopje inbreekt op andermans computer, of erger nog, het bankverkeer ontregelt of privégegevens steelt. Maar in oorsprong stamt de activiteit van de hacker – het hacken – en het resultaat – de hack – uit een tegencultuur van technisch geschoolde hippies op Amerikaanse universiteiten. In hun vrije uren slopen ze binnen in kunstmatige-intelligentielaboratoria waar de eerste computers stonden, en programmeerden ze op die enorme rekenmachines practical jokes, muziekstukken en de eerste computerspellen. Vanuit deze creatieve smeltkroes ontstond een invloedrijke subcultuur met dromen over de wereld, eigen sociale mores, en zelfs met een gedeelde ethiek. Technologie werd een persoonlijk gereedschap om de wereld te maken.

In Hackers, Heroes of the Computer Revolution(1984) benoemt Stephen Levy dat als de ‘hands-on imperative’ van de hacker. In een wereld van spullen die grotendeels het product zijn van standaardisering en wereldwijde productieketens, gelooft de hacker in het uit elkaar halen en manipuleren van objecten en systemen, om er weer nieuwe dingen mee te maken.
Het gaat om een ‘leren door te doen’: je handen vuilmaken om de wereld niet simpelweg te nemen voor wat hij is. De technologische infrastructuur die ons leven ondersteunt, van straat tot glasvezel, vormt voor de hacker een continu evoluerende omgeving van mogelijkheden. Zijn werkplaats is het kluwen van systemen om ons heen, tastbaar en dichtbij. Een directe afgeleide van die hands-on-doctrine is het forceren van toegang tot informatie en systemen: alles waarvan je iets kan leren over hoe de wereld in elkaar zit. Die informatie moet voor de hacker openbaar en vrij uitwisselbaar zijn, omdat vernieuwing en vooruitgang in een gemeenschap alleen mogelijk zijn als je kan voortbouwen op elkaars werk. Ziedaar het maakbaarheidsideaal van de hacker.

Architectuur met drempels

Veel nieuwe architectuurpraktijken kunnen zich prima vinden in deze hands-on-mentaliteit. Ze bedden zich in bestaande systemen in en proberen die naar hun hand te zetten. Ze denken in netwerken en werken pragmatisch. Maar helaas blijft deze ontwikkelde kennis vaak nog opgesloten in individuele projecten en particuliere oplossingen, waardoor ze niet bijdraagt aan een universeel toegankelijke kennis-poel, een zogenaamde commons. Zo is de open bouwplaats van DUS een informatiecentrum geworden waar je vanalles kan leren over 3D-printen. Alleen is dat nog niet hetzelfde als een open source, zoals hackers dat woord begrijpen. Daarvoor zou DUS bijvoorbeeld een collectie digitale bestanden online beschikbaar moeten stellen, waarmee ook anderen de 3D-printer en het gebouw kunnen ontwerpen – en zo op hun beurt met hun ervaringen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het grotere project van 3D-printbare architectuur. Maar dit laat niet onverlet dat er waardevolle algemene en herhaalbare kennis werd gedeeld en opgedaan.

De architectuurwereld kent nog altijd een paar evidenties die haaks staan op de hackersethiek

Tegelijk kent de architectuurwereld nog altijd een paar evidenties die haaks staan op de hackersethiek. Voor een volledige omarming van het maakbaarheidsideaal van de hacker vormen ze vooralsnog obstakels. Zo is de gevestigde architectuurpraktijk eerder hands-offdan hands-on. Architecten zijn in eerste instantie tekenaars, geen metselaars. Ideeën worden ontwikkeld in een wereld op schaal, en statisch gevat in tekeningen, modellen en andere simulaties. In die zin verbeelden de architect en stedenbouwer zich steeds weer een nieuwe wereld, en moet elk afgerond ontwerp opnieuw de overgang maken van fictie naar werkelijkheid. Hacken daarentegen bereikt geen afgeronde toestand. De hack werkt tijdelijk en in een specifieke context. Ingrepen gebeuren op locatie waar men al doende leert en verfijnt.

Een tweede obstakel is de zelfingenomenheid van de architect die zichzelf als een autoriteit en een bevoorrechte professional ziet. Ik chargeer, maar er zijn genoeg verhalen van verregaande bemoeienis van welstandcommissies (gevuld met architecten) en architecten die tot jaren na de oplevering de scepter blijven zwaaien over elke minieme wijziging aan hun ontwerp. Al mag de nieuwe garde dan wel minder boodschap hebben aan instituties zoals de wettelijk erkende architectentitel en de auteursrechtelijke bescherming van het gebouwontwerp, dat betekent niet dat auteurschap voor hen een achterhaald concept is. Zelfs al worden vele projecten gerealiseerd in samenwerking, en ligt de nadruk vooral op het verhaal en proces, het blijft de ontwerper die het beeld maakt en de retoriek bepaalt. Zijn nieuwe vorm van auteurschap manifesteert zich minder in het gebouwde object, maar meer in de gehele beeldvorming en het vertoog rond het project. Dat is anders bij de hacker. Voor hem ligt het auteurschap vooral in de herkenning en erkenning van zijn werk onder gelijken, in een gemeenschap die kennis, kunde en talent veel hoger waardeert dan diploma’s, cv’s of andere adelbrieven van buitenaf. In architecturale milieus daarentegen voelt de relatie tot vakbroeders veeleer competitief, en wordt erkenning niet onderling toegekend, maar op basis van prijzen, publicaties en de media.

63_Gardner_Schieblock -® Raban Haaijk.jpg

Het misschien wel meest fundamentele obstakel raakt aan de kern van de architect en de stedenbouwer: hun idee van ruimte. Hoe zij ruimte zien, is een culturele constructie waar weinig zelfbewustzijn over bestaat. Hun voorstelling van ruimte is er een van abstractie. Het cartesiaanse canvas waarop ruimte gestalte krijgt, is leeg en passief. Het papieren vel, de schetsrol, maar ook het 3D-universum op de computermonitor: het zijn allemaal lege werelden, gereguleerd door geometrische wetmatigheden. Problemen worden geanalyseerd en opgelost in een meetkundig universum waar massa en leegte, vorm en contravorm, assen, symmetrie en proporties de onderliggende logica vormen.

Van systeemfout tot schepper

Dit perspectief op ruimte is echter niet het enige legitieme perspectief, net zoals het maken van de stad nooit het exclusieve domein van architecten en stedenbouwers is geweest. De stad is vol van leven. De ether trilt van signalen van zendmasten, mobieltjes en wifi netwerken. Plekken en buurten bestaan ook in de dromen en herinneringen van bewoners. Vergunningen, parkeermeters en stoplichten reguleren gedrag. Makelaars, woningcorporaties en huisjesmelkers exploiteren de gebouwde omgeving. De stad is een door de mens onderhouden weefsel waarin vele voorstellingen van ruimte en tijd door elkaar lopen en met elkaar in verband staan. Dat weefsel simpelweg reduceren tot een representatie van geometrie in een driedimensionale wereld biedt allesbehalve een breedbeeld van de stad. De hacker voegt hier een waardevol perspectief aan toe: de stad als een zichtbaar en onzichtbaar landschap van aanknopingspunten en mogelijkheden. Om hier daadwerkelijk oog voor te hebben moet het voorstellingsvermogen van stadsontwerpers ruimer openplooien, voorbij de disciplinaire perspectieven die ze in hun opleiding aangereikt krijgen.

Het voorstellingsvermogen van stadsontwerpers moet ruimer openplooien, voorbij de disciplinaire perspectieven die ze in hun opleiding aangereikt krijgen

De inspirerende rol van de hacker voor architecten gaat zelfs nog dieper. Hij herinterpreteert niet alleen radicaal het idee van een vakgebied, maar toont ook een manier waarop kennis en kunde in allerlei nieuwe constellaties kunnen samenkomen. De hacker vertegenwoordigt geen discipline, maar is antidisciplinair. Zijn maakbaarheidsideaal gaat over hoewe maken, en niet zozeer over watwe maken. En met dat accent op het hoeverandert de hacker onze verhouding tot de omliggende wereld. In zijn visie is onze omgeving er niet een van vervreemding, maar een van herkenning: een leesbare en betekenisvolle omgeving, iets wat geen ontwerper of reclamemaker ons kan bieden. Het gaat hem niet om het vastleggen, maar om het openen van de wereld. Hij laat het plezier zien van het invloed hebben op, het gezamenlijk vormgeven van, en het ambachtelijke sleutelen aan onze wereld. Tegelijk leert hij ons dat in deze activiteit een krachtig universeel ideaal schuilt: virtuoos de systemen van je omgeving ontleden en bespelen geeft je toegang tot je eigen omgeving, en ontsluit tegelijk een veel grotere wereld.

De hackersethiek en de nieuwe architectuurpraktijken hebben één zaak gemeen: ze laten zien dat een radicale heroriëntatie van de architectuur mogelijk is. In het spanningsveld tussen de hacker en de architect, twee archetypische makers die in vele opzichten elkaars tegenbeeld zijn, opent zich een veelheid aan mogelijkheden. Een scène uit de film The Matrix(1999) brengt dat mooi in beeld. Het hoofdpersonage Neo, een hacker, staat oog in oog met de architect van de Matrix (de computersimulatie waarin de gehele mensheid zich bevindt). De ontsnappingsartiest tegenover de schepper van zijn kooi: het zijn twee tegenspelers die zonder elkaar niet zouden bestaan. De architect legt de hacker uit dat, hoe hij de Matrix ook ontwerpt, de hacker altijd een onregelmatigheid blijft die steeds weer opduikt. Hij kan er niet omheen, de hacker is een intrinsiek onderdeel van elk systeem dat hij ontwerpt. Met de uitgebouwde stad als zijn voorland, in plaats van het blanco vel, kan het voor de architect allicht geen kwaad om van de ontsnappingsartiest te leren hoe hij uit zijn eigen stramien kan stappen.

Edwin Gardner is medeoprichter van Monnik, een bureau voor speculatie, toekomstigheden en opties. Samen met partner Christiaan Fruneaux doet hij artistiek en academisch onderzoek, waarmee beiden zich committeren aan een inclusieve en duurzame toekomst.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.