Geert Allaert: ‘Ik ben het beu, het hoeft voor mij niet meer’

In de vorige vier delen van de onderzoeksreeks ‘Achter de coulissen van Musical van Vlaanderen’, werd spilfiguur Geert Allaert herhaaldelijk het vuur aan de schenen gelegd. Logisch dus dat we het vleesgeworden epicentrum van de grootse Vlaamse musicalstructuur ook zelf aan het woord laten, voor een terugblikkend weerwoord. In de Antwerpse Stadsschouwburg drukt Allaert ons meteen op het hart dat hij wil reageren als persoon, niet als (ex-)vertegenwoordiger van Musical van Vlaanderen. ‘Het is toch niet mijn schuld dat er geen twintig anderen hetzelfde doen als ik?’

Meteen steekt Allaert van wal over hoe hij de musicalwereld is ingerold. ‘Ik heb samen met Nic Balthazar op de toneelschool gezeten. En tegelijkertijd heb ik aan het conservatorium gestudeerd, achtereenvolgens in Menen, Kortrijk en Gent. Ik heb les gevolgd bij François Glorieux en gemusiceerd met Dirk Brossé. Van opleiding ben ik bovendien germanist. In die zin ben ik altijd bezig geweest met zowel muziek als met tekst. En laat dat nu net de twee elementen zijn waarrond musical draait. Zo ben ik in die wereld terechtgekomen.’

60_Geert Allaert © De Standaard.jpgWat had u voor ogen bij de uitbouw van uw musicalstructuur?

‘Ik wilde in de eerste plaats grote musicals brengen. Daarvoor heb je drie dingen nodig: een licentie, Vlaams artistiek talent en de logistieke en productionele mogelijkheden. Aan die eerste twee geen gebrek – na het akkoord van Cameron Mackintosh en Andrew Lloyd Weber om Miss Saigon, Les Misérables en The Phantom of the Opera uit te voeren in Vlaanderen. Maar er waren in Vlaanderen geen huizen met voldoende capaciteit om een grote musical in op te voeren: noch qua aantal zitjes, noch qua infrastructuur.’

En u dacht: ‘Ik bouw ze dan maar zelf’?

‘Ik ben naar Antwerpen getrokken, als grootste Vlaamse stad, met de specifieke vraag naar een theater met een capaciteit voor zulke stukken. Oorspronkelijk wilde ik een theater bouwen op het Eilandje, waar nu het MAS staat. Maar Bob Cools verzocht me om eerst eens te komen kijken naar zijn bunker [de Stadsschouwburg, red.]. Ik zag een gebouw met een lelijke buitenkant, maar een zeer functionele binnenkant. We hebben die concessie uiteindelijk bekomen in ruil voor zware investeringen en zowel promotionele als productionele toewijding. We hebben het dak eraf gehaald, het balkon uitgebouwd, de capaciteit verhoogd naar 2.000 zitjes en de zaal technisch geoptimaliseerd. De Stadsschouwburg kostte de Stad voorheen elk jaar 1 miljoen euro. Vanaf de dag dat ik die zaal runde, heeft ze elk jaar 2 miljoen opgebracht. We zijn blij dat we gerealiseerd hebben wat de Stad voor ogen had. Het is toch niet mijn schuld dat er in Antwerpen maar één zaal is zoals deze?’

Maar Vlaanderen is te klein voor twintig zalen zoals de Stadsschouwburg. Wie die zaal in handen heeft, beschikt toch over een machtige troef?

‘Dat denk ik ook.’

Zo verkreeg u een locatie voor de programmatie van uw grote musicals. Maar dat volstond niet?

Als je met mij zaken doet, zal je zien dat je niet te veel cadeaus krijgt, tenzij ze terecht zijn.

‘In 1999 contacteert de stad Gent mij in verband met de Capitole. Die zaal was oorspronkelijk gebouwd als theater, maar was eigenlijk te klein. Later is ze gebruikt als cinema, maar de uitbater is uiteindelijk failliet gegaan. En dus stond dat gebouw al vijftien jaar leeg. Het regende er binnen, er lag zand op de vloer en er groeide een boom in het midden van de zaal. Maar ik zag onmiddellijk het potentieel van die zaal: gezellig, goed gelegen en mooi gebouwd. Alleen: Stad Gent had geen geld om die zaal te verbouwen, noch om ze te runnen. De Stad was op zoek naar een partner, die bereid was om te investeren en capabel was om de zaal te exploiteren. Wij hebben dat intern afgewogen, en uiteindelijk een deal gemaakt om 35 gebruiksdagen per jaar te verkopen aan de Stad. Zo hadden wij toch al een gegarandeerd minimumbedrag aan inkomsten. De Stad gaf ook nog een economische subsidie, omdat wij tegemoet kwamen aan een nood van hen: we organiseerden namelijk avondactiviteiten die volk naar het centrum lokten.’

Het is toch opmerkelijk dat er niet publiekelijk naar die concessieovereenkomsten kon worden gedongen?

‘Dat is niet juist. Er is over gedebatteerd op de schepencolleges en in de gemeenteraad. En zelfs al zou dat raar zijn, ik kan daar niks aan doen. De Stad is naar mij gekomen, ik ben op hun vraag ingegaan. En ik heb daar onwaarschijnlijk veel geld in gestopt. Gent heeft nu een theater dat 200.000 mensen per jaar lokt en mooie affiches kan voorleggen. De Stad is daar gelukkig mee. Je kan nu vragen “Waarom zit Allaert daar?”. Wel, omdat de rest er niet op ingegaan is.’

De scepsis wordt vooral aangewakkerd omdat u zowel de productionele als de logistieke kant in handen hebt.

Het was niet slim van onze cultuurminister om ons een aanvraag te laten indienen voor de projectenpot.

‘Ik begrijp zeer goed dat er partijen zijn die zeggen: “Als je in Vlaanderen musical wil maken in een zaal met een capaciteit van meer dan 1.500, dan moet je bij Allaert passeren”. Maar het is toch niet mijn schuld dat Studio 100 geen theater bouwt? Het is toch niet mijn schuld dat er geen twintig anderen hetzelfde doen als ik?’

Maar ook uw eigen producties lopen alleen in uw zalen. Begrijpt u de publieke argwaan over het feit dat u bij onderlinge contracten beide partijen vertegenwoordigt?

‘Omdat zich voor de musicals die wij wilden brengen, alleen de Stadsschouwburg leende, hebben we daarover een afspraak gemaakt met het kabinet Anciaux. Zij wilden dat de zaalhuur 20% van de netto-opbrengst bedroeg. Wij hadden liever een vast bedrag gehad, maar hebben ons bij hun voorstel neergelegd. Verder ging 50% van het totaalbedrag naar de productie en 30% naar de promotor [lees hierover meer in deel 3, red.]. Dat is een vaste regel, die altijd gehanteerd wordt, ook toen ik een voorstelling van het Ballet van Vlaanderen in de Stadsschouwburg promootte. Revisoren hebben dat gecontroleerd. En het is “zo clean als iets” bevonden. Wat Bourlon zegt is niet juist.’

U ontkent ook zijn verhaal over de Tipp-Ex truc?

60_kennis_The Sound of Music, Music Hall.jpg‘Dat is één grote leugen. Als jij de Stadsschouwburg wil huren, krijg jij een huurcontract. Daar staat op hoeveel de zaal kost en hoeveel zitplaatsen er zijn. Daarnaast zijn er ook 50 house seats voor collega’s, vrienden, politici en mediapartners. Er zijn huurders die ook een aantal van die 50 zetels willen overnemen. Dat kan, tegen een meerprijs. Dat is een duidelijke afspraak. En dat was ook het geval bij The Sound of Music. Als een bezoeker die last minute heeft gereserveerd, dan naar de kassa gaat, krijgt die gewoon een ticket waar op staat ‘house seat nr. X’. Maar er is helemaal niks met Tipp-Ex uitgedaan. Wat is er gebeurd? Studio 100 komt binnen en zegt: “Er zitten mensen op de house seats, hoe zit dat?”. Maar het was simpel: die opbrengst ging – zoals contractueel vastgelegd – naar de producent.’

Als u volledig ter goeder trouw hebt gehandeld, waarom hebt u Studio 100 dan korting gegeven op de zaalhuur?

‘We hebben een commerciële geste gedaan, omdat de kaartverkoop goed liep, wat ook voor de zaal interessant was. Maar Bourlon zegt dat we hem 100.000 euro hebben gegeven, terwijl het in feite ging om 32.000 euro. We hebben een minimale toegift gedaan, als tegemoetkoming. Als je met mij zaken doet, zal je zien dat je niet te veel cadeaus krijgt, tenzij ze terecht zijn.’

Waarom zou Hans Bourlon zonder enige aanleiding zijn nek uit steken door u (valselijk) te beschuldigen?

‘Het imago van concurrent Allaert zoveel mogelijk bezoedelen, natuurlijk. Mij betichten van foutieve manieren van werken en denken is niet correct. Luc Versele, de voorzitter van Musical van Vlaanderen, heeft een onafhankelijke bedrijfsrevisor aangesteld om alles uit te kammen. We hebben drie onderzoeken ondergaan. En de uitkomst is klaar en duidelijk: er ging zeer veel geld van Music Hall naar Musical van Vlaanderen, en niet omgekeerd. Elke frank subsidie is integraal naar de productie gegaan.’

Hebt u daar bewijzen van? Kunnen wij die verslagen inkijken?

‘Ik kan u die documenten niet laten zien, maar ik weet dat het zo is en niemand zal mij tegenspreken.’

Waarom doet u juist beroep op subsidies? U bent ook behoorlijk bedreven in het fondsen werven bij bedrijven. Mocht u zich daarop focussen, bent u misschien eensklaps van alle scepsis verlost?

Eigenlijk waren de structurele subsidies die we kregen, te weinig. We hadden toen moeten bedanken voor dat vergiftigd geschenk.

‘Iedereen mag subsidies aanvragen. Dus wij doen dat. Wij krijgen ze, en dan worden wij kapot gemaakt. Als de overheid ons zegt dat we voor de realisatie van een bepaalde musical een projectsubsidie moeten aanvragen, dan doen wij dat. We krijgen 850.000 euro. En dan blijkt achteraf dat de gemiddelde spending per dossier 30.000 of 40.000 euro is. Het was niet slim van onze cultuurminister om ons een aanvraag te laten indienen voor de projectenpot, die normaal gezien verdeeld wordt onder veel kleinere spelers. Maar het is niet mijn schuld dat men die methodiek hanteert. Men mag het mij niet kwalijk nemen dat het beleid die beslissing neemt.’

‘Trouwens, Studio 100 doet ook beroep op subsidies. Bourlon heeft mij zelf verteld dat hij beroep deed op een bureau dat uitzocht waar ter wereld Studio 100 het meeste subsidies kon rapen. Blijkbaar is dat in Australië en in Frankrijk, waar ze zich dan ook gevestigd hebben. Ik kan hem dat niet kwalijk nemen. Maar je kan niet zeggen dat je subsidie-avers bent en intussen zelf een aanvraag indienen. En op de koop toe achteraf komen klagen dat subsidies marktverstorend werken!’

Zijn subsidies nodig voor de productie van commerciële musicals?

‘Musical maken is in Vlaanderen onmogelijk zonder subsidies. Het is niet omdat je meer tickets verkoopt voor musical dan voor opera, dat musical rendabel is. En als iets niet rendabel is, moet je het subsidiëren, anders gebeurt het niet. Vlaanderen telt zes miljoen mensen, die niet allemaal bereid zijn 50 euro aan een ticket te geven. Dat is een kleine vijver om in te vissen. En alleen al aan lonen kost dat zo’n productie 4.000 euro per medewerker per maand. En je moet minstens twee maanden repeteren met 100 medewerkers. Daarnaast heb je nog de opvoeringen zelf, maar ook de marketing, de licht- en geluidsinstallatie, enzovoort. Dat kan niemand financieren zonder subsidies, ook Hans Bourlon niet. Want Daens heeft niet break even gedraaid. Ik hoop voor hem dat 14-18 geen verlies maakt, maar het zou mij verbazen.’

Een ander pijnpunt van de vzw Musical van Vlaanderen is de CD&V-link.

60_kennes_eric van rompuy.jpg‘Wij hebben een Raad van Bestuur samengesteld waarin de verschillende actoren aan bod zouden kunnen komen, omdat wij werken met overheidsfondsen. Daarnaast is Eric Van Rompuy – waar je waarschijnlijk op doelt – de enige politicus die ik ken die de musical al twintig jaar lang op de voet volgt. Dan heb ik liever zo iemand in de Raad van Bestuur dan iemand die zich niet echt wil engageren. Je zou het ook verdacht kunnen vinden dat er mensen met een andere kleur in ons bestuur zitten.’

Maar die andere bestuurders hebben niet dezelfde kleur als cultuurminister Schauvliege.

‘Dat is zo. Maar als de CD&V-afgevaardigden in ons bestuur ons zoveel voordeel zouden opleveren, dan hadden we die structurele subsidies toch ook gekregen? Als wij zo’n goeie lobbyisten zouden zijn, waarom zijn we onze subsidies dan verloren? En eigenlijk waren de structurele subsidies die we daarvoor kregen, ook te weinig. We hadden toen moeten bedanken voor dat vergiftigd geschenk. Want we moesten met 2,5 miljoen euro per jaar doen waar we in feite 3,5 miljoen voor nodig hadden.’

En nu in de aanloop naar de volgende ronde verandert de naam van Musical van Vlaanderen in Theater Publiek. Waarom? Omdat de vzw haar imago wil zuiveren?

‘Voor alle duidelijkheid: ik was artistiek directeur van Musical van Vlaanderen. En ik draag Theater Publiek een zeer warm hart toe, maar ik heb daar au fond niks mee te maken. En waarom? Omdat ik het beu ben. Het hoeft voor mij niet meer. Wat wij gedaan hebben voor de musical in Vlaanderen – zowel qua shows als tewerkstelling en publiekswerking – heeft nooit iemand ons voorgedaan, maar op het vlak van perceptiemakelarij krijgen we stank voor dank.’

U trekt zich dus volledig terug uit de musicalbusiness?

We gaan zeker niet weglopen uit Vlaanderen, maar onze focus ligt nu op het buitenland.

‘Nee, maar we laten nu wel onze zalen – waarvan we nog altijd hoofdconcessionaris zijn – logistiek-productioneel uitbaten door de mensen van het Sportpaleis. En met Music Hall Events & Promotions gaan wij ons toeleggen op promoten en produceren. We zijn nu aan het kijken hoe we het ook elders kunnen maken. En dat is een gigantische uitdaging, waar we onze volle energie in stoppen. We gaan zeker niet weglopen uit Vlaanderen, maar onze focus ligt nu op het buitenland.’

Hoe moet het verder met het kluwen aan musicalstructuren rond de Music Hall Group?

‘Wat wij brengen is in België nooit eerder gedaan. Ofwel draai je volledig op subsidies in het wereldje mee, ofwel produceer je niet. Zelfs Live Nation is uitsluitend promotor. Maar wie is er én producent én zaalexploitant én promotor? Niemand, behalve wij. Er zijn geen vergelijkbare modellen. Wij zijn culturele ondernemers. Maar de pers kan daar niet mee om. Cultuur en ondernemen moeten precies altijd strikt gescheiden blijven. Als het geld opbrengt, is het geen cultuur meer. Waarom moet het altijd experimenteel zijn? Het cultuurbeleid is al twintig à dertig jaar gericht op innovatie. Waarom is het niet goed om gewoon een perfecte reproductie te maken van Les Misérables? Ik ga er compleet niet mee akkoord dat cultuur per se moet vernieuwen. Het is niet zo dat subsidiegeld moet gaan naar dingen die bestemd zijn voor de happy few, en met veel kritiek worden bekeken. Maar hoe gedurfder en hoe minder volk in de zaal: hoe meer ze recht hebben op subsidies? Dat is een gepasseerd verhaal, dat geen vijf jaar meer zal blijven duren. Dat gaat helemaal keren. En tot dan blijven we ondernemen in een culturele wereld die dat niet kan verdragen.’

 

Dit artikel is het slotdeel van de onderzoeksreeks 'Achter de coulissen van Musical van Vlaanderen'. Lees over de voorgeschiedenis van Geert Allaert in deel 1 en deel 2, over het subsidiegebruik bij Musical van Vlaanderen in deel 3 en over de werkomstandigheden aldaar in deel 4

Nico Kennes is freelance onderzoeksjournalist en muziekredacteur. Hij verkreeg voor deze onderzoeksreeks steun van Fonds Pascal Decroos.

logo_fondspascaldecroos.png

 

 

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.