Een afwijkende gemeenschap

Dora García’s filmdocumentaire The Joycean Society, te zien op de jongste Biënnale van Venetië, toont een leesgroep in Zürich die al dertig jaar over één boek gebogen zit: Finnegans Wake (1939) van James Joyce. Bij de première in Brussel, op 13-14 december 2013, zei de Spaanse kunstenares echter dat ze geen film heeft gemaakt over het boek of zijn auteur, maar over ‘communal reading’. En inderdaad, The Joycean Society werpt vooral een ander licht op de gemeenschapsvormende functie van kunst.

58_Késenne_Screen Shot 2013-04-27 at 09.36.08.jpgZeventien jaar schreef Joyce aan Finnegans Wake – aan de Nederlandstalige vertaling uit 2002 werd zeven jaar gewerkt. De leesgroep in Zürich deed er elf jaar over om een eerste leescyclus af te ronden, leest het ‘book of books’ nu al voor de derde maal en is intussen dertig jaar bezig. Het zijn vooral de monnikengezichten van oude mannen die bijblijven, de warme sfeer tussen oude bekenden in het bibliotheekkamertje. De film van een klein uur is hoofdzakelijk opgebouwd als montage van een van de acht leesavonden die Dora García zelf bijwoonde in Zürich. De documentaire beelden tonen de discussie binnen de leesgroep, en natuurlijk de boeken zelf: platgelezen kopieën vol aantekeningen en losse bladeren, secundaire literatuur, uitgaven van de originele manuscripten en notities van Joyce. Beelden van het donderdagavondritueel worden afgewisseld met interviews met oprichter Fritz Senn en Joyce-kenner Geert Lernout, die García op het spoor zette van de leeskring in Zürich. We zien ook de besneeuwde grafsite van Joyce in Zürich met zijn standbeeld, dat peinzend lijkt mee te luisteren. De film werd tijdens de Biënnale van Venetië buiten circuit getoond als een video-installatie, waarbij zo’n kopie vol aantekeningen en bijschriften opengeslagen lag. Samen met de film, verscheen ook een publicatie waar letterlijk een hoek af is.

Something soft?

Het is niet de eerste keer dat García het boek als een sculptuur opvat, als een driedimensionale interpretatieruimte, ‘writing on writing about writing’. Ook in haar performatieve installatie Steal this book (2009) gebeurde dat, waar ze de bezoeker uitdaagde om een exemplaar uit een tentoongestelde stapel boeken te stelen. García’s projecten zijn dan ook altijd open performances die elementen van institutionele kritiek, ‘relational aesthetics’en conceptuele kunst bevatten. Ze gebruikt hybride formats uit theater, televisie, het internet en de literatuur, zoals de stand-up comedy of talkshow, om vragen te stellen over de plaats van het publiek binnen de kunst, vaak vanuit politiek geladen onderwerpen. De vele conceptuele lagen maken haar performances niet altijd even toegankelijk, waardoor ze eerder een ‘artist’s artist’ is dan dat ze bekend is bij het grote publiek. The Inadequate (2011) was bijvoorbeeld een performance en tentoonstelling die vier maanden duurde, waarbij het Spaanse paviljoen in Venetië een platform werd voor uiteenlopende performers en gastsprekers.

Ook The Joycean Society maakt deel uit van een lang onderzoeksproces dat over meerdere projecten loopt: een trilogie rond dissidentie, ‘deviant language and communities’, begonnen bij de antipsychiatrie van Franco Basaglia. Het moeizame en trage lezen dat uitgelokt wordt door de ontregelde syntaxis, meertalige woordbouw en ronduit hybride taalvormen van Finnegans Wake – alsof Joyce de taal wou uitputten, zoals Lernout in de film zegt – paste perfect in dat kader. ‘A book that destroys language is the perfect subject for me’, aldus García zelf.

Publieksparticipatie leidt in García’s werk tot twijfel, confrontatie en ongemak, niet de zachte omkadering die participatie zo vaak omringen

Onleesbaarheid was in Dora García’s oeuvre al prominent aanwezig. Toch zet zich in The Joycean Society ook een evolutie door die te maken heeft met García’s veranderende relatie tot het publiek en haar kijk op de gemeenschapsvormende functie van kunst. Het zorgvuldige onderzoek naar de positie van de kijker had vooral in haar vroege werk vaak een autoritaire, provocatieve en soms militante ondertoon. Publieksparticipatie leidt in García’s werk tot twijfel, confrontatie en ongemak, niet de zachte omkadering en begeleiding die participatie zo vaak omringen. ‘I still have not really understood what they mean by relational aesthetics. I understand it is something ‘soft’, like drinking coffee together or getting a foot massage’, zei ze ooit.

Bepalend voor haar is het verlangen annex onderzoek naar een kunstpraktijk die volgens andere criteria functioneert dan het succes of falen bij het publiek. Visuele aantrekkelijkheid lijkt dus niet echt García’s grote zorg. Integendeel, de bezoeker moet tijd en concentratie opbrengen om toegang te krijgen tot haar werk. Naast de kunstenaar moet ook de toeschouwer dus een engagement opnemen om de voorwaarden voor emancipatie te creëren. ‘What a fucking wonderful audience’, de titel van een van haar werken (naar een stand-upcomedy show van Lenny Bruce) vat deze spanning goed samen.

Na het erg ontoegankelijke The Inadequate, lijkt haar werk nu echter minder antagonistisch te worden. Bij The Klau Mich Show (2012) was de toon al milder, al was het maar omdat ze hier koos voor het gastvrije spektakel van de tv-show. Daarvan blijft me ook het beeld bij van de kunstenares die tijdens het slotlied lachend het publiek aanmaant om het podium op te stappen. The Joycean Society gaat op dat elan verder. Het onbegrijpelijke, de onleesbaarheid van Finnigans Wake wordt hier niet opgevoerd als een provocatie. Integendeel, García’s film en boek tonen dat dit aspect van kunst juist een motor kan zijn voor het sociale leven van de lezer.

Een boek over alles en iedereen

In The Joycean Society zet Dora García ‘le plaisir du texte’ centraal, en die ligt vooral in het voorlezen. De woorden van Finnegans Wake zijn pre-talige, kinderlijke, primitieve jingles met het ritme van een lied of ‘slang’. Als iemand in de leesgroep een alinea begint voor te lezen, wordt dat door opperhoofd Fritz Senn met plezier onthaald: ‘Je leest als een paus!’ De stem krijgt een cognitieve, interpreterende functie die we niet gewoon zijn. Bovendien voegt ze ook altijd iets toe aan de interpretatie. Via het voorlezen verdwijnt de geschreven tekst van de auteur naar de achtergrond ten voordele van het interpreteren door de lezer. García vergelijkt dit plezier van het luisteren met de ‘glossolalie’ van schizofrene spraak, of het spreken van vreemde talen in extase. En daarmee komen we op de scherpte van The Joycean Society, namelijk het ‘interpretatieve exces’ van de tekst, die een vorm van co-auteurschap impliceert.

60_Késenne_© Femke Strijbol380.jpg‘The easiest way to answer the question “what is Finnegans Wake about?”, is to say “everything”. And this is no metaphor, it really is about everything’, aldus García. Het boek heeft zo’n open structuur dat het een oneindig aantal interpretaties mogelijk maakt, eigenlijk zoveel als er lezers bestaan. De op zich al cyclische tekst krijgt daardoor een performatief en repetitief karakter, als een boek zonder einde, een open tentoonstelling of een religieuze tekst. Wanneer het gesprek over een woord in de leesgroep in een stilte uitloopt, zucht men na dertig jaar voorlezen, uitweiden, vertalen en bekritiseren toch nog altijd: ‘You can’t prove it’, alsof men verlangt naar uitsluitsel vanwege de dode schrijver Joyce. Maar de vol gekriebelde schriftjes tonen hoezeer het manuscript uitnodigt tot persoonlijke, associatieve exegese. De tekst roept in die zin meer vragen op dan antwoorden, en heeft volgens García meer te maken met verhalen vertellen dan met het kraken van een code.

De onleesbaarheid van Joyces tekst staat dus tegelijk voor een open, democratisch karakter. Zo is elke lezer een vertaler, een auteur. En die interpretatievrijheid is politiek, omdat iedereen ertoe in staat is. ‘The poet that creates a community of equals when he speaks, offers simply one translation of the experience-poem everyone shares’, zegt de Franse filosoof Rancière. Het boek van Joyce en de film van García zijn daarbij slechts een aanleiding voor de exegese, maar ze maken het mogelijk om te ontsnappen aan de logica van kunstwerken die je hetzelfde willen laten voelen en denken als de kunstenaar. ‘Finnegans Wake is geen ideologie, je moet gewoon zien hoe ver je ermee geraakt’, benadrukt Geert Lernout. García zelf zwakt een didactische verhouding met het publiek in The Joycean Society af, omdat ze beseft dat die in de weg zou staan van het democratische of emancipatorische karakter van haar werk.

Omdat hier niet enkel de kunstenaar intellectueel is, wordt de kritiek van elitarisme en exegetisme ongeldig

The Joycean Society toont dan ook de rek op het begrip van intellectuele arbeid. Lezen en interpreteren zijn hier ondanks de moeilijke status van de tekst niet uitsluitend. Integendeel, ze worden inclusief en breed opgevat, als activiteiten die je leven kunnen verbeteren. De oneindige interpretatieve horizon van Finnegans Wake suggereert bovendien dat deze handelingen in ieders bereik liggen. Of zoals Rancière pleegt te zeggen, met Gramsci: ‘Iedere mens denkt en spreekt en is dus intellectueel.’ In García’s woorden wordt dat: ‘Finnegans Wake is not a book that touches everyone, but a book for people who want to understand the world absolutely. So it’s an elitist book, but not for the rich or the beautiful, but for the brave.’ Daarmee ironiseert ze uiteindelijk ook de conventie om als kunstenaar samen te werken met laagopgeleide, kansarme groepen. Of omgekeerd, omdat hier niet enkel de kunstenaar intellectueel is, wordt de kritiek van elitarisme en exegetisme ongeldig. Niet toevallig komt de leeskring van intellectuelen in Zürich nogal vaak uit op verwijzingen naar prostituees, testikels, scheten of varkensblazen.

Samen leven, samen lezen

Manon de Boer vertelde bij de Belgische première van The Joycean Society dat de film haar het gevoel gaf ergens bij te horen, ‘a sense of belonging’. Een belangrijke vraag die García inderdaad opwerpt in de film, is of kunst gemeenschapsvormend kan zijn, bijvoorbeeld door mensen samen te brengen zoals in het geval van de Joyce-leesgroep. In The Joycean Society gaat het nadrukkelijk over het ‘samen leven’ van het ‘samen lezen’. Vooraleer men de boeken boven haalt, wordt er gegrapt, vertrouwelijk gebabbeld, over kunst en het weer gepraat. García besteedt veel film aan de gezichten van de deelnemers en aan details zoals boterhammen die uit de boekentas gehaald worden. Het ‘begrepen worden’ lijkt belangrijker dan het begrijpen van de tekst.

Als collectief kan een leeskring uiteraard de moeilijkheidsgraad van het boek beter aan. Maar het samen lezen bewijst ook dat een kunstwerk altijd een werk van co-creatie of co-auteurschap is, zonder dat er daarom letterlijk moet sprake zijn van publieksparticipatie. In The Joycean Society maken James Joyce, Dora García, de leesgroep en wij als tweede publiek allen deel uit van het creatieve, dynamische betekenisproces rond de tekst. García is zelf ook ‘lezer van Joyce’, waardoor ze op gelijke voet komt te staan met ‘haar publiek’, en een antagonistische pedagogie minder aan de orde is. Zelf zegt ze: ‘I’m far from a specialist in Finnegans Wake or James Joyce, I’m just amazed by it.’

58_Késenne_Screen Shot 2013-02-25 at 23.12.07 copy(1).jpgOp zich geeft The Joycean Society daarmee al een minder eenduidig perspectief op de gemeenschapsvormende waarde van kunst dan gewoonlijk, waarbij individu tegenover gemeenschap lijkt te staan. Maar Dora García stelt de vraag naar het gemeenschappelijke ook op een andere manier, door de leeskring te benaderen als een ‘deviant community’ die zich buiten de samenleving zet. De groep in Zürich maakt deel uit van een subcultuur van Joyce-leeskringen, fanclubs, online nieuwsgroepen en nieuwsbrieven over de hele wereld. Het zijn fanatici met andere woorden, met een eigen taal en gedrag, opgeborgen in de microkosmos van een kleine bibliotheekkamer vol boeken over Joyce en kaarten van Dublin. Volgens Lacan zijn dit soort verborgen groepen intrinsiek kritisch ten aanzien van de bestaande autoriteit, omdat ze in staat zijn complotten uit te lokken.

Door daarop in te zoomen raakt García ook aan de conventie van de lokale gemeenschap binnen het discours over ‘relational aesthetics’ vandaag. García vindt het interessanter om over een langere periode samen te werken met een lokale gemeenschap dan met het internationale Biënnalepubliek. Over de theatergroep van psychiatrische patiënten die participeerden in The Klau Mich Show, zei ze: ‘I want to work with these theatre groups because they go beyond the idea of success, of looking good, of getting praised. They are more about a strategy of survival.’ Belangrijk is daarbij dat García lokale gemeenschappen niet als socio-economisch kansarme groepen benadert, zoals wel vaak gebeurt bij publieksparticipatie, waarbij men een groep in feite ‘op zijn plaats houdt’. Bij The Joycean Society staat eerder het omgekeerde op het spel: de leesgroep biedt een vlucht uit de socio-economische realiteit. Oprichter Fritz Senn vertelt in de film dat de leeskring net verbonden wordt doordat de leden niet in staat zijn in het leven te slagen in de conventionele betekenis van het woord. ‘At least you can interact with a text.’ Finnegans Wake biedt hen een substituut voor een plezier dat ze elders niet vinden.

In The Joycean Society worden er dan ook veel grappen gemaakt over de ouderdom van de leden, het leven dat ze samen met Joyce achter de rug hebben. Men deelt daarmee ook de frustratie: ‘What a terrible book this is!’, roept iemand. Kunst en leven blijken in The Joycean Society dus hartstochtelijk vervlochten, maar anders dan gewoonlijk gaat dat niet gepaard met een drang naar realisme. García vertelt zelf dat de lezers haar doen denken aan de personages uit Finnegans Wake: fictieve, cartoonachtige karakters, dus. Het escapisme van deze ‘deviant community’ strookt misschien wel met wat Rancière het ‘esthetisch regime van de kunst’ noemt, namelijk a new idea of a community where people are equal as sensible creatures and not as citizens.’

Delegated performance

Kan je het politieke wel uitbreiden tot dit soort intieme discussies binnen gesloten gemeenschappen?

Uiteraard roept The Joycean Society, film en boek, vanuit de reflectie over co-auteurschap ook vragen op. Wat is ultiem Dora García’s eigen verdienste, bijvoorbeeld? Zat in Joyces taalspelletjes niet al de belofte van deze collectieve, open leeservaring? Ja, maar García heeft ze verder uitgewerkt, getoetst aan een hedendaags kader. Als een soort wetenschapper diept ze daarmee ruwe kennisvelden op uit de marges van de geschiedenis en de samenleving. Maar verbreedt de leeskring uit The Joycean Society, als ‘deviant community’, onze definitie van het politieke niet te veel? Kan je het politieke wel uitbreiden tot dit soort intieme discussies binnen gesloten gemeenschappen, zoals de hedendaagse kunstwereld er ook één is, één waar García’s werk vooral getoond wordt? En hechten we in die actuele kunstwereld de laatste tijd net niet te veel waarde aan een bepaalde pedagogische relatie met het publiek?

Claire Bishop noemde het werk van Dora García onlangs in Artifical Hells (2012) een voorbeeld van ‘delegated performance’, waarbij kunstenaars andere (groepen) performers uitnodigen om situaties op te zetten. Anders dan vroeger voelen deze kunstenaars daarbij geen schroom om te werken binnen de institutionele kunstwereld. Autonomie en co-auteurschap gaan daarbij gewoon samen. Het zijn waarschijnlijk net deze paradoxale kwesties in The Joycean Society (en in García’s andere werk) die een breuk in het denken kunnen teweegbrengen, niet het minst ook over de gemeenschapsvormende waarde van onbegrijpelijke kunst.

 

Sarah Késenne is onderzoeker aan LUCA Gent.

'The Joycean Society' is in de Lage Landen voorlopig enkel nog te zien op 26 en 27 januari op het Film Festival Rotterdam. Voor informatie over speeldata: www.augusteorts.be.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Heel goed geschreven!

Heel goed geschreven!

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.