De Roller Coaster van Slumberland

De leukste avonturen zijn korte avonturen. Zoals die van stripheld Nemo, die samen met zijn geestelijke vader Windsor McCay op 15 oktober 1905 zijn intrede maakte op de weekendpagina's van de New York Herald. McCay was een kind van zijn tijd en hij incorporeerde in zijn strips het modernisme van het begin van de twintigste eeuw. Vele vormelijke experimenten met kadrering, leeslijn en perspectief, die we anno 2006 in de zogenaamde 'kwaliteitsstrip' kunnen lezen en bekijken, vinden we ruim honderd jaar eerder al terug in het werk van McCay. In Little Nemo onderzocht hij op de weekendpagina's van een krant - dus niet voor een nichemarkt - de mogelijkheden van zijn medium. Dat een aantal hedendaagse stripauteurs in het kijk- en leesboek Little Nemo. Un siècle de rêves een hommage aan de kleine jongen en zijn dromenland brengen, is dan ook niet meer dan gepast.

SLUMBERLAND

Nemo's avonturen zijn kort omdat ze telkens slechts een twaalftal hokjes duren. In het eerste hokje van zijn eerste avontuur wordt hij een droom ingelokt; zijn dromenparadijs heet Slumberland. 'His majesty requested the presence of Little Nemo', zo kondigt een vreemdsoortige nar aan, 'Slumberland is the most wonderful place in the sky. You mustn't miss a single thing. See it all.' Nemo, in zijn eeuwig witte slaapkleed, krijgt het nachtpaard Somnus ter beschikking. Een helse rit voert de kleine jongen tegen een steeds anders gekleurde hemel langs allerhande vreemdsoortige creaturen. De rit wordt alsmaar heviger, Somnus struikelt over een ster en Nemo wordt de lucht in gekatapulteerd. Vier plaatjes verder ontwaakt hij; in de rechterbenedenhoek van de pagina ligt hij naast zijn bed, wakker en natrillend van zijn duizelingwekkende droom. Het zou het vaste einde worden van talrijke avonturen die steeds hetzelfde parcours afleggen: van het bed naar dromenland en terug, en dat alles in één pagina tijd.

Met Little Nemo. Un siècle de rêves wordt de honderdste verjaardag van Nemo's intrede in het publieke leven op waardige wijze gevierd. Benoît Peeters, scenarist van onder meer Duistere steden, verzamelde in dit prachtig uitgegeven boek niet alleen een bijzonder kleurrijk palet aan Franstalige essays van onder meer Jean-Marie Apostolidès, Thierry Groensteen en Henri Van Lier, maar vroeg aan verscheidene tekenaars zoals Mattotti, Moebius, Schuiten en Art Spiegelman een eigengereide hommage aan het universum van Little Nemo te brengen. Die tekeningen werden in het boek afgedrukt naast een aantal strips van Nemo; origineel en hommage krijgen op die manier de kans elkaar te bevragen, te besmetten. Soms gaat het om een geïsoleerde prent, een fragment of om een volledige aflevering, maar telkens bevestigen ze de superieure kwaliteit van McCay's werk.

TUSSENZONE

De dromenwereld van Little Nemo bestaat tegelijk in en naast de wereld. 'In', omdat McCay een kind van zijn tijd is. In zijn strips is niet alleen de invloed van de art nouveau duidelijk voelbaar, hij maakt daarenboven consequent gebruik van typische modernistische principes als montage en fragmentatie. 'Naast', omdat de wereld van Nemo een tussenzone is, tussen realiteit en illusie, tussen alertheid en slaap. Dat tussenstatuut vormt een belangrijk gegeven: Slumberland is dan wel een droomwereld, maar de verbanden met het dagelijkse leven zijn er steeds. Slumberland is in die zin een omweg die door McCay handig gebruikt wordt om — weliswaar milde — commentaar te leveren op fenomenen zoals het exponentieel groeiende kapitalisme aan het begin van de twintigste eeuw.

Tegelijk is elke strip een rouwklacht om het verlies van het kind-zijn, een lot dat elk individu vroeg of laat te wachten staat. Heel wat afleveringen alluderen dan ook letterlijk op het ouder worden en de melancholie die daarmee gepaard gaat. Zo wordt Nemo op een dag uit zijn bed gelicht door Father Time, die zal hem uitleggen hoe de jaren gemaakt worden. De oude man blijkt over een kwiek paar vleugels te beschikken en hij vliegt Nemo naar een plek met een immense kast vol deurtjes. In elk kast liggen de cijfers van de toekomstige jaartallen. Wie de cijfers aanraakt, krijgt het lichaam dat je in dat jaartal zal hebben. Nemo, niet alleen een braaf maar ook een nieuwsgierig baasje dat helemaal niks van wiskunde afweet, grijpt naar het kastje met de getallen 1999. Nemo wordt een oud en kreupel mannetje dat nog amper om hulp kan roepen — om even later met angstzweet achter de oren wakker te worden in de armen van zijn moeder.

Freudiaanse interpretaties van McCays werk zijn legio. Little Nemo zou het symbool van het ideale kind zijn, de incarnatie van wat elk ouderpaar zich slechts kan dromen, terwijl Flip, zijn vaste kompaan en reismakker in dromenland, dan weer gestalte zou geven aan het echte kind dat grenzen aftast, rebelleert en de ouderlijke autoriteit uitdaagt. In zijn bijdrage merkt Jean-Marie Apostolidès op dat Flip, met het groene hoofd en de eeuwige sigaar, een steeds nadrukkelijkere rol gaat spelen in het opgroeien van Nemo. Zachtjes aan sluipt de wereld binnen in zijn universum en dat van McCay.

VERRASSENDE BEWEEGLIJKHEID

Little Nemo. Un siècle de rêves toont echter ook hoe het universum van Nemo de verbeeldingswereld van vele anderen binnendrong en hoe McCay op ingrijpende wijze het stripmedium contamineerde. Precies in het blootleggen van dit netwerk ligt de grote verdienste van het boek. Little Nemo oefende immers een verregaande invloed uit op diverse stripauteurs. Dat Benoît Peeters, samen met tekenaar Schuiten maker van de Duistere steden, het initiatief nam om dit boek te maken, is dan ook geenszins verwonderlijk. Vele van hun vormelijke experimenten met perspectief en leeslijn zijn op een intelligente manier schatplichtig aan Little Nemo. Narratieve technieken die heden ten dage in bijdragen over auteursstrips vaak ten onrechte als experimenteel omschreven worden, vinden we een eeuw eerder in het werk van McCay terug.

Wie door het boek bladert, zal versteld staan van de verrassende beweeglijkheid van zijn tekeningen; dat McCay gefascineerd was door animatiefilms is niet verwonderlijk. Een bladzijde Little Nemo in Slumberland is te vergelijken met een bezoek aan een pretpark: als lezer val je samen met Nemo pardoes van de ene in de andere verrassing om uiteindelijk weer netjes bij je vertrekpunt aan te komen. Narratieve structuren of plotlijnen zijn hier van geen tel; net zoals in de filmpjes van pionier Méliès, die eigenlijk niet meer dan gefilmde goocheltrucs waren en waarin elke verhaallijn van secundair belang is, krijg je een aaneenschakeling van magische momenten, volgen de momenten van verbazing elkaar in snel tempo op. Onder meer via zijn bladindeling creëert McCay een soort roetsjbaan-effect: hij speelt niet alleen met de grootte van de hokjes om beweging te suggereren, maar manipuleert ook nadrukkelijk de proporties tussen mens en decor, en tussen mensen onderling. Hij stuurt je blik over de verschillende hokjes heen en probeert haast een soortgelijke, fysieke actie te bereiken als op een roller coaster: eenmaal ingestapt is er geen weg meer terug. Elke bladzijde Little Nemo — en dat wordt ook mooi geïllustreerd door de selectie in het boek van Peeters en co — is een bewuste poging om de stripgrammatica te herijken. McCay stond op die manier mee aan de basis van een autonoom taalgebruik in strips en cartoons en zorgde ervoor dat de strip daadwerkelijk volwassen werd. Dat deed hij nota bene met de avonturen van een klein jongetje, die op de koop toe steeds volgens hetzelfde stramien verliepen. Zijn strips getuigen van een nadrukkelijke, barokke sensibiliteit. Barok, zo toont McCay, was immers nooit een zeventiende-eeuws voorrecht. Ook hij wil de verstrooide aandacht van een kijker/lezer trekken en doet dat met spectaculaire effecten. Baroktragedie's waren in essentie een opeenvolging van gewelddadige, spectaculaire momenten. Ze werden vaak opgevoerd op een marktplein, in het midden van het stedelijke geharrewar; de effecten dienden de aandacht van de toeschouwer op de scène te vestigen. Ook McCay probeerde de blik van zijn lezer, die op een lome zaterdagochtend achteloos door zijn krant zat te bladeren, te lokken met een groot formaat (40 op 56 cm), haarfijne kleuren en een nadrukkelijke suggestie van beweeglijkheid. Elke zaterdagochtend werden zijn lezers getrakteerd op een paginagrote strip. Elke zaterdagochtend een volle pagina experimentele beweeglijkheid waarin de recente verworvenheden van het modernisme concreet vorm kregen. Dat waren nog eens tijden.

bibliografie

Benoît Peeters et al, Little Nemo 1905-2005. Un siècle de rêves, Paris-Bruxelles: Les Impressions Nouvelles, 2005. ISBN 2-87449-000-8

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.