Er zitten kleine scheurtjes, en die geven licht

In Wat is de wat schrijft Dave Eggers de 'fictionele autobiografie' van Valentino Achak Deng. Die overleefde de gruwelijke burgeroorlog die Soedan tussen 1983 en 2005 teisterde. Zijn jeugd was een langgerekte vluchtpoging: eerst naar veiliger oorden in zijn eigen land, dan naar de vluchtelingenkampen in Ethiopië en Kenia en uiteindelijk naar de Verenigde Staten, waar zijn leven wel comfortabeler maar niet vanzelfsprekender werd. De manier waarop het verhaal van Valentino verteld wordt, levert een document op dat elk vleugje cynisme in de kiem smoort: Eggers zet ons immers met de rug tegen de muur, en dat doet pijn.

Net zoals vele Afrikaanse landen heeft Soedan te kampen met enorm scheefgetrokken machtsverhoudingen. Toen het land in 1965 onafhankelijk werd van Groot-Brittannië, verschoof alle bestuursmacht naar enkele Arabische elites in de hoofdstad Karthoum . Die trokken zich weinig aan van wat er in de zogenaamde periferie van het land gebeurde: hun persoonlijke rijkdom en welzijn waren hen dierbaarder dan hun politieke verantwoordelijkheden. 'Periferie' is daarbij overigens een al te misplaatste term, want de humanitaire rampen die zich in die 'randgebieden' afspelen, zijn onmetelijk groot. Het huidige conflict in Darfoer, waar een van de gruwelijkste genociden ooit aan de gang is, heeft nu al het leven gekost aan tussen de 200.000 en 400.000 burgers en joeg 2,5 miljoen mensen op de vlucht. In het conflict in het zuiden van Soedan, dat Valentino Achak Deng overleefde, zijn die getallen nog eens een veelvoud: niet minder (en vermoedelijk meer) dan 2 miljoen mensen lieten er het leven en 4,5 miljoen mensen moesten vluchten. Die getallen zijn op zich al moeilijk te vatten, en zeggen dan nog niks over de onmenselijke manier waarop de meeste van die mensen geëlimineerd werden. De overgrote meerderheid was immers niet eens een kogel waard. Ze werden levend verbrand of botweg de schedel ingeslagen, en als het vrouwen betrof eerst nog een paar keer verkracht, als het even kon voor de ogen van hun kinderen.

Lost boys en beesten

Onder diegenen die de waanzin konden ontvluchten, bevinden zich duizenden kinderen. Dat is logisch, want de bevolking van Soedan is net als die van vele andere Afrikaanse landen erg jong. Van die kinderen weten velen dat ze wees zijn, want ze hebben met hun eigen ogen gezien hoe hun ouders werden afgemaakt. Anderen weten niets of weinig over vrienden en verwanten: ze zijn dus minstens even gekweld. Deze kinderen, de zogenaamde lost boys, zijn niks waard. In het beste geval belanden ze in een vluchtelingenkamp, waar ze nadien jarenlang leven onder extreem armoedige condities. Ze staan bovendien onderaan de 'maatschappelijke' ladder in zo'n kamp, want het zijn maar kinderen, en ouders hebben ze toch niet meer. Ze zijn toekomstloos of worden in elk geval op die manier bekeken en behandeld. Vele anderen worden fysiek, seksueel en moreel uitgebuit als kindsoldaat, een proces dat op magistrale wijze werd beschreven door Uzodinma Iweala in zijn debuut Beasts of no nation. Iweala vertelt het verhaal van Agu, een jongen die in de handen valt van rebellenleiders en door hen gedegradeerd wordt tot vechtmachine annex lustobject. Agu komt de ontbering, het moorden en het systematisch verkracht worden nauwelijks te boven. Hij geeft zijn leven op, gooit zijn wapen aan de kant en vlucht. In de 'kinderlijke', archaïsche schriftuur die in Beasts of no nation gehanteerd wordt, resulteert dat in een gedachtegang als deze:

'And then I am thinking of all the thing I am doing. If they are ordering me KILL, I am killing, SHOOT, I am shooting, ENTER WOMAN, I am entering woman and not even saying anything even if I am not liking it. I am killing everybody, mother, father, grandmother, grandfather, soldier. It is all the same. It is not mattering who it is, just that they are dying. I am thinking thinking. I am thinking that I cannot be doing this anymore.'

Valentino Achak Deng blijft wonderwel uit de handen van de rebellen en wordt dus geen kindsoldaat, in tegenstelling tot veel van zijn lotgenoten. Hij schopt het zelfs tamelijk ver: hij leert iets uit het 'onderwijs' dat hem in het vluchtelingenkamp gegeven wordt, vlucht naar Atlanta en wordt terug mens. Het is precies vanuit dat perspectief, vanuit het standpunt van een jongen als Valentino, die ondanks alles uit het moeras is geraakt en opnieuw aan iets als een mensenleven is begonnen, dat Eggers zijn boek heeft geschreven.

Prutsen met het vertelstandpunt

Langzaam maar zeker, bijna vijfhonderd pagina's lang, beschrijft Dave Eggers hoe Valentino erin slaagde om zijn menselijke waardigheid terug te winnen. Het boek neemt de vorm aan van een autobiografie. Maar de autobiografie is fictioneel. Dat betekent eigenlijk veel minder dan wat we in eerste instantie geneigd zijn te denken: Eggers voegde nauwelijks fictie toe aan het verhaal van Valentino. Wat is de wat is waar gebeurd: het is een getuigenis die absoluut haar journalistieke en documentaire waarde heeft en die dus niet moet onderdoen voor andere (auto)biografieën of andersoortige getuigenissen. 

Is Eggers, toch een auteur met een zekere reputatie, dan niet meer dan alleen maar de biograaf, de verslagnemer van dat afgrijselijke leven? Eggers, de man wiens debuutroman Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit (2000) insloeg als een bom en die zijn reputatie minstens bevestigde met de opvolger U zult versteld staan van onze beweeglijkheid (2002)? Niet dus. Eggers vond niet alleen een vorm om dit verhaal te vertellen, maar ook om onze ingebakken onverschilligheid tegenover dit soort gruwel te ondermijnen. Hij deed dus meer dan 'noteren'. Eggers doorbreekt de alomtegenwoordige en schrijnend perverse mediawet die zegt dat nieuwswaarde bepaald wordt door twee zeer meetbare factoren: nabijheid en het aantal slachtoffers. Hij draait die wet, waardoor een dodelijk verkeersongeval in Vlaanderen meer nieuwswaarde krijgt dan een humanitaire ramp tienduizend kilometer verderop, zelfs compleet binnenstebuiten. Eggers vertelt het verhaal van één man, nog een jongen eigenlijk, en het verhaal speelt zich af in het verre Soedan, een grotendeels vergeten land, al is het dan het grootste land van het veruit meest troosteloze continent op deze aardkloot.

Eggers vertelt dus een verhaal waarmee we niks willen te maken hebben. De halfslachtige manier waarop in onze pers over Darfoer geschreven wordt, zegt op dat vlak meer dan genoeg. En Eggers noemt zijn autobiografie fictioneel, maar alleen met het vertelstandpunt heeft hij geprutst. Een heel klein beetje maar. Het effect van dat kleine beetje gepruts is echter groots. Dave Eggers heeft Valentino's verhaal neergeschreven op een manier die het voor ons allemaal onmogelijk maakt om er van weg te kijken, hoe graag we dat ook zouden willen. Hij gebruikt daarvoor twee strategieën die onderling dan wel verschillend zijn, maar die wat efficiëntie betreft elkaar beconcurreren. Ten eerste introduceert hij een kaderverhaal dat op zichzelf genomen flinterdun is, maar dat hem wel twee interessante nevenpersonages oplevert: Michael en Julian, twee bange blanke mannen wiens handelen soms schrikwekkend herkenbaar lijkt te zijn. Ten tweede vertelt hij Valentino's verhaal vanuit de blik van een kind. Gekunsteld kun je die ingreep niet noemen, want Valentino wás een kind, maar het maakt van zijn relaas een nog bitterder pil dan het op zich al is. Die twee elementen, niet meer maar ook niet minder, zorgen voor het 'fictionele' karakter van Wat is de wat: een autobiografie die onontkoombaar is, om wat erin verteld wordt, maar vooral om hoe dat gebeurt.

Twee bange blanke mannen: Michael en Julian

Eggers vertelt Valentino's levensverhaal in de verleden tijd. We weten dat het relatief goed met Valentino afliep. Hij kreeg de kans om te vluchten naar de Verenigde Staten, zelfs om daar te gaan studeren en te proberen om zijn leven opnieuw op te starten. Vanuit die weinig benijdenswaardige maar enigszins hoopgevende situatie laat hij Valentino zijn verhaal vertellen. Eggers zet daarbij een nevenverhaal op poten dat hij nadien op meesterlijke wijze aanwendt om ieder van ons te wijzen op onze verantwoordelijkheid tegenover mensen als Valentino. Die laatste wordt immers, alsof hij zijn deel nog niet gehad heeft, brutaal overvallen in zijn appartement. Terwijl zijn belagers even weg zijn, laten ze hem bewaken door een kind, Michael. Die is ongeveer even oud als Valentino moet geweest zijn toen hij voor zijn leven vocht in Soedan. Michael zit gekluisterd aan het televisiescherm — Valentino noemt hem de 'tv-boy' — en trekt zich van de geknevelde Afrikaan onwezenlijk weinig aan. Integendeel: als die laatste de aandacht wil trekken, verstopt Michael hem nog meer: stoelen errond, een deken erover, alles kan, zolang de confrontatie maar niet aangegaan moet worden. Als Valentino de dag nadien in het ziekenhuis zit te wachten — de overval liep redelijk goed af, op wat gestolen inboedel en een hoofdwonde na — komt hij Julian, de receptionist, tegen. Die doet alsof hij het beste voor heeft met Valentino, maar echt helpen doet hij ook niet: hij laat Valentino eindeloos wachten en stuurt hem uiteindelijk met een wel erg onduidelijke diagnose huiswaarts.

Eggers gebruikt die twee nevenpersonages op bijzonder handige wijze. Het zijn twee mensen die even onschuldig als onverschillig zijn. De eerste doet iets fouts — hij heult mee met de overvallers — maar is te jong om dat echt te beseffen. Al is hij niet jonger dan Valentino was toen die zag hoe mensen afgemaakt werden als pluimvee of erger. De tweede, Julian, is natuurlijk oud genoeg om te beseffen dat hij niet handelt zoals het hoort, dat hij om de feiten heen loopt. Met enige goedwilligheid weliswaar: hij heeft het niet slecht voor met Valentino. En toch blijft die laatste zitten op zijn bankje in de wachtzaal, een hele nacht lang, alvorens hij 'geholpen' wordt. Het naïeve ontwijken van de kleine Michael ruimt hier plaats voor goedlachse hypocrisie. Michael en Julian doen hetzelfde, en het is iets wat heel herkenbaar is: ze kijken weg. Eggers gebruikt dat trucje handig en maakt het zijn lezers op die manier onmogelijk om de schouders op te halen, of om alleen de feiten op te nemen.

Precies daarom is Wat is de Wat een mokerslag. Eggers windt er geen doekjes om dat Michael en Julian slechts metaforen zijn voor elke westerling. Zelfs voor de sukkelaars onder ons, want Michael bijvoorbeeld, de jongen die ingeschakeld wordt in gewelddadige overvallen, kun je moeilijk als een gelukzak omschrijven. Alleen: Michael bezit de mogelijkheid om onverschillig te zijn. Hij kan Valentino de rug toekeren. Hij kan hem letterlijk afdekken, verstoppen, hem niet zien. Valentino kon dat natuurlijk niet. Hij beleefde onvermijdelijk zijn eigen leven. Hij kon wel vluchten voor feiten, maar het werd een vlucht die alleen van kwaad naar erger ging.

Het kaderverhaaltje dat Eggers optrekt is natuurlijk flinterdun, de bedoeling ervan is ook bijzonder doorzichtig, en net daarom is de truc die hij toepast dodelijk efficiënt. Het laagje eelt dat ons normaliter toelaat om onbewogen te blijven bij dit soort gruwel, wordt door Eggers doorprikt op een ontstellend eenvoudige manier. Hij doet het hele verhaal een klein beetje kantelen, niet meer dan dat. Het is een erg subtiele zet. Maar hij bewijst er wel mee dat we minder ongevoelig zijn dan we misschien denken. En daardoor wordt Wat is de wat een boek dat niet alleen intriest is, maar in een tweede beweging ook hoopvol. 

Door de ogen van een kind

Door de gruwel in Soedan en in de vluchtelingenkampen te belichten door de ogen van een kind, heeft Eggers een tweede doeltreffende strategie in handen om het verhaal van Valentino hoger te tillen dan een resem feiten. Het doet soms denken aan het werk van Sarah Vanagt, die met haar documentaire filminstallaties de situatie in Oost-Congo en Rwanda bekijkt vanuit het spel van jonge kinderen. Ook bij haar ontpopt zich een ambigue cocktail van kinderlijke naïviteit én het schrijnende feit dat het precies zoveel kinderen zijn die geslachtofferd worden in dit soort conflictgebieden. Ook zij toont kinderen die meesters zijn in het manipuleren van omstandigheden door gebruik te maken van hun fantasie, hun naïviteit en hun schijnbaar onbegrensde adaptatievermogen.

Eggers vertelt een verhaal dat zonder meer inktzwart is, maar in die massieve blok miserie zitten vele kleine scheurtjes en die geven dunne straaltjes licht. Door dat perspectief van het kind wordt het verhaal van Valentino in eerste instantie ondraaglijker dan het al is. En toch is het netto-effect dat Eggers sorteert ook hier positief: het resulteert in hoop. De kinderlijke fantasie van Valentino en de andere lost boys maakt hem kwetsbaar maar ook flexibel. Ondanks het feit dat hij tijdens zijn vlucht vaak dicht bij de uitputtingsdood staat, herpakt hij zich keer op keer, tot hij uiteindelijk samen met duizenden andere lost boys in een vluchtelingenkamp belandt. Dat klinkt wellicht veilig, en is het relatief bekeken ook, maar het blijft een hel: epidemieën, represailles en hongersnood maken ook daar de orde van de dag uit. Het woord 'vluchtelingenkamp' doet vermoedelijk ook denken aan tijdelijkheid. Je denkt dat mensen er belanden voor een maand of twee, drie, terwijl er naar oplossingen gezocht wordt. Valentino's leven toont aan dat die gedachte hoogst illusoir is: hij zat jarenlang vast in de vluchtelingenkampen, werd er volwassen, kreeg er iets wat daar 'onderwijs' genoemd wordt, samen met tienduizenden anderen. Er heerst een ijzeren regime waarbij lichaamsstraffen dagelijkse kost zijn. Het rebellenleger komt er aan de lopende band rekruteren. De voedselvoorraden zijn schaars. Het is er dan wel veiliger dan tijdens de vlucht, maar van een menswaardig bestaan kan je in een vluchtelingenkamp echt niet spreken.

Het meest ingrijpend zijn dan ook de passages in Wat is de Wat waarin Eggers beschrijft hoe Valentino op den duur elke zin voor huiselijke affectie is kwijtgespeeld. Het is een gevoel dat eindeloos veel dieper gaat dan heimwee. Valentino verwerft als kind een soort van onthechtheid. Hij realiseert het zich pas als het te laat is, nadat hij van een vrouw in de buurt van het vluchtelingenkamp wat eten en menselijke warmte krijgt, de ontbering nabij. Die vrouw zegt dat Valentino altijd bij haar terug mag komen:

'Terwijl ze dat zei, raakte ze mijn wang aan, als een moeder, Julian, en ik stortte in. Mijn botten hielden me niet meer overeind en ik viel op de grond. Ik lag aan haar voeten naar adem te happen, mijn schouders schokten en ik probeerde met mijn vuisten het water weer in mijn ogen terug te duwen. Ik wist niet meer hoe ik op dit soort vriendelijkheid moest reageren. De vrouw trok zich tegen me aan. Ik was vier maanden niet aangeraakt. Ik miste de schaduw van mijn moeder, het luisteren naar de geluidjes in haar lijf. Ik had nooit tot me laten doordringen hoe koud alles al die tijd was geweest.'

P.S.

Het is begin oktober. In de theaterzaal van Vooruit wordt de film Sand and Sorrow, openingsfilm van Almost Cinema, getoond. Die expliciete en bijwijlen misselijkmakende documentaire gaat over de aanslepende genocide in Darfoer. Ik zit erbij en probeer ernaar te kijken. Als na afloop van de film de Soedanese zangeres Rasha het podium opklimt met de intentie om een beetje uitleg en duiding te geven bij wat er getoond werd, gaat dat gewoon niet. Er zijn geen woorden meer, behalve dan een stokkend 'ik weet niet meer wat het betekent om mens te zijn, nadat ik dit gezien heb'. Waarna ze het podium afstrompelt, de coulissen in.

Pathetisch, denkt u ongetwijfeld. Ik dacht het toen eerlijk gezegd ook. Maar dan moet ik ook eerlijk blijven: nadat ik Wat is de Wat heb gelezen, begrijp ik haar veel beter. Er zijn heel veel mensen die moeten overleven in omstandigheden die absoluut mensonwaardig zijn. En er zijn veel minder mensen, veel te weinig mensen eigenlijk, die het metier hebben om die strijd om menselijkheid tastbaar te maken voor mensen als ons, die niet of slechts uitzonderlijk met die strijd geconfronteerd worden. Dave Eggers is daarin met verve geslaagd. Hij heeft getoond dat hij een hoogst getalenteerd romanschrijver is, maar ook dat hij in staat is om een bewogen levensverhaal op papier te zetten. Met dank aan de onvergetelijke Valentino Achak Deng.  

EGGERS, Dave, Wat is de Wat. De autobiografie van Valentino Achak Deng, vertaald door Wim Scherpenisse en Gerda Baardman, Amsterdam: Rothschild & Bach, 2007.

IWEALA, Uzodinma, Beasts of No Nation, New York: Harper Perennial, 2006.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.