Feiten uit de frontlinie. Documentaires over de oorlog in Afghanistan

Sinds de War on Terror op twee fronten losbarstte, lijken de westerse troepen ook een reisagentschap. De pers mocht mee op missies in Irak en Afghanistan. Zo ook Corry Hancké en VRT-journalist Jens Franssen. Zij deelden, respectievelijk voor De Standaard en voor Radio 1, de tent met Nederlandse en Belgische militairen in Afghanistan. Embedded journalism veranderde het gezicht van de journalistiek, en die trend zet zich nu door in oorlogsdocumentaires. Rekto:verso bekeek Armadillo en Restrepo, in het gezelschap van die twee journalisten die vertrouwd zijn met de conflictzone.

JOURNALISTIEKE TUNNELVISIE

De moderne soldaat is een hightech vechtmachine. Uitgerust met een nachtkijker en met een onbemande drone als engelbewaarder, kan hij ongemerkt tot achter de vijandelijke linies doordringen. Er is een opmerkelijke parallel met de audiovisuele technologie: moderne journalisten en documentairemakers zijn hightech beeldenmachines. Gewapend met digitale opnameapparatuur nestelen zij zich ongemerkt tussen de vechtende soldaten.Maar zijn de beste plaatsen echt op de eerste rij, of zit je dan te dicht op de feiten? Hoe verzoen je journalistieke afstand met de close-upervaring van embedded journalism?

48_Verdeure_Viaene_docu_RESTREPO_FILMSTILL_007.jpgVaak is er geen andere keuze, stelt Jens Franssen: ‘Je kan in Afghanistan niet vrij werken. Je bent veroordeeld om embeddedte werken. Maar als je alleen aan dat soort journalistiek doet, heb je beperkingen: embedded journalismversterkt de nadruk op het militaire aspect. Maar er zijn ook enorme voordelen. Je kan op een vrije manier met die militairen praten – en je hoort ook kritische stemmen binnen het leger.’

Corry Hancké bevestigt de nood aan een meervoudig perspectief. ‘Embedded journalistsdie niet uit de compoundkomen, die stappen mee in de pr-machine. Het beste is niet dolenthousiast te zijn. Je moet altijd blijven observeren, en uit het plaatje kunnen stappen. Zoals een camera die gewoon registreert – net als in die documentaires.’

Die documentaires, dat zijn Armadillo en Restrepo. Armadillo focust op Deense soldaten in Helmand, een zuidelijke provincie van Afghanistan. De makers volgden het wel en wee van de militairen van voor hun vertrek tot aan het eind van hun tour of duty. Als ze niet vechten tegen de verveling, dan bestrijden ze de taliban. Vaak is dat een schaduwgevecht, waarbij de vijand tergend ongrijpbaar blijft. Restrepo doet hetzelfde met Amerikaanse troepen die een observatiepost verdedigen in de Korengalvallei.

Embedded journalism is een vorm van journalistieke tunnelvisie

Embedded journalism is een vorm van journalistieke tunnelvisie. Restrepo en Armadillo maken van die nood een deugd. Ze beperken hun filmische universum tot de militaire bases, en gebruiken de gastvrijheid van het Amerikaanse en Deense leger om een nooit eerder gezien beeld te geven van het Afghaanse conflict.

Een uniek beeld, maar niet het hele plaatje, waarschuwt Corry Hancké: ‘De dagelijkse realiteit van Afghanistan, dat is kinderen die voor hun moeder water gaan halen en op bermbommen trappen. De meeste slachtoffers zijn burgerdoden, geen soldaten. Embedded journalistsverengen het verhaal tot hoe de soldaten daar leven. Het zou mooi zijn als een journalist met een camera ook eens een jaar lang in een Afghaans dorp zou gaan wonen. Maar maak je geen illusies: als buitenlandse journalist blijf je altijd een hond in het kegelspel. De tijden zijn veranderd. Vroeger waren journalisten onaantastbaar: als je een bordje met daarop ‘Pers’ droeg, dan bleef iedereen van je af. Je was zogezegd neutraal. Hoe langer hoe meer – zeker in Afghanistan en Pakistan – worden journalisten bekeken als een verlengstuk van de westerse cultuur. Wij zijn nu ook doelwitten.’

VECHTEN VOOR VERVELING

De embedded documentairemakers kregen niet alleen toegang tot de militaire operatie – ze kregen ook tijd. Restrepo beslaat een periode van een vol jaar, en kan zo het zacht verglijdende moreel van de troepen laten zien. Dat tijdsaspect vindt Jens Franssen erg belangrijk, want continue opvolging legt veel bloot: ‘Bij elk bezoek merk je de kleine verschillen. Bij mijn eerste bezoek aan Kunduz zag ik een weinig bewaakt kamp. De laatste keer was het beschermd door een dubbele blast wall, stonden er beschermende zakken met steenpuin. Dan maak je bedenkingen bij het officiële verhaal dat de regio veiliger wordt.’

48_VerdeureViaene_armadillo_01.jpgDe meerwaarde van deze oorlogsdocumentaires ligt vooral in de tijd die ze kregen om hun documentaire observatie aan te houden. In Armadillo zie je de honger naar actie groeien met elke saaie week die verstrijkt. Het is een ervaring die de kortademige nieuwsmedia niet kunnen brengen: het tastbaar maken van de verveling, die veel vaker toeslaat dan het geweld.

Jens Franssen: ‘Het leven van de westerse troepen in Afghanistan is een mix van heel veel verveling en de vrees terug te moeten keren zonder iets gedaan te hebben. De dunne grens tussen angst en goesting. Je ziet die verveling zelfs in de documentaires nog te weinig. In Restrepo zit het enigszins, maar dat maakt het ook een saaiere documentaire.’ Het is een paradox die veel vertelt over de oorlogsberichtgeving. Oorlogsdocumentaires als Restrepo en Armadillo zijn meer waarheidsgetrouw, naarmate ze minder oorlog laten zien. Om realistisch te zijn, moeten gevechtsscènes sneuvelen voor meer verveling in beeld.

POSTKAARTFOTOGRAFIE UIT DE OORLOGSHEL

De nieuwe kweek oorlogsdocumentaires belooft je een nooit eerder vertoond realisme. Daar moeten de camera’s in de vuurlinie voor zorgen. Maar ironisch genoeg zijn de documentaires ook erg filmisch. Een helikopter molenwiekt in slow motion voorbij de ondergaande zon. Soldaten stappen door stofwolken – in het zijdezachte tegenlicht schuilt misschien de vijand.  Armadillo werd vinnig gemonteerd op een filmsoundtrack, en de beelden kregen een stijlvolle color grading: handelsmerken van de speelfilm worden hier documentair ingezet.

Esthetisch zijn Armadillo, Restrepo en andere recente oorlogsdocumentaires schatplichtig aan de fictiefilm. Ze worden steeds vaker gemaakt door fotografen, vaklui met oog voor esthetiek. Het Afghaanse landschap en zelfs de militaire posten liggen er fotogeniek bij – zo mooi belicht en ‘gekadreerd’, dat je je soms afvraagt of het niet in scène gezet is. Dat oog voor schoonheid roept vragen op die normaal alleen opduiken in discussies over gewelddadige speelfilms. Is het verantwoord om geweld zo fraai in beeld te brengen? Zitten esthetiek en ethiek niet in verschillende kampen?

Corry Hancké is formeel: ‘Natuurlijk kan esthetiek. Het contrast met die mooie landschappen maakt de oorlog net gruwelijker. Neem nu die scène uit Apocalypse Now, waarin de helikopters op gevechtsmissie trekken over de groene velden, op muziek van Wagner. Die prachtige muziek, die ook nog eens haaks staat op de plaatselijke cultuur: dat maakt het pas gruwelijk.’ Jens Franssen treedt Corry bij. ‘Je hebt de feiten. Maar die moet je in een mooi … in een goed verhaal brengen. In een wervelende, schone, scherpe tekst. Of in mijn geval: in een goed radiostuk, een mooi radiostuk – en dat kan ook hard zijn. Ik maakte recent nog een stuk over Libië, dat werd uitgezonden in De Ochtend, op Radio 1. In dat stuk kon je het klikken horen van de vrieskamers van de mortuaria. Je hoorde de mensen op de achtergrond wenen. Ik had een geluidstechnicus mee die voor het eerst in zo’n situatie kwam, en hij was te beschroomd om met de microfoon naast die mensen te gaan staan. Maar voor je verhaal moet je dat gesnik hebben. Je kan wel vertellen hoe erg oorlog is, maar als je een volwassen man hoort wenen als een kind, is dat een esthetisch element dat de wanhoop van de mensen weergeeft. Die dertig seconden die je dan laat horen, die vertellen zo veel meer dan een droge, nuchtere analyse. Daar hoef je niet te veel bij te zeggen, omdat het esthetisch mooi én functioneel is. Ook al is het gruwelijk.’

EEN MORELE TWEETRAPSRAKET

Documentairemakers die embedded werken, staan erg dicht bij hun onderwerp, ook emotioneel. Dat maakt het montageproces niet makkelijker: wat laat je zien, wat laat je weg? Janus Metz, de regisseur van Armadillo, kreeg met dat dilemma af te rekenen. Hij had beelden van een chaotische gevechtsscène: de camera registreert hoe de Denen een aantal talibanstrijders uitschakelen. In het heetst van de strijd schieten de Denen ook op gewonde tegenstanders. Potentieel controversiële opnames dus. Metz woog twee strijdige elementen tegen elkaar af: zijn loyauteit aan de waarheid versus zijn sympathie voor de soldaten. Uiteindelijk koos hij ervoor de beelden voor zich te laten spreken, en gebruikte hij ze in de film. Extra duiding krijgt de kijker niet: er is geen commentaarstem die de interpretatie van de beelden stuurt of kleurt.

De meerwaarde van deze oorlogsdocumentaires ligt in de tijd die ze kregen om hun documentaire observatie aan te houden

De specifieke modus operandi van Armadillo hertekent de ethische evenwichtsoefening die elke documentaire is. Hier eindigt de verantwoordelijkheid van de makers op de montagetafel, daarna moet de kijker aan de bak. Zo wordt de documentaire een morele tweetrapsraket: de vragen waarop respectievelijk maker en kijker een antwoord moeten vinden, zijn separate processen. De documentairemakers hakken alleen knopen door, als het om de moraliteit van hun professionele praktijk gaat. Maar ze laten zich niet vastpinnen op het morele effect dat hun werk heeft op de kijker. Ook Restrepo gaat er prat op enkel de feiten in beeld te brengen, en het eigen morele oordeel ver buiten beeld te houden: ‘The only goal is to make viewers feel as if they have just been through a 90-minute deployment. This is war, full stop. The conclusions are up to you.’Het lijkt een gemakkelijkheidsoplossing: de documentairemakers verschuilen zich achter de realiteitswaarde van hun beelden. Is dat een eerbare techniek?

48_Verdeure_Viaene_docu_RESTREPO_FILMSTILL_006.jpgVolgens Corry Hancké geeft die werkwijze alleen een illusie van feitelijkheid: ‘Je doet de werkelijkheid altijd tekort. Je selecteert altijd. Je kiest een focus – de wereldvreemdheid, of de chaos, of de wederopbouw. En in functie daarvan ga je kijken, registreren.’

‘De verschillende stukken die we maken, vormen samen één groot verhaal. Je probeert elk verhaal zuiver te brengen, maar pas in de totaliteit wordt het hele plaatje duidelijk.’ Voor Jens Franssen is een te enge focus de grootste valkuil voor een journalist of documentairemaker: ‘Je mag niet te veel focussen op die paar minuten chaos en geweld. Dat is maar een fractie van de realiteit daar. Hooguit twee of drie uur op een tour of dutyvan zes maand. Dat is een restwaarde.’

De controversiële gevechtsscène in Armadillo duurt ook niet meer dan een handvol minuten – een uitbarsting van onoverzichtelijk geweld die de weken van wachten doorprikt. Maar die registratie werd een feit an sich: de Deense regering opende een onderzoek naar de soldaten. Een moreel, zelfs een juridisch eindoordeel ligt niet voor het grijpen. De documentairemaker vond een leefbare omgang met de morele dilemma’s in zijn praxis. De kijker – het thuisfront en de brede maatschappij – moet voor de behandeling van die dilemma’s nog een plek vinden in het leven van alledag.

HET OOG VAN DE STRIJD

Het meest aangrijpende beeld uit Armadillo is geen gevechtsscène, geen gruwel in close-up. Het is de blik in de ogen van een soldaat met shellshock, die na een intense gevechtsmissie voor zich uit staart. Hij lijkt Lot, verzuild tot zout omdat ze over haar schouder naar Sodom spiedde. Hij zag het geweld met eigen ogen – geen documentaire die daar tegenop kan. Is het toeval dat net dat indirecte beeld het meest resoneert, of kan je de ware gruwel van oorlog enkel zien in de ogen van anderen? Dat zou zich journalistiek kunnen vertalen in het gebruik van een vaak verguisde ‘stijlgreep’ als de human interest story.

Corry Hancké bevestigt de kracht van indirecte verhalen: ‘Een jaar geleden trok ik naar Nederland om een stuk te maken over het posttraumatisch stresssyndroom bij veteranen uit Afghanistan en Irak. Er was een veteraan die ’s avonds zijn hond ging uitlaten, aan zijn flatgebouw in Rotterdam. Op zijn vertrouwde paadje bleef hij dan opeens stokstijf staan. Hij hield de andere wandelaars tegen: “Je mag niet meer door. Hier liggen mijnen.” Die man zijn ze moeten komen redden.’

48_Verdeure_Viaene_docu_armadillo_04.jpgOok volgens Jens Franssen slaagt een persoonlijke blik soms waar de analyse faalt: ‘Als je meegaat met een patrouille, dan probeer je de spanning van zo’n patrouille te vertellen. Dat kan met heel eenvoudige dingen. Door de adem te laten horen van een soldaat die naast je loopt. Door hem te laten vertellen. Op die manier kan je dingen sneller, makkelijker en toegankelijker weergeven dan op een afstandelijke manier. Een analytisch stuk komt niet overeen met de sfeer van de situatie.’

Restrepo en Armadillo laten geen generaals aan het woord. Het oorlogsgeweld zijn schermutselingen, geen grote offensieven. De kracht van deze documentaires schuilt in details, niet in het grote gebaar. Het is een methode die Corry Hancké kan smaken:

‘Ik herinner me een Nederlandse soldaat die de contacten met de plaatselijke bevolking moest onderhouden. Die gaf letterlijk zijn visitekaartje af aan de Afghanen: “Here it is, my name is Jeroen.” Zodra dat Nederlandse team verder trok, zag ik de Afghanen het kaartje verscheuren. Want als zij door de taliban gepakt worden met zo’n visitekaartje … Dat detail zegt zo ongelooflijk veel, over de wereldvreemdheid van die troepen, over de afstand met de bevolking. Dat is de kunst: aan de hand van de anekdote en via sfeerschepping een getrouw beeld brengen.’

VERONTWAARDIGING VERSUS VOYEURISME

In Plato’s Politeia komt Leontios langs de plaats waar doodvonnissen worden voltrokken. Hij aarzelt om de lijken te bekijken, maar uiteindelijk wint zijn nieuwsgierigheid van zijn weerzin. Hij snelt op de lijken af en scheldt zijn eigen ogen uit: 'Hebben jullie het gezien, ellendelingen? Veel plezier met dit fraaie schouwspel!' Zijn verontwaardiging verschoont Leontios van wat anders plat ramptoerisme zou zijn. Zo is het ook met deze oorlogsdocumentaires: Armadillo en Restrepo zetten de kijker op de eerste rij in het theatre of war. Anderhalf uur lang kijk je door en in de ogen van soldaten. Maar waar ligt de grens tussen medeleven en voyeurisme?

De documentaires bieden weinig moreel houvast. De fysieke desoriëntatie van de soldaat wordt de morele desoriëntatie van de kijker. Die moet door de filmische esthetiek heen kijken, en voorbij de myopie van het embedded journalism. Uiteindelijk kijk je dan in je eigen inborst: als je daar verontwaardiging vindt, dan misten deze documentaires hun doel niet.

Restrepo (2010) is de voor een Oscar genomineerde documentaire van schrijver Sebastian Junger en oorlogsfotograaf Tim Hetherington; die laatste kwam in april van dit jaar om het leven in Libië, waar hij de opstand in beeld bracht.

Armadillo (2010) van Janus Metz won in Cannes de Grand Prix de la Semaine de la Critique; Armadillo werd in Franstalig België op dvd en blu-ray uitgebracht door Imagine, in Nederland en Vlaanderen vind je deze documentaire op het Filmfreak-label.

David Verdeure en Tom Viaene zijn redacteurs van rekto:verso.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.