Door tuin en bos – Mons in transformatie

Zoals elke culturele hoofdstad oogst ook Mons 2015 kritiek uit de eigen achtertuin. Daar hebben de vooruitziende organisatoren vele participatieve projecten met de lokale bevolking tegenin gezaaid. Want inderdaad, een culturele hoofdstad programmeren is een vorm van tuinieren: de bestaande stad omploegen en opfleuren zonder ze agressief te verstikken. Dat maakt van Mons 2015 een heikele oefening tussen overbemesten en samen schoffelen, bijvoorbeeld met vijf rustieke ‘lieux d’atmosphère’.

Een stad gebombardeerd tot ‘culturele hoofdstad van Europa’ is een stad in een gloednieuwe blinkende jas. Vooral wanneer de stad zich voordien eerder in de schaduw van de grote Europese metropolen bevond, heeft ze nu een jaar tijd om te schitteren op nationaal én internationaal niveau. In aanloop worden er heel wat cultuurtempels musea, theaterhuizen, concerthallen aangebouwd. De straten worden opgesmukt met kunstwerken en installaties. Het onderste wordt uit de kan gehaald om de titel waardig te kunnen dragen. De stad wordt opengesteld: inwoner en toerist worden op dezelfde hoogte geplaatst, bezoekers walsen de straten plat en vullen de stad op een andere manier. En dat gebeurt niet zonder wrijvingen. In zowat elke culturele hoofdstad groeit er onder de inwoners verdeeldheid over de zin van het project, de hoogte van de budgetten, de legitimiteit van zoveel extra energie voor cultuur.

67_decaesstecker_Mons uit de lucht.jpgIn Bergen is dat niet anders. Het stadscentrum is één groot cultureel en artistiek festijn. Overal prijkt het logo ‘Mons 2015’. Niet voor niets luidt het tweede thema van de stad – naast ‘cultuur en technologie’ – ‘de stad in transformatie’: Bergen is een van die kleine steden die dankzij de titel op de kaart wordt gezet, maar waar de titel ook dient om de stad een nieuwe vorm te geven. Om de stad meer internationale uitstraling en identiteit te geven, aanlokkelijk voor toeristen. Om de culturele leemtes in de stad te vullen. Mons 2015 creëert met andere woorden een stad met een verhaal, een geschiedenis en een profilering naar de toekomst toe. Dat gebeurt vanuit het verhaal dat de stad al had, door de eigen geschiedenis een extra likje gouden verf te geven en zo een gevoel van trots te kweken. Neem bijvoorbeeld het jaarlijkse Sint-Joris feest, erkend door Unesco als immaterieel werelderfgoed, waarvoor nu een museum werd geopend. Het potentieel van de stad en de belangrijkste (economische) spelers worden ingezet als trekkers voor de toekomst. Dankzij de aanwezigheid van belangrijke digitale bedrijven als Google en Microsoft in haar Digital Innovation Valley bouwt Mons aan een innovatief karakter dat voorspoed kan brengen voor de economische stadsontwikkeling. Het huidige stadsbeeld wordt ook gedecoreerd met heel wat ambitieuze architecturale projecten. Van het congresgebouw, over musea en een concerthal tot een nog af te werken station.

Mons en Mons 2015: twee agriculturen

Zo’n gigantische ommeslag vraagt echter meer dan alleen een fysieke aanpak van de stad. Mons 2015 streeft ook naar een harmonie met de stadsinwoners, die zich in het beste geval uit in een samenwerking. De stad bestond namelijk al voor dat ze een culturele hoofdstad was. Ze had een eigen verhaal, een eigen verleden en een eigen manier om naar de toekomst te kijken. Eigenlijk zijn er twee steden, twee verhalen: de eeuwige alledaagse versie van Mons, en de feestelijke versie van Mons 2015. In beide verhalen is de protagonist ‘de stad’, maar de ene stad is de andere niet. Vallen ze te verzoenen?

67_decaesstecker_grote markt.jpgDe eerste stad, de culturele hoofdstad, wordt gemaakt door het stadsbestuur en externe cultuurkenners en culturele hoofdstad-experten. Zij zijn de tuinarchitecten die een stukje wilde natuur omvormen tot een opgekuiste en oogverblindende tuin. Zo’n Engelse romantische tuin, waar aangeplante wildernis heerst. Een tuin met een poort die wagenwijd openstaat, met een grindpad dat je meeneemt van het ene fonteintje, door een pergolaatje, naar het andere bankje met uitzicht op een uitgestrekte vallei. Een groene oase waar de grasveldjes uitnodigen om op te picknicken en waar het op regenachtige dagen heerlijk ruikt.

De tweede stad, het Bergen dat eerder al bestond en na het hoofdstedelijk project verder blijft bestaan, lijkt op die aangelegde wildernis, maar dan zonder het ‘aangelegde’. Het is een plek die meer organisch is gegroeid, met een stevige zomereik van een kathedraal en op het hoogste topje van de berg het barokke belfort als een ranke wilg, zachtjes meewiegend met de wind. Het klaterende water zijn niet de pittoreske fonteintjes, maar eerder de smalle straatjes en trapjes die als riviertjes door de îlots lopen en je meenemen op zigzaggende parcours door de stad. De bomen zijn niet net aangeplant, maar tellen al heel wat ringen, de ene al wat meer dan de andere. De bloemen die bloeien zijn van het wildere genre, hebben ettelijke winters doorstaan en zijn ieder jaar toch weer daar. In deze stad ontdek je de pracht van het uitzicht zelf, al wandelend. Een plek om uit te rusten vind je waar het gras niet te hoog is of op een rotspartij. Wat je er aantreft, wordt eerder bepaald door de passage van dieren en wandelaars en verandert van tijd tot tijd door een omgevallen boom. De stad die het alledaagse Bergen bepaalt, is geen projectteam, maar het resultaat van eeuwen, van wisselende samenlevingen en groepen mensen, van bouwstijlen en grondstoffen, van besturen en economieën.

Samen tuinieren?

Van ruwe natuur naar aangelegde tuin: dat het een grote transformatie is, daar kan niemand onderuit. Ook al wordt de tuin uitgetekend bovenop de oorspronkelijke structuur en blijft op sommige plekken de natuur onaangeroerd. De tuinarchitect heeft plannen met de tuin en hoopt dat het resultaat zo veel mogelijk in lijn ligt met de ontwerpen. Tegelijk heeft hij geen volledige controle over de ontwikkeling van het project en moet hij op zijn tanden bijten wanneer het in mei plots weer vriest, wanneer een té hevige regenbui de zaden wegspoelt of een hittegolf alles doet verdorren. Geen enkele stad laat zich ooit helemaal plannen.  

67_decaesstecker_Arne Quinze.jpgZoals de architect afhankelijk is van de weersomstandigheden, zo hoopt een Europese culturele hoofdstad ook op de medewerking en het vertrouwen van haar inwoners. En deze zijn meestal moeilijker te vinden, om al dan niet terechte redenen. Mons 2015 is net als al zijn voorgangers een prestigeproject, waarbij een stad zoveel mogelijk in de kijker wil staan, toeristen over de vloer wil krijgen, geld wil verdienen en een prestigieus imago wil verwerven. Maar toen het grootse kunstwerk van Arne Quinze voor Mons nog voor de opening instortte, werd dat in de internationale pers meteen gebruikt als hét signaal dat het concept van de Europese culturele hoofdstad volledig achterhaald is. Journalisten richten zich nu eenmaal graag op de onnodig dure rekeningen van gebouwen en projecten die hun deadline niet halen – zoals Oliver Wainwright deed in zijn artikel ‘Mons: it’s a European capital of culture – but locals just want to go to the Ikea’ in The Guardian in januari 2015. Ook vele inwoners van Mons zelf staan veeleer weigerachtig tegenover de hele poeha en voelen zich voorbijgestoken in de beslissingen. Anderen blijven er juist onverschillig onder. Dat is het lot van elke culturele hoofdstad. Terechte vragen worden gesteld rond de relevantie en impact op de Bergenaars, rond de duurzaamheid van het project, rond vriendjespolitiek, rond de elitaire cultuurwereld en rond te kleine budgeten voor andere sectoren.

De kritiek op Mons 2015 moet wel wat genuanceerd worden. Er valt namelijk meer over te zeggen dan dat het een louter megalomaan geld-opslokkend prestigeproject is. Als we de organisatie mogen geloven, dan is er bijvoorbeeld veel moeite gestoken in de inwoners te woord te staan over het project, uit te leggen waarom het de moeite is te investeren in cultuur en hoe de burgers mee kunnen bijdragen aan het culturele jaar. Bergen is dit jaar namelijk meer dan enkel nieuwe gebouwen en dure kunst. Omdat de organisatoren weten dat hun hoofdstad het beste werkt wanneer de burger zelf ook mee doet, werd gezocht naar verschillende manieren om er een participatief jaar van te maken. Digitale technologie als rode draad helpt daarbij. Dankzij de digitale giganten die jaren geleden werden uitgenodigd om zich in de innovatievallei te nestelen, kan er lustig gebruik worden gemaakt van de huidige sharing-cultuur. Het levert sterke projecten op, zoals Mons Street Review van X/tnt en het digitale media-kenniscentrum Techocité, waardoor Mons 2015 zeer origineel gearchiveerd wordt. En dan was Mons Street Review maar een van de 22 projecten die geselecteerd werden uit de honderden voorstellen die de voorbije jaren werden ingediend.

Organisatoren weten dat hun hoofdstad het beste werkt wanneer de burger zelf ook mee doet.

Ook projecten als Grand 8 en Grand Ouest, waarbij de omliggende gemeenten ter plekke hun eigen feest kunnen creëren, passen mooi in die participatieve lijn. De Grand 8 verdeelt het hele gebied van de fusiegemeente Bergen (bestaande uit wel 19 deelgemeenten) in acht delen. Het hele jaar lang krijgt elk gebied een week om feest te vieren, kunst te tonen, spektakel te organiseren en aan te schuiven aan een uitgebreid banket. Daarbij wordt vooral gemikt op les arts modestes, als tegenpool voor wat zich afspeelt in het Kunstenveld met de grote K.

Open plekken in het wild

Ook in het stadscentrum is er met diverse projecten gezocht naar participatie. Zo zijn er, uitgespreid over Mons, vijf lieux d’atmosphère of sfeerplekken ingericht. Zij vullen het aspect ‘samen’ anders in dan ‘samen maken’. Ze draaien meer om ‘samen zijn’. Elke plek heeft zijn eigen thema, maar de rode draad is ontspanning. Elke plek brengt mensen samen, meestal rond een tafel, met een glas of een hap. De lieux d’atmosphère vormen een alternatief voor de grote cultuurtempels. Ze worden door de pers dan ook volledig over het hoofd gezien, hoewel ze met hun gratis toegang en dagelijkse openingsuren dichter bij de bevolking staan dan een voorstelling van een of andere bekende choreograaf in het half-transparante theatergebouw. Ademen deze rustieke stekjes de ware geest van Mons 2015?

67_decaesstecker_Literaire Hof.jpgHet literaire Hof is uitgezaaid in de gezellige tuin van het enige art nouveau-gebouw van Bergen. De hele zomer lang vinden er allerlei soorten evenementen plaats rond literatuur: lezingen, gesprekken met auteurs, concerten, workshops, … Je kan er bij een glas een van de vele literatuurmagazines doorbladeren of gewoon languit in het gras gaan liggen. Ter plekke biedt een groepsproject van tien (inter-)nationale boekenwinkels ook een selectie van 100 boeken te koop aan. En dat is maar één sfeerplek. Wie het niet zo heeft voor boeken, kan gezellig zijn maag gaan vullen in Le M, de nieuwe eetplek van Théâtre Le Manège of in Bistro Folie, het restaurant van La Maison Folie. Daarna kan er een koffie gedronken worden in het digitaal café Café Europa, waar je kan verdwijnen tussen de wonderlijke mogelijkheden van informatica en kennis kan maken met laserprinten en lasercutting.

De laatste sfeerplek richt zich op jongeren. Op het dak van een oude militaire bakkerij kom je terecht in Le Jardin Suspendu, de basis van het jongerenproject Mons Invisible, dat refereert naar De Onzichtbare Steden van Italo Calvino. De onzichtbare stad is een stad die in alle vrijheid kan worden ingebeeld, het is de ideale stad. Vanuit deze thematiek krijgen jongeren de kans om over hun eigen idealen en dromen na te denken. Ze komen in contact met al wat gericht is op het zelf-doen: brood leren bakken, een insectenhotel, een moestuin, muziek en kunst maken en presenteren, een dutje doen in een van de cabines, enzovoort. In dit alles is de rode draad het jaar 2016: wie heeft zin om een van de evenementen of projecten door te zetten naar volgend jaar? Welke projecten spreken extra aan en motiveren het publiek sterk genoeg om zelf de touwtjes in handen te nemen?

Vooral deze laatste lieu d’atmosphère sluit mooi aan bij de tegenstelling tussen de culturele hoofdstad en de eigenlijke stad. Eén van de problemen van die tegenstelling is dat vele evenementen en projecten georganiseerd worden door externe projectontwikkelaars, wat voor een grote kloof met de plaatselijke bevolking zorgt. Veranderingen in een habitat wekken vaak vanzelf al wrevel op, maar wanneer die verandering van buitenaf wordt opgelegd, is het nog moeilijker om ze te aanvaarden. Le Jardin Suspendu speelt hier interessant op in. Het publiek krijgt heel wat activiteiten aangeboden, waardoor het lustig zijn bord kan uitsteken en smullen van wat er allemaal wordt geserveerd. Toch blijft het publiek niet in de waan dat alles altijd maar zal blijven aangeboden worden. De nadruk op het doorgeven van de organisatie van de activiteiten aan het publiek, leert het publiek dat een plek leuk is als je het zelf leuk maakt. Het is een activering die de inwoners des te meer betrekken bij het feestjaar.

67_decaesstecker_Le jardin suspendu.jpg

De tuin van morgen

Dit jongerenproject zoekt een plek tussen de aangelegde tuin en de organisch gegroeide natuur. Het stopt ook bewust moeite in het betrekken van een ander deel van de bevolking dan zij die genoeg geld hebben om te gaan eten in de toch niet zo goedkope Bistro Folie of al bekend genoeg zijn met literatuur om in een tuin over boeken te gaan zitten. Le Jardin Suspendu nestelde zich bovendien op een oude site, die er al jarenlang verloederd bij lag, en koestert een gelijkaardig participatief opzet als Grand 8. Ook hier krijgen de organisatoren niet toevallig nu al de vraag of er volgend jaar niet nog eens zo’n week georganiseerd kan worden, waarop zij proberen duidelijk te maken dat het nu aan de mensen zelf is om zulke projecten verder te zetten.

En dat is natuurlijk de grote vraag: wat als er in die mooi ontworpen en aangelegde tuin niets meer gebeurt? Dan plooit die zich terug naar zijn oorspronkelijke toestand, met hier en daar nog sporen van zijn transformaties. Het bankje wordt dan vergeten omdat de struiken te hoog zijn geworden om het uitzicht te zien. Het fonteintje droogt uit en slaat groen uit. Zou het ideaal dan zijn een evenwicht tussen beiden te zoeken? Een natuur die onderhouden en begaanbaar is, waar banken en kijkhutten zijn neergeplant, maar waar een grote decadente fontein niet op zijn plaats staat? En bovenal, een natuur die door iedereen mee te onderhouden valt en daardoor nog waardevoller wordt? De ware uitdaging van Mons 2015 begint na 2015.

 

Eva Decaesstecker studeerde kunstwetenschappen en schreef dit artikel tijdens een residentie van rekto:verso in Mons, 6-9 juli 2015 (met steun van Théâtre Le Manège Mons en Wallonië-Brussel Toerisme - info@belgie-toerisme.be)

Lees hier de rest van ons relaas over Mons 2015, Culturele Hoofdstad van Europa!

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.