Enkele weetjes over Franstalige literatuur in België

Hoe noem je de hedendaagse literatuur in Wallonië? Waalse literatuur? Dat is nogal moeilijk. Je kunt de actuele situatie van de literatuur in Wallonië niet beschrijven zonder ook Brussel onder de loep te nemen. De symmetrie tussen Vlaanderen en Wallonië is dan ook niet groter op literair gebied dan op institutioneel vlak. Dat is zelfs eenvoudig uit te leggen. Het begint al bij de naamgeving.

De Vlaamse literatuur is literatuur die geschreven wordt in Vlaanderen. Waalse literatuur daarentegen wordt geschreven in het Waals. Deze streektalige, dialectische literatuur (men spreekt tegenwoordig van ‘endogeen taalgebruik’) houdt slechts stand in een beperkte kring van amateurs. Haar voorkeurgenres zijn poëzie en theater, de revue incluis. Langzaam maar zeker neemt de interesse voor deze literatuur echter af omdat het Waals zelf steeds minder gesproken en begrepen wordt. Om te spreken over boeken ‘van hier’ die in het Frans zijn geschreven, gebruikt men nu in het algemeen de term ‘Belgische literatuur in het Frans’. Die benaming suggereert immers dat de literatuur haar eigenheid bezit, verbonden met een eigen geschiedenis. Zo wordt ze niet gereduceerd tot een onderdeel van de literatuur die in Frankrijk verschijnt. Het Koninkrijk is de Republiek niet. Paradoxaal genoeg betekent kiezen voor die tweede benaming bovendien dat het de taal is die de eenheid van de literatuur vrijwaart, en niet het grondgebied. Want de Belgische literatuur in het Frans omvat zowel auteurs die in Wallonië en Brussel wonen of geëmigreerd zijn (naar Frankrijk, bijvoorbeeld), als zij – steeds zeldzamer weliswaar – die in Vlaanderen wonen maar in het Frans schrijven, bijvoorbeeld de Antwerpenaar Guy Vaes of de Gentse Nicole Verschoore. In Périphériques Nord, onlangs uitgegeven door de Universiteit van Luik, overstijgt Jean-Marie Klinkenberg de traditionele onderscheidingscriteria (van dialect en geografie) door te spreken van de ‘Franstalige literatuur in België’. Naast de studies van Jacques Dubois en Marc Quaghebeur is deze essaybundel een van de belangrijkste referentiewerken voor wie zich interesseert in de identificatie en de werking van onze literatuur, in het bijzonder wat betreft haar verhouding tot Parijs.

De Vlaamse literatuur is literatuur die geschreven wordt in Vlaanderen. Waalse literatuur daarentegen wordt geschreven in het Waals

LEVEN VAN DE PEN

Ook al weten we dan niet precies hoe we deze literatuur het best benoemen, het staat wel vast dat ze leeft en dat ze het goed doet. Zo goed zelfs dat we er onmogelijk een panorama van kunnen schetsen in enkele lijnen. Wel kunnen we enkele tendensen onderscheiden die zich de laatste jaren manifesteren.

De meest zichtbare tendens is de wens van vele schrijvers om te leven van hun pen, en dat terwijl het voor de vroegere generaties duidelijk was dat een schrijver niet kon overleven zonder een serieuze baan (jurist, leraar, journalist…). Enkelen slagen daar wonderwel in, zoals Amélie Nothomb, die sinds haar eerste roman Hygiène de l’assassin (1992) een bestseller per jaar publiceert. Voor anderen is het moeilijker, maar niet onmogelijk. Twee strategieën lijken te domineren. Enerzijds zien we dat auteurs steeds meer kiezen voor populaire genres, die genieten van de beste commerciële verspreiding: de roman natuurlijk, veeleer dan poëzie, maar ook het theater, zelfs al is het potentiële publiek daar beperkter, omdat de inkomsten van auteursrechten er directer zijn, tenminste in het geval van een voorstelling: onnodig te wachten op de feedback van de boekhandels om te weten hoeveel men zal verdienen. Anderzijds aarzelen de schrijvers niet om verschillende disciplines te beoefenen. Ze schakelen met evenveel talent over van poëzie naar jeugdliteratuur, zoals Carl Norac, of, zoals Philippe Blasband, van de roman en het toneelstuk naar scenario’s en de realisatie van films. In dit pluridisciplinaire perspectief schrijven ook andere auteurs zich in, zoals Chantal Myttenaere, Anita Van Belle, Benoît Peeters, Nicolas Ancion, Thomas Gunzig of, onder de jongsten, Kenan Görgün.

Een ander opvallend fenomeen is de de massale opkomst van vrouwen in het literaire veld sinds het midden van de jaren 1980. Met de literaire comeback van schrijfster Jacqueline Harpman, na bijna twintig jaar stilte, en met het verschijnen van een boek als Hopital silence (1985), waarin Nicole Malinconi haar belevenissen ter sprake brengt in een kraamafdeling met clandestiene abortussen, treden vrouwen opnieuw op het voorplan. Hun boeken vallen zowel bij critici als bij het grote publiek in de smaak en genieten van een reële erkenning in Frankrijk. Bovendien hebben vrouwelijke auteurs (Pascale Fonteneau, Nadine Monfils, Barbara Abel, …) een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de politieroman, net als in de Angelsakische landen.

Nog een ander verhaal is dat van de dichters. Omdat het zo moeilijk is om te leven van hun kunst, proberen zij hun (haast onbestaande) publiek te vergroten door nieuwe ankerpunten te creëren die tegelijk graadmeters zijn van literaire waarde. Zo hebben vele dichters (Karel Logist, Jan Baetens, Rossano Rosi, …) het regelmatige vers en de vaste vormen in ere hersteld, in navolging van hun grote voorbeelden Liliane Wouters en William Cliff. Ze voegen daar hun eigen criteria aan toe, onder meer geïnspireerd door Raymond Queneau. Anderen zoeken juist door diverse vormen van oraliteit meer toegang tot het publiek, bijvoorbeeld door middel van performance/lezingen – een praktijk waarin Jean-Pierre Verheggen als pionier fungeert. Zo vallen, ondanks hun zeer uiteenlopende stijlen, zowel Vincent Tholomé, Laurence Vielle als Pascal Leclerq binnen deze tendens te situeren, althans wat de gevestigde literatuur betreft. Tegelijk geeft de poetry slam met zijn onderbouwde rijmen en opmerkelijke scandering aan veel jongeren, vaak afkomstig uit populaire bevolkingsgroepen en uit de migratie, de kans uiting te geven aan, hun verzet en hun eisen te verwoorden.

GETUIGEN VAN DE WERELD

Brengt de professionalisering ook een grotere inmenging van auteurs in het publieke debat met zich mee? Het zou gewaagd zijn om dat te beweren. Werd de ‘Prix Triennal du roman’ van de Franse gemeenschap niet onlangs toegekend aan een boek, Regarde la vague van François Emmanuel, dat zowel door zijn decor (het Franse platteland aan zee) als door zijn thematiek (een zeer weinig Brechtiaanse bruiloft in de bourgeoisie) als het prototype kan beschouwd worden van weinig lichamelijke literatuur, een literatuur die geen andere inzet lijkt te hebben dan sociale distinctie en een ‘mooie schriftuur’?

Toch gebruiken ook veel hedendaagse auteurs België als kader voor hun verhalen, net als Pierre Mertens en Conrad Detrez dat vanaf de jaren 1970 deden, zelfs zonder daar expliciete politieke intenties aan te koppelen. Op die manier getuigen ze over de geschiedenis en de realiteit van het land. Een goed voorbeeld is Xavier Hanotte, gefascineerd door de oorlog van 1914-1918. Maar de politieke verbeelding houdt niet op aan de eigen landsgrenzen: in Argentina (Prix Rossel 2009) geeft Serge Delaive de vrije loop aan zijn fascinatie voor Zuid-Amerika.

Misschien is het wel het theater, meer nog dan de roman, dat vandaag dienst doet als klankbord voor politieke en sociale vragen. De weg werd bereid in de jaren 1970 door Jean Louvet, linkse Waalse militant. Zijn twee toneelstukken, Conversation en Wallonie (1978) en L’homme qui avait le soleil dans sa poche (1982, over de communistische afgevaardigde Julien Lahaut), markeren een keerpunt in de geschiedenis van onze dramatische productie. In zijn navolging heeft Jean-Marie Piemme een overvloedig oeuvre geproduceerd, dat verankerd zit in de Belgische maatschappij (bijvoorbeeld Café des patriotes, 1998). Hij onderstreept graag de machts- en klassenverhoudingen tussen zijn personages door middel van ironie, met een opmerkelijke tederheid ten aanzien van de vrouwelijke figuren.

Tussen de meest ambitieuze producties van de laatste jaren moet zeker ook het buitengewone spektakel Rwanda 94 vermeld worden, gerealiseerd door Groupov. Dit totaalspektakel ging op zoek naar de oorzaken van de genocide en stelde de vraag naar de verantwoordelijkheid van de oude en nieuwe kolonialisten tijdens dat dramatische gebeuren, i.e. die van onszelf. Tot slot – of eerder: bij uitbreiding – is ook het thema van ‘de andere’, immigrant of illegaal, prominent aanwezig bij diverse dramaturgen, zoals Stanislas Cotton, Olivier Coyette, François Clarinval. Zij vervolledigen en openen tegelijk de identiteit van de literatuur in Wallonië.

Van identiteit naar alteriteit: er valt uiteraard nog veel meer te zeggen over de onderwerpen die de Franstalige schrijvers in België aftasten. Wat hier voorafgaat, is dan ook niet anders dan een uitnodiging om zelf op ontdekkingstocht te trekken.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.